IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

ONTMOETINGEN 4

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ONTMOETINGEN 4

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op een zondag. Vroeg in de morgen. De telefoon rinkelt. "Met Marie" (een gefingeerde naam). "Jan (eveneens een door mij, HJH, gefingeerde naam) is zo somber. Hij ziet het niet meer zitten. Hij wil bewust voor altijd de duisternis ingaan. Kunt u hem niet bellen?".

Wat moest ik doen? Marie is zijn vriendin. Maar zou Jan er wel mee akkoord gaan dat zij mij belde?

Ik had intussen de artikelen "Ontmoetingen 1 en 2" geschreven. Zou ik hem die sturen? Maar dat is zo onpersoonlijk. Ik wist niet wat te doen.

In zulk een geval is het beter om maar niets te doen en de verdere aanwijzingen van de Heere af te wachten. We lopen zo gemakkelijk de Heere voor de voeten met al onze bedrijvigheid. Intussen bad ik dat de God van het Verbond Zijn kind, daar ergens ver weg in het zuiden van Nederland, zou beschermen.

Donderdagavond. "Met Jan". Een schok van vreugde ging door me heen. "Ik hoorde dat Marie u gebeld had. Inderdaad, dikke duisternissen dreigen mij te verstikken. Daarom dacht ik erover om mij daarvan voor altijd te bevrijden. Ik kan niet geloven dat er voor mij nog genade is. Er is een Verbondsbelofte, maar ook een Verbondsbedreiging. We moeten zowel naar het een als naar het ander kijken. De vorige keer dat ik u bezocht, heb ik u verteld dat ik meen de zonde tegen de Heilige Geest te hebben bedreven en dat er voor mij dus geen vergeving meer is. Ik heb toen Hebr. 6:4-6 aangehaald, maar u hebt dat toen weggewuifd. Dat is niet juist. We moeten onvoorwaardelijk buigen voor Gods Woord."

H.: Je hebt daar volkomen gelijk in: Gods Woord boven alles. We hebben beiden vroeger in een kerk gezeten, waar het Woord Gods van boven af, door de pausen, gemanipuleerd werd in hún voordeel. Ze lieten de Schrift zeggen wat ze zelf graag wilden horen en verplichtten daarna ons, onder bedreiging van doodzonde en hel, om hún verklaring van Gods Woord te aanvaarden.

Nee, daar moeten we beslist niet meer aan meedoen. Niet ónze interpretatie van de Bijbel is bepalend, maar wat de Bijbel zelf zegt.

Maar… dat maakt het vaak zo moeilijk. Wij benaderen de Bijbel met gedachten, die wij vanuit ónze opvoeding hebben meegekregen. Of we lezen de Bijbel vanuit ónze karakteraanleg of vanuit de stemming waarin we op dat moment verkeren. Een zwaarmoedige heeft de neiging om zich te werpen op donkere teksten, waarin de dreiging van Gods toorn hem tegengrijnst. De blijmoedige van aard licht er bij voorkeur teksten uit, die hem bevestigen in zijn vreugde.

Jij bent een beetje droefgeestig van aard. Je neemt de zaken diep-ernstig. Op zichzelf is dat heel waardevol. Ik houd niet van mensen, die luchtig en vluchtig over alles heenhuppelen. Ik word daar gemakkelijk door geïrriteerd. Zo is het leven nu eenmaal niet.

Ik wil je ook meteen zeggen dat het allerminst mijn bedoeling is om je een bepaalde interpretatie van een tekst aan te praten. In de eerste plaats, omdat dit niet mag. Dat zou getuigen van gebrek aan eerbied voor Gods Woord.

Maar in de tweede plaats ook, omdat jij daarvoor veel te intelligent bent. Je zou dat meteen dóór hebben.

Maar nu Hebreeën 6:4-6. Ik geef meteen toe dat ik dat Bijbelgedeelte altijd heel moeilijk heb gevonden. Met zulke moeilijke teksten doe ik wat Maria, de moeder van de Heere, deed: "Doch Maria bewaarde deze woorden alle te zamen, overleggende (die) in haar hart"(Lukas 2:19). Daarbij wil ik de nadruk leggen op "alle te zamen". We moeten zulke teksten steeds beschouwen in het licht van de gehele Schrift.

En dan denk ik aan een tekst als: "Ik geef hun (Mijn schapen) het eeuwige leven; en zij zullen niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze uit Mijn hand rukken" (Joh. 10:28).

Jan: Inderdaad, de duivel kan niemand uit de hand van Christus rukken, maar ik heb het zelf door mijn zonden gedaan.

H.: Je zou die woorden zo kunnen interpreteren. Maar daar staat toch duidelijk dat niemand van de schapen van Christus verloren zal gaan, in eeuwigheid niet. En hoe wordt iemand een schaap van Christus? Je kent het antwoord: door het geloof in Hem alleen.

En jij weet toch dat je je heel bewust aan Christus hebt overgegeven. Dat is zelfs in jouw geval met duidelijke tekenen gepaard gegaan. (Niet dat je op die tekenen steunen moet. De vaste grond waarop wij staan, is Gods belofte. Maar de herinnering aan zulke tekenen kan ons soms wel vertroosten).

Jan: Het vreemde is dat ik, nu ik weet dat ik verloren ga, tóch God niet de schuld kan geven. Diep in mijn hart weet en belijd ik dat God tóch liefde is, ook al moet Hij mij voor altijd van Zich wegwerpen.

H.: Ik ben heel erg blij met watje daar zegt. Zie je nu zelf niet in, dat een slaaf van de duivel - want dat ben je, als je geen kind van God bent - zo iets nooit kan en wil zeggen. De duivel haat God met al de vezels van zijn woeste en verdorven wezen. Hij probeert op alle mogelijke en onmogelijke manieren de eer van God te roven. Zijn heilige Naam te besmeuren. Zulk een belijdenis die je zojuist uitsprak, gaat radikaal in tegen de duivel, die door Christus de vader van de leugen is genoemd (Joh. 8:44).

Jan: Maar het staat er toch maar: "Want het is onmogelijk degenen… die de Heilige Geest deelachtig zijn geworden… en afvallig worden, weer te vernieuwen tot bekering". Toen de Evangelische Omroep, volgens mij, zoveel onwaarheid over de Sandinistische regering van Nicaragua uitspuwde, was ik boos, niet alleen op die christenen die beweren dat ze de Heilige Geest bezitten, maar ook op de Heilige Geest Zelf. Ik hoonde Hem: "Zijn dat nu Uw vruchten?". Ik heb dus de zonde tegen de Heilige Geest bedreven.

H .: Maar laten we dan eens nagaan wat voor soort mensen het zijn van wie Jezus zei dat ze de zonden tegen de Heilige Geest hadden bedreven. Dat waren de Farizeeën. Ze stonden voor het keiharde feit dat de Heere hij een bezetene de duivel had uitgedreven en hem genezen had van zijn blindheid en stomheid. De menigte vraagt zich dan ontzet af: "Is Deze niet de Zoon van David" - ze bedoelden daarmee: de Messias.

Dan knarsetanden de Farizeeën van woede en zeggen smalend dat Christus een bondgenoot van de Satan is. iemand die met de machten der duisternis gemene zaken doet.

In dat verband zegt Jezus dan: "Alle zonde en lastering zal de mensen vergeven worden: maar de lastering tegen de Geest zal de mensen niet vergeven worden. En zo wie (enig) woord gesproken zal hebben tegen de Zoon des mensen, het zal hem vergeven worden; maar zo wie tegen de Heilige Geest zal gesproken hebben, het zal hem niet vergeven worden, noch in deze eeuw, noch in de toekomende" (Mat. 12:31-32).

Het gaat hier dus niet over één zondige daad, maar over de gehele levenshouding van die Farizeeën. Dat is het eerste wat ik wil benadrukken.

Wij, rooms-katholieken, zijn opgevoed met de idee, dat God zit te loeren op bepaalde zondige daden en dan maar meteen iemand op grond van één zo'n daad (die dan doodzonde wordt genoemd) voor altijd in de hel stoot. Zelfs als je slechts een ogenblik vrijwillig plezier hebt gehad in een sexueel gevoel dat in je opkomt, doe je, zo werd althans vroeger geleerd, doodzonde en staat Christus klaar om tegen je te zeggen: "Ga weg van Mij, vervloekte, in het eeuwige vuur".

Maar zo is de God van de Bijbel niet. In Mat. 15:17-20 wijst Christus erop dat pas die dingen die uit de mond van een mens uitgaan, hem verontreinigen, wanneer ze uit het boze hart voortkomen. Jeremia bad tot God: "Maar, o Heere der heerscharen, Gij rechtvaardige Rechter die de nieren en het hart proeft!" (Jer. 11:20). David zei: "En gij, mijn zoon Salomo, ken de God uws vaders en dien Hem met een volkomen hart en met een gewillige ziel; want de Heere doorzoekt alle harten en Hij verstaat al het gedichtselder gedachten; indien gij Hem zoekt, Hijzaldoor u gevonden worden; maar indien gij Hem verlaat. Hij zal u tot in eeuwigheid verstoten" (1 Kron. 28:9).

Jan: Maar ik héb de Heere verlaten. Ik ben zelfs kwaad op de Heilige Geest geweest. Dat kunt u toch niet ontkennen. Ik heb er zelfs over gedacht om mezelf iets ergs aan te doen.

H.: Jan, merk je nu zelf niet dat je je laat leiden door je zwaarmoedige aard? Daar staat zo glashelder: 'indien gij Hem zoekt. Hij zal door u gevonden worden" Maar jij grijpt meteen daarover heen naar die donkere tekst, naar de bedreiging. Het is toch duidelijk dat jij de Heere zoekt. Waarom bel je mij anders op? En dat je toen boos was op de Heilige Geest, dat kwam toch niet voort uit heel je levenshouding zoals dat het geval was met die Farizeeën. Dat zijn reakties van ons gevoel. Dergelijke reakties hebben wij niet in de hand. Er zijn echte kinderen Gods, die soms geplaagd worden met vreselijke godslasterlijke verwensingen, die zo maar bij hen opkomen.

Ik geef in zulk een geval altijd de raad: Probeer er niet aan te denken. Maar dat "proberen" moet voorzichtig en in geen geval krampachtig gebeuren. Anders zetten zulke gedachten zich in je fantasie vast en veroorzaken ze een dwangneurose. Dat heeft dan niets meer te maken met iemands levenshouding, maar is gewoon een reflexverschijnsel, een psychisch automatisme.

Mag ik je nog eens een andere tekst noemen? "Maar op deze zal Ik zien, op de arme en verslagene van geest, en die voor Mijn woord beeft" (Jes. 66:2). Wat wil je dan nog meer? Jij voelt je als een arme en verslagene van geest. Je beeft voor Gods Woord. Welnu, zo zegt de Heere dan tegen jou: "Op jou zie Ik".

En nóg een andere tekst? "Want alzo zegt de Hoge en Verhevene die in eeuwigheid woont en Wiens Naam heilig is: Ik woon (in) de hoogte en (in) het heilige en bij hem die van een verbrijzelde en nederige geest is, opdat Ik levend make de geest der nederigen en opdat Ik levend make het hart der verbrijzelden. Want Ik zal niet eeuwig twisten en Ik zal niet gedurig verbolgen zijn" (Jes. 56:15-16). Ben ik nu selectief bezig met Gods Woord? Misschien. Maar ik meen dat het nodig was om tegenover jouw eenzijdige zwarte kijk mijn. misschien ook wat eenzijdige, blijde kijk te stellen.

Maar ik zou het citeren van teksten nu even willen laten rusten. Strijk nu eens met je gedachten over heel de Bijbel. Wat voor een God kom je dan tegen? Een God die er allereerst op uit is om te wreken en te vergelden?

Nee, beslist niet. Precies het tegenovergestelde. Een God die inderdaad volkomen naar recht zou hebben gehandeld, wanneer Hij ons had laten zitten in de duisternis en het verderf, waarin wij ons, te beginnen met onze stamouders, gestort hadden. Maar tegelijk een God, die dat niet doen wil. Een God die ons stralend tegemoet komt met de gave van… Zijn eigen Zoon, een Zoon die volkomen bereid is om Zichzelf te offeren in de verschrikkelijke kruisdood om hen die hun vertrouwen op Hem zouden stellen, te redden uit de eeuwige dood die wij verdiend hadden door onze zonden.

En is het, op z'n zachtst gezegd, dan wel sympathiek, wanneer je nóg niet geloven wilt in deze God van liefde en barmhartigheid en wilt vasthouden aan het idee van de God van de wraak en de haat?

Jan: U haalt steeds dat éne aspekt van God naar voren. Maar God is toch ook rechtvaardig en heilig.

H.: "Dat is nu juist het wonder dat die rechtvaardigheid en liefde van God elkaar ontmoeten aan het kruis. Ik wil dan toch weer een tekst citeren:

"Want zij hebben allen gezondigd en derven de heerlijkheid Gods; en worden om niet gerechtvaardigd uit Zijn genade door de verlossing, die in Christus Jezus is; Die God voorgesteld heeft (tot) een verzoening, door het geloof in Zijn bloed, tot een betoning van Zijn rechtvaardigheid, door de vergeving der zonden, die te voren geschied zijn onder de verdraagzaamheid Gods; tot een betoning van Zijn rechtvaardigheid in deze tegenwoordige tijd; opdat Hij rechtvaardig zij en rechtvaardigende hem die uit het geloof van Jezus is" (Rom. 3:23-26).

Een lang citaat, maar je kunt het moeilijk in stukjes snijden. Valt het je niet op dat er twee keer het woord "rechtvaardigheid", één keer "rechtvaardig" en één keer "rechtvaardigen" in voorkomt? En toch verkondigen deze verzen op een machtige wijze het Evangelie.

De grondgedachte van deze verzen is juist: God rechtvaardigt een zondaar om niet, terwijl Hij tegelijkertijd volledig Zelf rechtvaardig blijft nl. doordat Hij op Golgotha niets meer door de vingers zag (in tegenstelling met de tijden daarvoor, die Paulus de tijden van Gods verdraagzaamheid noemt), maar alle zonde en schuld heeft gelegd op het Lam Gods dat onze zonde wegnam. Wordt vervolgd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 april 1986

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

ONTMOETINGEN 4

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 april 1986

In de Rechte Straat | 32 Pagina's