VANWAAR DE NAAM „In de Rechte Straat"?

Hand. 9:1-12

1 En Saulus, nog dreiging en moord blazende tegen de discipelen des Heren,

2 ging naar den hogepriester, en vroeg van hem brieven naar Damascus voorde synagogen, om, als hij mannen en vrouwen, die van dien weg waren, zon vinden, hen gevankelijk naar Jeruzalem te brengen.

3 En terwijl hij daarheen op weg was, geschiedde het, toen hij Damascus reeds

4 naderde, dat hem plotseling licht uit den hemel omstraalde; en ter aarde gevallen, hoorde hij ene stem tot zich zeggen: Saul, Saul, waarom vervolgt gij

5 Mijf En hij zeide: Wie zijt Gij, Here f En Hij zeide: Ik ben Jezus, dien Gij

6 vervolgt. Maar sta op en ga de stad binnen en daar zal u gezegd worden, wat

7 gij doen moet. En de mannen, die met hem reisden, stonden sprakeloos, daar

8 zij wel de stem hoorden, maar niemand zagen. En Saulus stond op van den grond en hoewel hij zijne ogen open had, kon hij niets zien, en zij leidden

9 hem bij de hand en brachten hem naar Damascus. En hij kon drie dagen lang niet zien, en hij at of dronk niet.

10 Nu was er te Damascus een discipel, genaamd Ananlas; en de II ere ei de tot

11 hem in een gezicht: Ananias! En hij zeide: Zie, hier ben ik, Here. En de Here zeide tot hem: Sta op en ga naar de straat, die de Rechte heet, en vraag ten huize van Judas naar iemand uit Tarsus, genaamd Saulus, want zie, hij is in

12 gebed en hij heeft [in een gezicht] een man, genaamd Ananias, zien binnenkomen en hem de handen opleggen, opdat hij weder zien kon.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Terug naar resultaten Printen