IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

WAAR zijn onze doden?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WAAR zijn onze doden?

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik ben bang voor het uur dat de dood mijn lichaam ontbinden zal en mijn ziel wordt gezet in het vuur, ik ben bang dat ik staan zal tegen de muur en dat de kogel niet missen zal… ik ben bang, dat ik noch in de duur noch daarna in de schaduwen van het Dal de weg naar het hart des levens meer vinden zal -

Prof.dr. G.C. van Niftrik citeert dit gedicht van Marsman op p. 56 van zijn boek: "'Waar zijn onze doden?" (Uitg. Voorhoeve -Den Haag ). Hij vervolgt daarna:

De schrik en angst voor de dood als levenseinde zijn eigenlijk, in de diepste grond der zaak, de schrik en de angst voor de dood als volstrekte verlorenheid en verworpenheid. Over die volstrekte dood heeft niemand aangrijpender getuigd dan de apostel Paulus in Rom. 7. In dit geweldige, maar voor de exegese zo uitermate moeilijke hoofdstuk sterft de mens voor God, aan God, getroffen door Gods heilige wet. "Toen het Gebod kwam, begon de Zonde te leven, en ik, ik stierf'(Rom. 7:9). „De Zonde heeft van het Gebod gebruik gemaakt om mij te verleiden en ter dood te brengen"(Rom.7:11, Willibrord-vertaling).

De genade van het nulpunt

Uit hoofdstuk 4 dat bovenstaande titel draagt citeer ik uit p. 101-102::

Wie over de dood, de eigen dood nadenkt, moet allereerst en allermeest het oog gericht houden op Jezus' li)dend, uitgeput, volstrekt „uitgekleed" menszijn, dat zich niets meer verbeeldt, op geen enkele prestatie bouwt -, dat alleen maar menszijn is in zijn naaktheid en machteloosheid, in z'n schuld en verlorenheid voor God. Om dan alles, wérkelijk alles van God te verwachten. En Jezus sterft, als Hij zegt: Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest (Luc.23:46). Deze naaktheid is de volstrekte overgave. Deze overgave kondigt Pasen reeds aan: een mens, die zich zó volstrekt overgeeft en zó alles van God alleen verwacht, wordt door God aangenomen als de Gode welbehageli]ke mens: Zie, Mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik Mijn welbehagen heb (Matth.3:17). Als een mens zich zó volstrekt aan God uitlevert en zich zó volstrekt op God werpt, moeten zelfs de heidenen belijden: Waarlijk, dit was een Zoon Gods (Matth.27:54).

Onze doden zijn thuis

Op de vraag: Waar zijn onze doden? geeft van Niftrik 10 antwoorden: In het graf - op het kerkhof - in de aarde - in de hemel - met Christus - in het hart der werkelijkheid - in het paradijs - voor het aangezicht Gods - thuis - in de eeuwige ireugde (p. 120-189).

Van Niftrik verzet zich tegen een ztch piëtistisch terugtrekken uit de wereld, maar evenzeer tegen een zondige vereenzelviging met de wereld, die Christus haat. In het gedeelte over: "Onze doden zijn thuis'' schrijft hij opp. 173-174:

Het huidige verzet tegen de gedachte van de vreemdelingschap van de christen richt zich tegen de éérste zin: tegen het Griekse dualisme van twee werelden; tegen de piëtistische tegenstelling van hemel en aarde. In dit verzet roert zich de erkenning van de bijbelse waarheid: wij mensen, wij gelovigen horen op deze aarde thuis; wi| mogen en kunnen de aarde en de wereld niet ontvluchten; de ootmoedigen beërven het land (Ps.37:11). In dit verzet komt het Oude Testament weer tot ere: God heeft ons het land beloofd! Dit op zichzelf zo legitieme, bijbels gerechtvaardigde verzet vergéét in zijn onstuimige drang om met de aarde en de mensheid solidair te blijven, dat deze ons door God beloofde en gegeven aarde -, dat deze mensheid wereld geworden is in johanneïsche zin -, dat de gelovigen vertoeven in de door de zonde beheerste en door demonen voortgedreven wereld. Daarom zijn zij tóch vreemdelingen en bijwoners. Stellig in hun eigen land. Maar vréémdelingen! De solidariteit met de mensheid kan en mag niet zó verabsoluteerd worden, dat de apartheid der gemeente als een vergadering van vreemdelingen-in-het-eigen-land wordt verloochend. Met deze verloochening van de vreemdelingschap in bijbelse zin is de christenheid thans hard bezig. Het verzet en de opstand van velen tegen het .establishment' van een aparte kerk wordt mede gevoed vanuit deze verloochening. Men wil alleen nog maar zout zi|n in de spijze der wereld. Men wil alleen nog maar de 'agenda' dezer wereld dienend, diaconaal begeleiden. Met alle christeli|ke organisaties en instellingen, die nog enigermate naar ,apartheid' rieken, wil men afrekenen!

Het is de verdienste van het boek van dr. W. Aalders, Theologie der verontrusting, Den Haag z. j., tegenover de heersende apostolaats- en solidariteitstheologie met hartstochtelijke nadruk op de apartheid en de vreemdelingschap der gemeente van Christus gewezen te hebben. Van de gelovigen heet het in dit boek: „In hun wezen zijn zij de abrahamitisch uitgestotenen, de outcasts die er niet meer bij horen, maar die zweven tussen hemel en aarde, zoals Christus aan het kruis gehangen heeft tussen hemel en aarde. Hun Bruidegom is juist uit de stad uitgestoten, uitgekruisigd, gedood. Hun wonen in de stad is daarom een uitwonen van den Heer! En om die reden heeft de Gemeente in de stad weduwegestalte"(p. 18 in een preek over Luc. 18:1-8; het citaat heeft betrekking op vers 3: Er was een weduwe in die stad…).

Anderzijds weet ook dr. Aalders, dat de gelovigen hier op aarde rechtens thuis horen. Hij schrijft, dat er door het geloof „een nieuwe herkenning van de wereld als schepping mogelijk is, die een voorbode is van de openbaring van de heerlijkheid der kinderen Gods, en van de bevrijding van de schepping in haar dienstbaarheid (Rom.8)"(p.71).

Bang voor het halleluja

Met grote instemming las ik wat deze professor en doctor schreef op p. 185-186: De vreugde van de eeuwige Sabbat wordt reeds in dit leven begonnen. Is dat per sé een ingetogen vreugde? Nederlanders in het algemeen en calvinisten in het bijzonder zijn bang voor uitbundigheid, vooral als het gaat over geestelijke dingen. Zo spoedig iemand al te luid ,halleluja' roept, worden zij al wantrouwend. Men kan niet zeggen, dat wij er snel en gemakkelijk toe komen albasten kruiken te breken om de nardusmirre uit te gieten (Mare. 14:3,4). Dan zeggen wij met de discipelen: Waartoe dient die verkwisting der mirre? Men meent zijn energie beter te kunnen benutten dan door uitbundig te zijn, hetzij met geld, hetzij met liturgie, hetzij met spontane dankbetuigingen.

Wij zouden God de Heilige Geest dringend moeten vragen gezalfd te worden met vreugdeolie (Ps.45:8). Misschien komt er nog weer eens een tijd, waarin de vreugde om God en in God uit de harten en de monden breekt als een machtige stroom. Dat zou dan ook de herleving der kèrkelijke liturgie kunnen betekenen. Misschien wordt God weer zó levend, zó reëel voor ons, dat wij weer beginnen te zingen en te springen.

Maar dan moeten de calvinistische puriteinen wèl ophouden zo vijandig te doen tegenover elke vorm van mystieke beleving. Dan zullen wij Gods verborgen omgang weer moeten zoeken. Dan zal ook de prediking der kerk zich niet meer zó uitsluitend moeten richten op het verstand en de wil van de mens, maar ook zijn gevoel moeten aanspreken.

Prof. Miskotte heeft jaren geleden de verrukking van een mens over God en al Zijn goede gaven beschreven. "Ik ben zo overlopend vol, mijn hoofd is gezalfd met olie der verrukking, mijn beker is overvloeiende, de vreugde, de vreugde huppelt over de rand - en ik blijf alleen en zeg steeds maar hetzelfde: o Gij, o Gij! en terwijl ik dat zeg, voel 'k dat mijn ik verlost is in dit Gij-zeggen, dat ik opvaar met grote vleugelen gelijk een adelaar, dat 'k hoog in de wolken drijf, klein, in licht verheven en verdwenen en omgezet, als een leeuwerik, die maar roept: „triomf! triomf! hallelujah! triomf! Gij! o Gij!" - en stijgt en stijgt, tot boven het licht hem nog lichter licht ontmoet en hij zalig neerduizelt in het gewas van Gods aarde, bezeten van 's lichts zekerheid".

Dat is mèèr en anders dan natuurlijke blijdschap. Maar het is ook nog niet de eigenlijke verrukking. De eigenlijke Verrukking is, dat er niéts is dan God, de Ene alleen.

Het gaat hier om mystieke, extatische ervaringen tijdens het aardse leven van een gelovige. De mysticus weet echter, dat zijn extase een sterven is, zoals ook elke waarachtige liefde een sterven is. Liefde en dood horen bi| elkaar. Dan is echter duidelijk, dat déze dood geen verschrikking, maar vervulling en voleinding is. Als het ik zich in een laatste mystieke extase overgeeft aan God en niets ziet dan God alleen -, dan is de beker overvloeiende van vreugde.

Dit boek is helaas uitverkocht. De andere in dit nummer besproken boeken kunt u bij ons bestellen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1984

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

WAAR zijn onze doden?

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1984

In de Rechte Straat | 32 Pagina's