IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

WAAROM MOCHT DAVID

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WAAROM MOCHT DAVID

NIET DE TEMPEL BOUWEN

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dat vertelt David aan zijn zoon Salomo. De Heere had nl. tegen hem gezegd: „Gij zult Mijn Naam geen huis bouwen, omdat gij veel bloed op de aarde voor Mijn aangezicht vergoten hebt" (2 Kron. 22 : 8).

Hier wordt niet gezegd dat David zich aan oorlogsmisdaden zou hebben schuldig gemaakt en dat dit de reden zou zijn geweest, waarom hij de tempel niet zou mogen bouwen. We gaan verder dan de Schrift zegt, wanneer we dat erin gaan leggen.

Hoe moeten we het dan wél verklaren? Het is immers duidelijk dat het oorlog voeren en dus het vergieten van veel bloed niet zonder meer in strijd was met Gods bedoeling. Israël heeft van God de opdracht gekregen om de volkeren met wapengeweld van Kanaan uit te roeien. Israël moest de volken van Kanaan slaan met de volkomen ban d.w.z. dat alle inwoners gedood moesten worden, ook de vrouwen en kinderen; dit in tegenstelling met de volken buiten Kanaan; wanneer die de vrede met Israël afwezen en er oorlog ontstond, dan moesten wel alle mannen en jongens gedood worden, maar de vrouwen en kinderen bleven dan gespaard. Zie Deut. 20 : 10 - 18.

Misschien moeten we de reden zoeken in wat ik geprobeerd heb uiteen te zetten in het artikel „Oorlog". De overheid moet het kwaad met het kwaad, het zwaard met het zwaard, bestrijden. Maar daardoor wordt de overheid toch tot een soort belichaming van het kwade, van het zwaard, ook al staat dat in dienst van God om het kwade te bestrijden. Misschien kunnen we vanuit die gedachte begrijpen, waarom David die veel oorlogen heeft gevoerd en veel bloed heeft doen vergieten, ook al was dat dan in overeenstemming met Gods wil, toch niet de tempel mocht bouwen.

Tegenstrijdig

De R.-K. Kerk heeft in haar kerkelijke wetgeving iets van die gedachte van 2 Kron. 22 : 8 tot uitdrukking gebracht in de bepaling dat iemand niet tot priester mag worden gewijd, wanneer hij als rechter een doodvonnis heeft geveld of wanneer hij het ambt van beul heeft aanvaard of vrijwillig en direkt heeft meegeholpen bij een terechtstelling (can. 984).

Daar staat echter tegenover dat de paus al eeuwen zich beschouwt als het hoofd van een soevereine staat, thans teruggebracht tot het kleine Vatikaanstaatje. Maar daar is de doodstraf pas onder Paulus VI, dus nog geen tien jaar geleden, officieel afgeschaft. De pausen zelf hebben in de loop der eeuwen heel wat doodvonnissen bekrachtigd als hoofd van de kerkelijke staten. Dat is dus een innerlijke tegenstrijdigheid in de r.-k. wetgeving. Wanneer men iemand die als rechter een doodvonnis heeft uitgesproken, niet toelaat tot de priesterwijding, hoe kan men dan de figuur handhaven van de paus als soeverein vorst van de Vaticaanstaat, die dus als burgerlijke overheid overeenkomstig Rom. 13 het zwaard moet hanteren om de kwaden te weerstaan?

In „Dealings with the Inquisition", door G. Achilli, verschenen in 1851, las ik dat de priester, Domenico Abbo, in 1834 was onthoofd in de Engelenburcht, de gevangenis van de paus, vanwege diens verschrikkelijke misdaden. Maar hoe kan men vanuit de Bijbel enigszins geloofwaardig maken dat het de bedoeling van Christus was om als opvolgers van Hem, als Zijn plaatsbekleders op aarde, mensen aan te stellen die tegelijk hoofd van een wereldse staat zijn en die dus ook soms het doodvonnis moeten ondertekenen, zoals Pius IX het doodvonnis van deze priester, Domenico Abbo, heeft ondertekend?

En in „Handboek der kerkgeschiedenis" van Kard. de Jong kunnen we lezen: „Omdat op de steun van vreemde mogendheden niet viel te rekenen, besloot de Paus (Pius IX) een eigen leger op te richten, welks organisatie door de Franse generaal Lamoricière in enige maanden werd voltooid. Bij de inheemse troepen en de Zwitsers voegden zich weldra vrijwilligers uit alle landen, vooral uit Frankrijk (veel edelen) en later ook uit Nederland (zouaven - die hun naam en klederdracht ontleenden aan een Franse legerafdeling van die naam)." (IV, p. 69). „Toen op het ultimatum van Cavour de Paus het zouavenleger niet wilde ontbinden, trokken de Sardinische troepen de Kerkelijke Staten binnen. Hun overmacht verpletterde het dappere pauselijke leger" (p. 70).

Twijfel?

Zou Kardinaal de Jong geen ogenblik getwijfeld hebben over de juistheid van de leer dat de paus de plaatsbekleder van Christus op aarde is, toen hij dat ene zinnetje neerschreef: „Hun overmacht verpletterde het dappere pauselijke leger"? Heeft hij toen helemaal niet gedacht aan de woorden van Jezus voor de rechterstoel van Pilatus: „Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld. Indien Mijn Koninkrijk van deze wereld ware, zo zouden Mijn dienaars gestreden hebben, opdat ik aan de Joden niet ware overgeleverd; maar nu is Mijn Koninkrijk niet van hier" (Joh. 18 : 36). Iemand die het hoofd is van een wereldse staat (met eventueel een tot de tanden toe gewapend leger) kan dus nooit de plaatsbekleder van Christus op aarde zijn, want Christus heeft juist uitdrukkelijk gezegd dat Hij zulk een koninkrijk niet begeert.

„ Hun overmacht…". Maar Christus heeft gezegd: „Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde" (Mat. 28 : 18). Als Zijn macht op aarde ook werelds bedoeld was, dan zou „hun overmacht" reeds bewezen hebben, dat die woorden van Christus over „alle macht op aarde" niet zijn uitgekomen. Immers een Sardinisch leger had dan het leger van de plaatsbekleder van Christus op aarde verslagen.

„Het dappere pauselijke leger…". Vragen: 1. Waarom die verheerlijking van het oorlogsgeweld? Dat soldaten moeten proberen de mensen die tot het vijandelijke leger behoren, neer te schieten of neer te steken, is al vreselijk genoeg. Laten we daar geen romantiek van „dapperheid" of iets dergelijks omheen weven. 2. Hoevele honderden, duizenden (?), van deze soldaten van dit pauselijke leger zijn gillend van pijn de dood ingegaan? En evenzeer geldt dat van de gesneuvelde soldaten van het Sardinische leger. En dat alles in de naam van Christus, Wiens plaatsbekleder Pius IX beweerde te zijn! (Pius IX heeft de afkondiging van het dogma van de pauselijke onfeilbaarheid op het eerste Vatikaanse Concilie doorgedreven).

En tóch kan ik Kardinaal dejong ook weer wél begrijpen. Immers, toen ik vroeger op het Groot-Seminarie zijn handboek moest bestuderen als examenstof, is er ook bij mij niet de minste twijfel over de juistheid van zijn beschouwingen naar boven gekomen. Ook ik betreurde het dat die dappere pauselijke legers, de legers van de plaatsbekleder van Christus op aarde, verslagen werden. Wat is de macht van de opvoeding en van de indoktrinatie toch groot' Ik heb het aan den lijve ondervonden dat alleen Christus ons daar vrij van kan maken (Joh. 8 : 36).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1980

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

WAAROM MOCHT DAVID

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1980

In de Rechte Straat | 32 Pagina's