HET WACHTWOORD DER HERVORMERS
Eens was ik een vreemd'ling voor God en mijn hart;
Ik kende geen schuld en gevoelde geen smart.
Ik vroeg niet: „Mijn ziele, doorziet gij uw lot?
Hoe zult gij rechtvaardig verschijnen voor God?"
Al sprak daar een stem uit de Heilige Blaân
Van 't Lam, met de zonden der wereld belaân,
Ik zocht bij de kruispaal geen veilige wijk;
'k Stond blind en van verre, in mijzelve zo rijk!
Ik deed als Jeruzalems dochters weleer;
Ik weend' om de pijn van mijn lijdende Heer',
En dacht er niet aan, dat ik zelf, door mijn schuld,
Zijn kroon had gevlochten, Zijn beker gevuld.
Maar toen mij Gods Geest aan mijzelf had ontdekt,
Toen werd in mijn ziele de vreze gewekt;
Toen voeld' ik wat eisen Gods heiligheid deed:
Daar werd al mijn deugd een wegwerpelijk kleed!
Toen vluchtt' ik tot Jezus! Hij heeft mij gered;
Hij heeft mij verlost van het vonnis der Wet;
Mijn heil en mijn vrede, mijn leven werd Hij:
Ik boog m' en geloofde — mijn God sprak me vrij.
Nu ken ik de waarheid, zo diep als gewis,
Dat Christus alleen mijn gerechtigheid is;
Nu tart ik de dood, nu verwin ik het graf,
Nu neemt mij geen Satan de zegekroon af!
Nu reis ik getroost onder 't heiligend kruis,
Naar 't erfgoed daar boven in 't Vaderlijk huis:
Mijn Jezus geleidt mij door d' aardse woestijn:
„Gestorven voor mij!", zal mijn zwanenlied zijn!
18 november 1834
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 februari 1975
In de Rechte Straat | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 februari 1975
In de Rechte Straat | 32 Pagina's