IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

DE MARIAVERERING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE MARIAVERERING

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nog altijd blijft de Mariaverering een van de grootste verschilpunten tussen Rome en Reformatie, al konstateren we met vreugde dat er een zekere versobering is ingetreden in de Mariaverering, met name in Nederland.

Vanuit Rome wordt echter nog steeds opgeroepen tot een intense Maria-cultus. Dat is o.a. gebeurd in de „Exhortatio apostolica" van Paulus VI van 2 febr. 1974. Daarin lezen we o.a.:

„De godsvrucht tot de gezegende Maagd is een intrinsiek (wezenlijk) bestanddeel van de christelijke eredienst".

Daar kunnen wij het beslist niet mee eens zijn, want nergens vinden wij in de Bijbel een aansporing van de apostelen („exhortatio apostolica" betekent „apostolische aansporing") om Maria aan te roepen en haar beeld te vereren. Ook Johannes, de apostel die Maria na de dood van Jezus bij zich aan huis heeft genomen (Joh. 19:27) en die haar dus van heel nabij gekend heeft, spreekt daar nooit over. Hij wijst uitsluitend op Christus. Kernachtig geeft hij de woorden van Christus weer: „Wie in Mij gelooft beeft het eeuwige leven" (Joh. 6:47).

Maar als de Mariaverering een wezenlijk bestanddeel van de christelijke eredienst zou uitmaken, waarom hebben de Bijbelschrijvers dat dan niet gezegd!

Wat hebben we aan een Bijbel, waar zelfs de wezenlijke bestanddelen van de eredienst die wij aan God moeten brengen, verzwegen worden? En mogen wij zo maar willekeurig allerlei dingen aan de Bijbel toevoegen? Wat betekenen dan de woorden, waarmee Johannes zijn Openbaring sluit (22:18-19), waar hij zo nadrukkelijk verklaart dat niemand er iets aan mag toevoegen?

Maar misschien zal een rooms-katholiek tot ons zeggen:

Maar Maria is toch de moeder van Jezus. En een kind dat zijn moeder liefheeft, zal alles doen wat zijn moeder vraagt, als hij daartoe in staat is. Welnu, Jezus heeft zijn moeder lief en is in staat om haar alles te geven, wat zij vraagt. Dus zal Hij haar steeds verhoren; dus is het verstandig haar te vereren en aan te roepen.

ONS ANTWOORD:

Wij zouden allereerst willen wijzen op dat telkens terugkerende: „dus.. dus..". Eigenlijk stamt dat „dus" uit een voorbije tijd, toen men nog veel vertrouwen had in de menselijke redenering. Die tijd is echter voorbij.

Maar veel belangrijker is dat de Bijbel altijd gewaarschuwd heeft voor het steunen op de menselijke redeneringen. Zo schrijft Paulus: „Wij werpen redeneringen omver, elke verschansing door de hoogmoed opgeworpen tegen de kennis van God. Wij nemen elke gedachte gevangen om haar te onderwerpen aan Christus" (2 Kor. 10:5 r.-k. vert.). Zit daar niet een stuk overmoed in, wanneer wij door allerlei redeneringen vanuit onze menselijke verhoudingen menen te kunnen vaststellen, hoe Christus met Zijn moeder moet handelen in Zijn verhouding tot ons? Zijn wij niet geroepen om, in aansporing van de apostel Paulus, alle redeneringen, ook over Maria, omver te werpen en ons te houden aan de „kennis van God", zoals de Bijbel die openbaart? Is het niet verstandiger om deze aansporing van Paulus op te volgen, die werkelijk een apostel was, dan gehoor te geven aan „de apostolische aansporing" van Paulus VI?

Dat onze redeneringen ook in dit punt ernaast kunnen zijn, bewijst het verhaal in Matth. 12:46-50. Daar staat dat Jezus werkelijk iets aan Zijn moeder geweigerd heeft. Daar staat dat Maria Jezus trachtte te spreken te krijgen, maar dat Hij dat weigerde.

Bovendien: tekent de Bijbel ons Christus niet als de goede Herder, die zelfs het ene verloren schaap gaat opzoeken in de wildernis? Heeft Christus dan niet Zijn liefde tot het uiterste getoond in de Zelfopoffering aan het kruis? Kunnen wij dan, ondanks deze allerduidelijkste bewijzen van Zijn barmhartige liefde, nóg niet het vertrouwen opbrengen in Hem alleen? Is het geen belediging voor Hem, wanneer wij dan toch nog maar liever tot Zijn moeder, Maria, zouden bidden, alsof die méér bereid zou zijn om ons te aanhoren dan Hijzelf?

Helaas houden ook de Nederlandse bisschoppen nog vast aan de wenselijkheid van de Mariaverering, zij het in soberder vorm. In hun „Pastorale brief over Maria" (1968) roepen zij tot drie keer toe op tot een persoonsontmoeting met Maria. En aan het slot zeggen ze:

„Maria als levende persoon vraagt van de christen een levend antwoord, een antwoord van hoofd en hart".

Hoe kan men toch zo iets beweren, wanneer daar geen enkel bewijs voor is te vinden in de Bijbel, terwijl juist de Schrift ons het kontakt met gestorvenen verbiedt en ook leert dat de doden geen kontakt met ons kunnen hebben: „Gij zijt toch onze Vader; want Abraham weet van ons niet en Israël kent ons niet" (Jes. 63:19).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 mei 1974

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

DE MARIAVERERING

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 mei 1974

In de Rechte Straat | 32 Pagina's