IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

2 indringende vragen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

2 indringende vragen

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Allereerst mijn kompliment met uw mooie blad „Op weg naar Damascus". Ik heb het met veel interesse gelezen. Ik kreeg het blad van een diaken van de Ned. Herv. kerk. Maar nu het doel van deze brief. Tijdens het lezen van het artikel: „Wat is bekering?" zijn twee vragen bij mij opgekomen:

1. U schreef: „De Bijbel leert heel duidelijk dat de mens zich niet kan bekeren uit eigen kracht. Wij zijn van nature geestelijk dood en kunnen ons niet heenkeren naar het Leven, naar God Zelf".

Hieruit moet men dus konkluderen, dat er iemand is die ons daarbij helpt. Dat is ook zo, zult u zeggen; dat is God. God kan dus ieder mens bekeren. God is zo almachtig dat Hij ieder mens kan doen inzien dat hij op de verkeerde weg is.

Tóch worden niet alle mensen bekeerd. Dus enkelen van ons kunnen niet tot inkeer komen.

Nu vraag ik me af: Waarom kan God er niet voor zorgen dat alle mensen bekeerd worden? Waarom moet een bepaald gedeelte afvallen? Dan zou voor diegene die niet tot die „gelukkigen" behoren, God wel degelijk zijn als een God „die een bepaald gedeelte van het mensdom ziet lijden en toch niet ingrijpt". Maar, zult u zeggen, als je wilt, kun je toch bekeerd worden. God helpt je daarbij. Maar waarom helpt God niet iedereen?

ONS ANTWOORD:

Deze briefschrijver heeft op zeer heldere wijze een probleem geformuleerd, waar velen wel eens mee zitten. En denkt u nu dat ik een antwoord ga geven, dat het redenerend verstand zal bevredigen?

Nee want dat kan ik niet, omdat God niet te vangen is in termen van het menselijk verstand. Het is al heel, héél moeilijk om door te dringen tot de diepten van de menselijke ziel, om de menselijke verantwoordelijkheid en de menselijke schuld te peilen. En ten volle is dat onmogelijk; we kunnen onszelf niet eens geheel en al doorgronden.

Maar God is de geheel Andere. Hij woont in een ontoegankelijk licht (1 Tim. 6:16). Zeker, de Heere heeft Zichzelf in de Bijbel geopenbaard, maar ook de kennis die wij uit de Bijbel ontvangen over God, is maar zeer beperkt, omdat onze geest zo beperkt is. De Bijbel openbaart ons duidelijk de weg die voert naar het eeuwige leven, de weg naar God, de weg van bekering en geloof in Jezus Christus. Maar verder geeft de Bijbel ons slechts een vermoeden van de heerlijkheid, die voor ons zal geopenbaard worden, wanneer wij Christus zullen zien van aangezicht tot aangezicht.

En vervolgens: degenen die tot geloof in Jezus Christus zijn gekomen, zijn verlicht geworden door de Heilige Geest. Die Geest heeft van hen niet ineens bijzondere pientere mensen gemaakt, die qua intelligentie mijlen ver boven de niet-bekeerden uitrijzen. Maar die Geest heeft hun hart geraakt en omgevormd, en daarom kunnen zij allerlei dingen van God verstaan, die voor een ongelovige verborgen blijven. Dat zegt Paulus ook: „De natuurlijke mens begrijpt niet de dingen die des Geestes Gods zijn" (1 Kor. 2:14) en hij vervolgt: „..en hij kan ze niet verstaan, omdat zij geestelijk onderscheiden worden".

Toch wil ik proberen te beschrijven, hoe ik de openbaring van de uitverkiezende genade Gods beleef. (Ik geloof ook dat je daar alleen heel persoonlijk en met je hart over kunt spreken). Ik weet van mezelf dat God mij eigenlijk van voor Zijn ogen verwerpen moest. Hij moest dat doen alleen reeds op grond van mijn verbondenheid met dit menselijke ras, waarover de vloek is komen te liggen sinds de overtreding van onze stamvader Adam. Zo beleef ik dat dan ook. Rationeel kan ik dat niet duidelijk maken, ook niet voor mezelf, maar mijn hart zegt volmondig: Ja, ik ben de eeuwige dood schuldig. In het licht van Gods heiligheid kan ik mezelf alleen maar aanklagen, eindeloos aanklagen.

En toch weet ik dat die heilige God mij genadig is geweest in Jezus Christus. Die wetenschap is geen dorre kennis, geen redenering vanuit de Bijbel. Die wetenschap is kennis van het hart, kennis die wel gevoed wordt door het Woord Gods, maar die pas wortel schiet onder de bewerking van de Heilige Geest. Dan dringt dat Woord der belofte, dat Woord der vergeving in Jezus Christus, door tot je diepste zelf en vormt er één juichende eenheid mee, één ootmoedige dankbaarheid om zulk een onverdiende genade.

En in de openbaring van Gods uitverkiezing beleef ik nu dat wonder dat ik, die niet wilde en niet kón ontwaken uit de slaap van de dood, door God Zelf gewekt ben tot het leven. Zijn adem ging over mij heen en toen opende ik mijn ogen en zag in de ogen van God, de (mijn!) barmhartige Vader in Jezus Christus. Mijn gelovige hart heeft er behoefte aan om altijd weer te herhalen: Door U, door U alleen, om Uw eeuwig welbehagen, en niet op grond van iets in mij.

2. Een tweede vraag die met de eerste samenhangt, komt weer voort uit diezelfde regel: „De Bijbel leert duidelijk dat de mens zich niet kan bekeren uit eigen kracht". Maar elders in datzelfde artikel schrijft u: „Bekering is óók een daad van de mens". „U moet zich bekeren".

Nu is de vraag: Wie is er bij de bekering de belangrijkste persoon? God of de mens? God die direkt ons open moet doen staan voor Zijn boodschap? Of is het de mens die zijn ziel moet openstellen voor God?"

ONS ANTWOORD:

De bekering is helemaal een daad van de mens. Dat moeten we eerst nadrukkelijk voorop stellen. Niet God moet Zich bekeren (in ons), maar wij moeten ons bekeren tot Hem. En vervolgens, als wij ons niet bekeren, dan is dat onze schuld; en als wij dan voor eeuwig verloren gaan, omdat wij ons niet hebben bekeerd, dan ligt de verantwoordelijkheid daarvoor bij ons, niet bij God.

En toch houd ik vast aan het bijbelse gegeven dat een mens zich niet kan bekeren uit eigen kracht, zoals een dode ook niet uit eigen kracht kan opstaan tot het leven. Logisch kan ik deze gegevens niet aan elkaar breien, maar mijn gelovige hart zegt er volop „ja" op; en dat niet, omdat ik nu eenmaal moet aanvaarden wat God zegt in Zijn Woord; dat zou lijken op een soort blinde en mokkende onderwerping.

Nee, ik aanvaard dat niet alleen, omdat ik met mijn hart vertrouw dat alles wat God zegt, waar is; maar óók omdat dit geheel en al overeen stemt met mijn zicht en beleving van het werk dat God aan mij heeft voltrokken.

Nogmaals, deze antwoorden van mij zullen geen bevrediging schenken aan het redenerend verstand. Maar „het hart heeft zijn redenen, die de rede niet verstaat". Ons gelovige hart bereikt door het Woord Gods en de Heilige Geest diepten, die het redenerend verstand nauwelijks vermoeden kan. Want de Geest die de diepten Gods onderzoekt en peilt (1 Kor. 2:10), is uitgestort in de harten van Gods kinderen.

WAT CHRISTUS BIEDT

De wereld is vol schijn en bedrog, vol show en onwaarachtigheid. Christus echter biedt de Zijnen:

Goud, gelouterd door het vuur: Openb. 3:18

Witte klederen, gereinigd door Zijn bloed: Openb. 3:18

Ogenzalf om goed te zien: Openb. 3:18

Waarachtige rust: Matth. 12:29

Waarachtige vrede: Joh. 14:27

SPREEKBEURT

ALPHEN a.d. RIJN: 29 augustus Chr. Ger. Jeruzalemkerk, Grijpensteinstraat, spr. ds. J. CATSBURG van Katwijk a.Z.; 19.30 u

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juli 1973

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

2 indringende vragen

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juli 1973

In de Rechte Straat | 32 Pagina's