IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

HOE moeten wij Rome benaderen ?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOE moeten wij Rome benaderen ?

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op 26 nov. 1964 werd in de concertzaal van Musis Sacrum te Arn'hem een gespreksavond georganiseerd met als onderwerp: „Het concilie". Sprekers: Michel v.d. Plas en ds A. T. Besselaar; voorzitter pastoor F. Te Braake, forumleider J . Hulsebosch.

Het was de eerste keer dat ik zulk een openbare, voor iedereen toegankelijke gespreksavond meemaakte.

En op die avond heb ik weer eens heel scherp de grote moeilijkheden gevoeld, die er aan zulk een gesprek verbonden zijn. Het is mij meer dan ooit duidelijk geworden, dat wij voortdurend om het licht van de Heilige Geest moeten vragen, opdat wij steeds weer de juiste instelling mogen hebben tegenover onze r.k. medemensen, opdat wij vervuld mogen zijn van liefde voor hen, waarachtige liefde, liefde die warmte en kracht uitstraalt, tegelijk. Het is alleen de H. Geest die ons deze juiste instelling kan geven, want wijzelf worden voortdurend bedreigd door onze zondigheid, waardoor wij gemakkelijk naar links of naar rechts afwijken, n.l. ofwel te slap worden of in een koud, meedogenloos fanatisme vervallen.

Vervolgens is de beoefening van de gemeenschap der heiligen hier wel bijzonder op zijn plaats. Wij moeten elkaar als broeders en zusters kunnen wijzen op de gevaren, die ons ter linker en ter rechterzijde bedreigen. We moeten naar elkaar luisteren. We moeten trouwens steeds luisteren, wanneer een kind van God meent vanuit de Bijbel een bepaald inzicht te moeten naar voren brengen.

„Als de kerk vitaal genoeg was, hadden we nu een schisma!"

De r.k. spreker, Michel van de Plas was zeer bewogen. Zijn betoog was geladen met reformatorische kracht. Een paar zinnen uit zijn boeiende rede:

Na de teleurstellingen op de beruchte 19de november van de derde zitting ...... „riep de Luhac, een van de grootste theologen van onze tijd, uit: Als de kerk vitaal genoeg was, hadden we nu een schisma".

„Als ze voortaan weer zeggen, zoals ze het altijd zeiden, de protestantse vrienden, dat ze hang zijn voor „Rome", voor de onoprechtheid, voor de machtsvormen, voor de „streken van het apparaat in de Eeuwige Stad", dan zal ik ja zeggen, het is waar". (Elsevier, 28 nov.).

„Uw vragen zijn de onze"

Voor de weergave van de rede van ds Besselaar laat ik hier citaten volgen uit het R.K. dagblad „De Gelderlander" :

„Deze reformatorische spreker wees vooral op „het machtige werk van de H. Geest „op dit concilie". „... de verschrikkelijke verdeeldheid van de nietkatholieke Kerken". „Adembenemend noemde ds B. de gevolgen van de „nieuwe theologie" in de katholieke kerk". „De resultaten van het tweede Vaticaanse Concilie zijn weliswaar nog niet van die aard, dat de reformatorische christen zijn roep om reformatie laat wegsterven, maar ze zijn wel aanleiding voor hem om te zeggen : Uw vragen zijn onze vragen en de onze zijn de uwe".

Geen protestants triomfalisme

Ik begreep heel goed, dat ds Besselaar tegenover deze hartstochtelijk oproep tot inkeer van de r.k. spreker geen protestants triomfalisme kon stellen. Enkel reeds om wille van de waarheid was het nodig, dat hij ook iets liet zien van de protestantse zonde van de eindeloze versplintering en van de vragen waar ook wij mee te worstelen hebben.

maar .....

Het is echter jammer, dat het conservatieve r.k. dagblad „De Gelderlander" deze erkenningen van ds Besselaar gebruikte om zich af te zetten tegen de vooruitstrevende richting in de r.k. kerk, waarvan M. v. d. Plas een eminent vertegenwoordiger is. In een begeleidend artikel schreef de Gelderlander:

„Wij vonden het jammer, dat het betoog van M. v.d. Plas, hoe hartverwarmend in zijn dichterlijke bewogenheid ook, hier en daar beslist een overtrokken progressief, eenzijdig en ongenuanceerd oordeel verried". „Opvallend was gisteravond, dat het de niet-katholiek spreker was> uit wiens mond men een pleidooi kon vernemen voor geduld met het Concilie".

„Bedroeft de Heilige Geest Gods niet" Ef. 4: 30

Tijdens de pauze was er gelegenheid om schriftelijke vragen te stellen. Ook wij maakten daarvan gebruik. Onze vraag luidde:

„Ds. Besselaar heeft gezegd,dat de H. Geest op 't concilie machtig gewerkt heeft. Maar is het dan geen bedroeven van de H. Geest (Ef. 4: 30) geweest, toen de paus zo radikaal inging tegen de overweldigende meerderheid op het concilie? En als de nieuwe stroming in de r.k. kerk voortkomt uit herbezinning op de Bijbel, dan is het Christus die in die nieuwe stroming wil terugroepen tot de zuiverheid van Zijn Woord. Maar dan is de paus toch ook tegen Christus zelf ingegaan, toen hij in strijd handelde met de duidelijkste overtuigingen van die nieuwe stroming. Bovendien staat er: „Wie een oor heeft, die hore naar wat de Geest tot de gemeenten zegt" (Openb. 2:7), en niet: die hore naar wat de paus tot de gemeenten zegt".

Door een misverstand kwam deze vraag echter pas bij de sprekers terecht, toen reeds het einde van de pauze werd ingeluid. Daardoor kon deze vraag niet meer beantwoordt worden.

R.K. applaus voor getuigenis van „afvallige" priester

Het beantwoorden van de schriftelijke vragen duurde tot ruim half elf. Daarop deelde de gespreksleider mede, dat, indien iemand v a n het publiek daar behoefte aan gevoelde, hij de gelegen'heid kreeg om gedurende drie minuten mondeling een repliek te geven. Ik voelde mij toen innerlijk gedrongen om die kans te grijpen en om te getuigen van Jezus Christus, de enige en volkomen Zaligmaker voor verloren zondaars die in Hem geloven.

Ik stak mijn hand op en de gespreksleider nodigde mij uit om naar het midden van de zaal te gaan en daar van de luidspreker gebruik te maken. De zaal van Musis Sacrum is groot. Op die avond waren er ongeveer een 800 mensen.

Drie minuten zijn zo voorbij. Daarom heb ik mijn getuigenis zo kernachtig mogelijk moeten maken en ik sprak ongeveer aldus:

„Wij hebben deze avond heel veel gehoord over allerlei r. katholieke en protestantse onzekerheden. Maar ik meen dat het aan het einde van zulk een avond ook nodig is om te spreken over de Ene, bij Wie wij wèl zekerheid kunnen vinden n.l. Jezus Christus. Dat is dan ook onze enige troost in leven en in sterven, dat wij ons door het geloof het eigendom mogen weten van Jezus Christus, die ons gekocht heeft door Zijn bloed en ons vrijgekocht heeft van alle schuld. Deze zekerheid rust op geen enkele wijze op onszelf of op iets dat wij zouden gedaan hebben, maar steunt enkel op het volbrachte werk van Jezus Christus en op Zijn belofte, dat alwie in Hem gelooft, eeuwig leven heeft. Boven alle menselijke onzekerheden en vragen uit wil ik dan ook roemen in Hem, bij wie elk mens rust en vrede kan vinden, Jezus Christus die ons langs de weg van het geloof in Hem het eeuwige leven schenken wil".

Tot mijn grote verbazing volgde een spontaan applaus op dit getuigenis en de gespreksleider, de heer Hulsebosch, merkte naar aanleiding daarvan op: „Weet u, dat u door dit handgeklap een oeroud christelijk gebruik 'hersteld hebt? Wanneer in de eerste eeuwen een spreker in de kerk een preek of getuigenis had uitgesproken, die de aanwezige gelovigen uit het hart was gegrepen, dan gebeurde het vaak, dat de gemeente zo maar begon te applaudiseren".

„Elkander de volle waarheid zeggen"

Maar hiermee zitten we ook midden in het probleem van de juiste benadering van onze r.k. medemensen.

Ik kan dat misschien nog wat illustreren aan de hand van het onlangs verschenen boek van prof. Berkouwer over het concilie. Zelf schreef ik daarover in ons vorig nummer op pag. 18: „Toch miste ik in dit boek een duidelijk reformatorisch getuigenis. Dat reformatorisch getuigenis ligt wel op de bodem van al de beschouwingen van prof. Berkouwer, maar ik zou het een verademing gevonden hebben, wanneer prof. Berkouwer aan het einde van dit dikke boek eens even onze r.k. medemensen had toegesproken in een rustige, maar toch bewogen oproep tot inkeer naar het Evangelie zoals dat in de reformatie werd herontdekt".

„Kan de Nieuwe Theologie op een bepaald moment, op grond van bijbelonderzoek, zeggen: hier heeft de kerk in haar leeruitspraak gedwaald? Neen, ze kan dat niet. Dan zou de r.k. kerk met haar pretentie dé chaapskooi te zijn geen r.k. kerk meer zijn Ik had zo graag gezien dat in het zo waardevolle boek van Berkouwer ook daarop met nadruk gewezen was. Ik miste het. Maar ik weet: als we dat doen, valt er niet meer te praten. Toch is het goed dat we elkaar de volle waarheid zeggen. Anders komt de teleurstelling later".

In dit verband wil ik wijzen op wat prof. Willems verder nog schreef in De Bazuin over 'het boek van Berkouwer: „Het merkwaardige gevolg (van de methode van schrijven van Berkouwer, H . J . H . ) is, dat precies daardoor ook de aangesproken partij zich oneindig sterker onder de kritiek voelt staan dan voorheen. In zijn epiloog vertolkt Berkouwer dit gevoelen ook enigszins, wanneer hij spreekt over de dialoog die haar vrijblijvendheid verliest en van een dringende ernst wordt (317)".

De tientallen priesters en kloosterzusters zouden nooit geapplaudiseerd hebben, wanneer ik was aangekondigd als ds. Hegger, ex-priester, of ook simpelweg als ds Hegger. Ook al zou ik precies hetzelfde gezegd hebben.

Toch voelde ik direkt ook de moeilijkheid in een andere zin. Deze aanwezige priesters en nonnen zouden zeer zeker ook niet geapplaudiseerd hebben, wanneer ze volledig zouden begrepen hebben, wat ik met dit getuigenis wilde zeggen, want als ze dat hadden begrepen, dan zouden ze geapplaudiseerd hebben voor de overbodigheid van de Biecht. Immers de leer dat het geloof in Jezus Christus genoegzaam is voor 'het verkrijgen van de vergeving der zonden, is niet te verenigen met de leer dat de Biecht een noodzakelijk middel is voor de verkrijging van het heil (necessaria necessitate medii).

Zij hebben slechts voor mijn getuigenis geapplaudiseerd inzoverre zij er in hebben beluisterd dat ik de centrale positie van Jezus Christus wilde benadrukken. Ds Besselaar zei mij later, dat hij blij was geweest met mijn getuigenis. Hij zou anders zelf iets in die geest gezegd hebben aan het slot. Maar het was zeker mooier, wanneer zulk een getuigenis zo maar spontaan uit de zaal zou komen. Maar hoe verschillend wij ook mogen denken, het is heerlijk om bij elkander te mogen ontdekken het eendere verlangen om Jezus Christus groot te maken, die in oneindige barmhartigheid zich over zijn verloren schaap heenbuigt, nog voordat dit schaap de kracht of het verlangen heeft gehad om tot de Herder omhulp te roepen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1965

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

HOE moeten wij Rome benaderen ?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1965

In de Rechte Straat | 32 Pagina's