IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

EEN R.K. SPIRITIS VAM TOT BEKERING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN R.K. SPIRITIS VAM TOT BEKERING

31 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mijn levensverhaal dat ik voor u wil neerschrijven, is droevig begonnen, maar eindigde met de overwinning van Christus. Ik heb allerlei vormen van kontakt met de geesten uitgeprobeerd. Als ik daarmee was doorgegaan, zou ik in de gevangenis of in een zenuwinrichting terecht zijn gekomen.

Daarom wil dit verhaal een waarschuwing en een oproep zijn. Een waarschuwing voor degenen - en dat zijn er in onze tijd steeds meer - die verstrikt zijn geraakt Ln allerlei vormen van okkultisme, soms onder de dekmantel van paranormale verschijnselen en behandelingen. En een oproep: keer terug van die weg! Op die weg zul je het geluk en de vrede die je zoekt, beslist niet vinden. Dat heb ikzelf tot mijn schade en schande ervaren. Keer je heen naar Christus. Hij alleen is „de" Weg. In Hem vind je alles: leven, waarheid, rust, liefde, verzoening, vergeving, kracht, bevrijding, hoop, eeuwige hoop.

I. ONDERGANG

Ik ben uit een streng rooms-katholiek gezin in België. Elke zondag ging ik naar de mis. En echt uit overtuiging. Als ik niet naar de hoogmis was geweest, dan was het voor mij geen zondag. Maar mijn leven heeft een totaal andere richting genomen: eerst de richting naar de hel, onder het drijven van de demonen; toen de richting naar de hemel, onder de leiding van de Heilige Geest.

Ik heb natuurlijk ook meegedaan met de Mariaverering, maar ik werd toch niet echt door Maria geboeid. Zij zei me eigenlijk niet zo veel.

Wél wilde ik naar Lourdes. Ik had nl. een oogkwaal en daar wilde ik wel graag van genezen. En ik dacht: als ik nu eens in dat bad in Lourdes zou stappen en dat water helemaal over me heen zou laten gaan, wie weet zou ik dan misschien die kwaal helemaal kwijt raken.

Ik heb er ook vaak aan gedacht om priester te worden. Toen ik nog klein was, had ik om priesterkleren gevraagd. En die kreeg ik: een hele priesteruitzet, met kazuifel, manipel, stola en albe, met kelken en kandelaars en kaarsen. We speelden misje, met misdienaars erbij.

Ik hield van het Gregoriaans. Waarom? Was het vanwege de mystieke sfeer van die muziek of vanwege het kunstgehalte ervan?

Heel merkwaardig was dat ik erg graag een uitvaartmis, een begrafenisdienst, speelde. Van alle missen die ik speelde, waren er van de tien negen zielemissen. Ik kon het goed met mijn nichtje vinden. En dan maakten we b.v. een vlieg dood, legden die in een „kistje" en gingen begrafenisje spelen.

Toen ik acht jaar was, stierf mijn moeder. Dat heeft een heel diepe wonde geslagen in mij. En dat overlijden van moeder bracht ook allerlei andere problemen met zich mee. Vader ging naar het werk. En een huishoudster zorgde voor ons.

Twee jaar later is mijn vader hertrouwd. Ik heb dat nooit gewild. Ik kende de figuur van de stiefmoeder uit de sprookjes. En instinktmatig zei ik daarom: „Nee, ik wil geen stiefmoeder. Dat is slechts een „kunst"-moeder, geen echte moeder".

En ik heb het dan ook nooit met mijn stiefmoeder kunnen vinden. Dat konflikt nam vooral toe in de puberteitsjaren.

Vandaar altijd dat verlangen in mij naar mijn moeder. „Och als zij nog eens leefde!" Maar daar werd, wellicht goed bedoeld, misbruik van gemaakt. Als ik stout was geweest, kreeg ik te horen: „Mamma heeft dat vanuit de hemel gezien en die is er bedroefd om".

Homo?

Met hangen en wurgen ben ik door mijn middelbare studies heen gekomen. Toen wilde ik de verpleging in, want ik wilde goed doen aan de mensen, vooral aan de lijdenden, de zieken.

In de verpleging had ik een gelukkige tijd. Alles verliep vlot. Ik had verkering met een leuk meisje. We schreven elkaar elke week. We begrepen elkaar goed.

Maar aan die vredige sfeer is een abrupt emde gekomen door iets wat ik destijds een stom toeval zou noemen.

Ik had een goede vriend. Daar studeerde ik ook mee samen. Maar de anderen kwamen vaak zonder te kloppen zo maar onze kamer binnenstormen. Wij vonden dat erg vervelend en we besloten de deur op slot te doen, want dan moésten ze wel eerst aankloppen, voordat ze konden binnenkomen.

Maar ja, zo de waard is, vertrouwt hij zijn gasten. En een mijnheer X komt op zekere morgen ons vertellen wat men in het instituut over ons roddelde. Ik dacht dat ik door de grond zakte. Hoe kan men zo iets van ons denken! Homosexualiteit is immers volgens de R.-K. Kerk doodzonde. Toen mijn meisje deze praatjes te weten kwam, kapte ze meteen met mij.

Ik kreeg te kampen met een schuldcomplex over iets dat niet bestond. De gedachte homo te worden, werd voor mij een obsessie. Ik kreeg de grootste moeite thuis. Ze begrepen niet wat er gaande was, nl. dat ik op allerlei wijze wilde proberen te bewijzen dat „het" niet waar was. Ook de studieresultaten gingen snel achteruit. Ik zakte voor mijn examen en moest stoppen met mijn studies. Het werd donker in mijn leven. Ik deed zelfs een poging om er een einde aan te maken.

Vrouwenhaat

Ik leerde opnieuw een meisje kennen. Zij hielp mij over mijn schuldcomplex heen. Ik raakte verliefd op haar, maar van haai kant was het enkel vriendschap. Op een feestavond waar ook ik was uitgenodigd, liet ze duidelijk haar voorkeur blijken voor een andere jongen.

Ik kreeg dus in feite de bons van haar. Een nieuwe klap. Ik nam mijn toevlucht tot een radikaal middel: ik sloot mijn hart voor alle vrouwen. Ik werd een vrouwenverachter en een vrouwenhater. Dat heb ik zes jaar volgehouden met grote trots.

In de ban van de oosterse religies

Ik was echter overtuigd dat ik over voldoende studiecapaciteiten beschikte. Bovendien gebood mijn trots mij om door te zetten. En zo kwam ik in Ottersum in Nederlands Limburg terecht, in huize Maria Roepaan, een instituut voor de opvang van gehandicapten. Dat was in 1971.

Het was een hele overgang van België naar Nederland. Ik had wat aanpassingsmoeilijkheden. Maar ik vocht mij er door heen en na drie jaar behaalde ik mijn diploma.

Weldra voelde ik me prima thuis in Nederland. Ik behield nog mijn vroegere godsdienstige gewoonten. Ik ging 's zondags altijd naar de hoogmis, en dan na afloop - ook een gewoonte - dook ik in een café, voor een stevige pot bier.

Maar onder invloed van de collega's met hun veel vrijere opvattingen werden alle oude waarden afgebroken. Dat gebeurt langzaam. Onbewust pas je je daarbij aan. Vooral de oosterse religies boeiden me erg. Enkele vrienden stimuleerden mij in die richting. Zij waren- zo beweerden zij- reeds op weg naar het geluk. Zij zochten vrede bij God, maar die God meenden ze te kunnen vinden in zichzelf. Door middel van meditatie en yoga kon je één worden met God, zo beweerden zij.

Dat was het juist wat ik zocht. Ik kocht tal van boeken over het oosterse denken. Door mijn vrienden werd ik verder ingewijd. Ik moest een ontspannen houding aannemen en mij dan gaan concentreren. Ik moest mij bv. voorstellen dat ik in een woestijn liep; en dan zag ik mij ook in die woestijn lopen.

Er kwam een stagiair in ons instituut. Hij heette Eric. Hij hield er nog andere ideeën op na. „We worden allen geleid door onzichtbare krachten. We worden wedergeboren in een nieuw leven. De mens is een deel van de kosmos"?

„Er zijn in ons verborgen krachten. Elk mens bezit die, maar niet iedereen maakt daar gebruik van. Degenen die dat wél doen, zijn de helderzienden en waarzeggers en over het algemeen de paranormaal begaafden. Deze mensen hebben de energie die ze van God hebben gekregen, wél ontwikkeld".

Kontakt met de geestenwereld

Eric was daar ook mee bezig. En ik wilde hem daarin volgen. Ik hoopte zo in harmonie met de kosmos te geraken en de vrede te vinden. Ik zou dan één kunnen worden met God en Zijn goddelijke oerkracht kunnen inschakelen.

Er zijn diverse methoden om „jezelf te vinden" en die oerkracht in je te ontwikkelen. Jezelf terug verplaatsen in je verleden, meditatie, yoga en hypnotische toestanden.

Eric beweerde ook dat hij in kontakt kon treden met gestorvenen. Ik vroeg hem: „En zou ik dan mijn moeder kunnen terugzien?" „O ja, dat kan best". Ik dacht meteen: dat is het! Nou zijn we d'r!

Eric legde me uit hoe dat ging. „De mens is een geest en je kunt je geest dus losmaken van het lichaam. Dat is het spiritisme".

Die ideeën had ik al in mijn boeken gelezen: „De gestorven mens is reeds één met de kosmos en met God".

Zo kwam ik in aanraking met een vreemde wereld, een wereld van vrede én van onrust tegelijk.

En nu aan het oefenen! Steeds méér mediteren, steeds hetzelfde woord herhalen: de naam van een hindoegod; en die zijn er vele! Mijn eerste oefeningen leverden niets op.

Maar ik zette door. En langzamerhand vorderde ik. Ik belandde in de meest schokkende periode van mijn leven. Voorwerpen begonnen te bewegen onder mijn geconcentreerde denken, een deur van de kast ging daardoor open en dicht.

Ik kreeg kontakt met mijn overleden familie. Ek gaf de boodschappen van hen aan anderen door. Ik zag mijn moeder. Ik zag ze heel duidelijk vóór me en we hebben heel lang met elkaar gepraat.

Er kwam een schijnrust over me, maar in eenzame uren had ik steeds meer behoefte aan drank. Soms werd ik overvallen door hevige angstgevoelens. Maar dat zou wel verminderen, zei Eric.

Ik kreeg dromen over verschrikkelijke oorlogen. Afschuwelijke monsters doken voor mij op. Dat duurde soms wel twee weken lang, elke nacht achter elkaar. Dan was ik 's morgens helemaal uitgeput.

Intussen had ik ook een boek gekocht: „Sexualiteit en religie". In dat boek werd uiteengezet hoe er in het heelal een mannelijk en een vrouwelijk beginsel is, de jang en de jin.En zo werd gezegd: In de Bijbel wordt dat jang- en jin-beginsel beschreven als Adam en Eva.

En toen was ik er. Toen meende ik het te begrijpen. Natuúrlijk moeten we dat scheppingsverhaal niet letterlijk verstaan. Adam en Eva hebben nooit bestaan. En vooral: dat helemaal opklimmen tot God, dat leek mij geweldig.

Zonder hoop

Ik werd in het ziekenhuis opgenomen voor acute nierontsteking. Op een avond gebeurde er iets dat ik „een uittreden uit mijzelf' zou willen noemen.

Ik zag een wit wezen voor mij lopen. Ik wou er kontakt mee opnemen, maar ik zakte terug, kreeg een schok en een loodzwaar gevoel kwam over mij. Ik was niet in staat om mijn armen op te tillen of om me ook maar enigszins te bewegen.

In die tijd dat ik dat wezen vóór mij zag, heb ik alles gehoord wat de anderen op de ziekenzaal zeiden. De zuster is erbij gekomen, ze hebben geprobeerd me wakker te maken, ze hebben me in het gezicht geslagen. Ze hebben alles geprobeerd, de pols gevoeld, de dokter erbij gehaald. Ze vroegen zich af: Is hij niet in coma?

Toen ik weer bijkwam, drong het ineens tot mij door: Dat gebeurt er als je dood gaat. En ik was toen ineens zó bang, als ik nog nooit geweest was. Ik zei tegen de zuster: „Ga alsjeblieft niet meer weg. Ik wil niet dat zoiets nog eens gebeurt". Ik ben toen gestopt met de yoga en de meditatie. Ik dacht als ik daarmee doorga, wie weet wat er dan nog eens gebeurt".

Wel heb ik dat kontakt met die jongen, Eric, die mij dat spiritisme had geleerd, niet meteen radikaal verbroken. Deze Eric beweerde dat hij al zeer ver gevorderd was. Hij kon tegelijk boven in zijn bed liggen én beneden in zijn kamer wandelen. Hij sprak regelmatig met zijn overleden vader.

Ook tussen mijn religieuze oefeningen door ging ik meedoen aan de carnaval. Tijdens zulke feesten is het gemakkelijk een meisje te versieren en ik deed dat dan ook, maar het geluk dat ik dan zocht en even meende gevonden te hebben, glipte meteen weer tussen mijn vingers weg.

Op allerlei wijze zocht ik compensatie. Ik ging gokken en deed mee aan allerlei prijswedstrijden. Vaak bofte ik, maar de vrede kwam maar nooit.

's Avonds zat ik vaak alleen op de kamer, met de muziek aan en de fles bij de hand. Soms als de vertwijfeling te groot werd, riep ik echt tot God. Maar er kwam geen antwoord.

Zo ging het leven verder, zeven jaren lang. Je weet uiteindelijk niet meer waar je het zoeken moet. Alle hoop was uit mijn leven verdwenen.

II DE BEVRIJDING

Toen ben ik in militaire dienst gegaan. Maar alles in mij was leeg en tegelijk onrustig. Ik was ten einde raad. Waar zou ik het geluk nu nog moeten zoeken?

Ik nam toen de levenshouding aan van: „Laat maar waaien"; de kroegen in en uit, achter de vrouwen aan. Het kon me niks meer schelen. Ik zoop me vaak straalzat. Ik dacht: het geluk is toch nergens te vinden, dus ik zie maar wat ervan komt Op zekere avond kwamen wij, ik en nog iemand anders, terug van zo'n kroegentocht. Daar stond een auto en het was 's nachts om half één. En daar zaten er twee te vrijen. Wij gingen toen gluren om het allemaal mee te kunnen maken wat er zou gebeuren.

Ineens kwam er een ander en die vroeg: „Wat doen jullie hier?" Ik schrok me het apezuur. Om twaalf uur moesten wij namelijk in de kazerne zijn. Ik dacht: als dat de sergeant is, ben ik het haasje.

Maar het bleek een andere soldaat te zijn. We liepen met elkaar naar de kazerne. Ik vroeg waar hij vandaan kwam en wat hij in het gewone leven deed.

Hij zei dat hij naar een pinksterbijbelschool ging. Ik vroeg: „Wat is dat voor een ding?" (Hij kwam zojuist terug van een bidstonde in zijn gemeente).

Hij begon te praten over God. Ik dacht: „Hé, dat is interessant. Daar moet ik op doorgaan".

Hij vroeg mij ineens recht op de man af of ik in God geloofde. Ik antwoordde: „Natuurlijk". En hij zei dat hij daar graag verder met mij over wilde praten. Ik: ,Ja, ik ook, erg graag".

De volgende dag zocht ik Mark - zo heette hij - op. Hij vertelde hoe hij God zag en hij had het over Jezus.

En hij had het over „overgave" en datjezus de Enige moet zijn in je leven en dat je geen eigen leven mag hebben.

Ik werd een beetje kwaad op hem en zei: „Ik mag toch zeker wel een eigen leven leiden. Ik mag toch zeker zelf uitmaken wat ik wil en wat ik doe".

Al vrij spoedig stelde Mark mij de vraag:, Jij zegt dat je God zoekt, maar heb je Hem ook gevonden?" Ik moest daar ontkennend op antwoorden.

„Maar ik zoek niet meer naar God, want God heeft mij gevonden. Hij is mij tegemoet getreden in Zijn Zoon Jezus Christus", zei Mark.

Dat sloeg bij mij in als een bom. Dit was een totaal andere gedachtenwereld dan waarin ik tot nog toe vertoefd had. Daar klonk het altijd: Wij moeten en kunnen onszelf omhoog werken naar God toe om ten slotte één met en gelijk aan Hem te worden.

Toen vroeg Mark mij een keer of ik mee wilde gaan naar Utrecht naar een One Way-dag van Ben Hoekendijk. Ik zag niet in waarom. Maar van de andere kant dacht ik: Ik heb al van alles geprobeerd. Dat kan er ook nog wel bij. En in elk geval: baat het niet, dan schaadt het niet.

Maar, zo zei ik tegen hem: „Ik heb geen geld. En ik wil niet dat je het mij gaat voorschieten. Daar begin ik niet aan, aan lenen."

Hij wilde die ƒ 25,- (dat waren de reiskosten) echter graag voorschieten. Maar ik weigerde beslist.

Mark vond dat erg jammer en hij heeft daar blijkbaar om gebeden. En twee dagen later zei hij: „Maar kun je dan niet proberen of je een voorschot op je zakgeld kunt krijgen?" Ik zei toen: „Ik wil het proberen, maar dat is toch immers praktisch uitgesloten dat je vooruit een gedeelte van je soldij krijgt. Dat weet je zelf ook wel." Maar wonder boven wonder - dat was het eerste wonder dat de Heere aan mij verrichtte - ik kreeg dat voorschot wél. De officier zei echter nadrukkelijk tegen mij: „Zeg het tegen niemand, want als mijn superieuren het te horen krijgen, ben ik zelf de klos. Bij hoge uitzondering geef ik je een voorschot van ƒ 100,-, maar normaal mag dat niet".

Zo ging ik dan met andere christenen naar de One Way-dag in Utrecht. We begonnen met elkaar over het geloof te praten. Ik had mijn boek „Sexualiteit en religie" meegenomen. En ik wou mijn buurman even uitleggen hoe ik erover dacht.

In dat boek stond een zin. Ik zocht die op en zei hem:„Hier staat het. Als je deze weg volgt, wordt de mens gelijk aan God, één met de godheid". Dat stond er letterlijk in.

Toen heeft de Heilige Geest ingegrepen, want dat kan nooit ergens anders vandaan zijn gekomen.

Mij hadden ze vroeger op de katholieke school geleerd: „Een mens kan nooit gelijk zijn of worden aan God". En dat kwam bij mij ineens naar boven. En ik zei: „Wat raar! Hier staat dat de mens wél aan God gelijk kan worden. Ergens klopt er hier iets niet".

In Utrecht

De volgende dag in Utrecht luisterde ik naar Ben Hoekendijk, maar ik snapte niks van zijn hele preek. En toch moet er een sterke werking van de Heilige Geest geweest zijn. Want ik kreeg ineens een onweerstaanbare drang om dat boek over „Sexualiteit en religie" te pakken en het verwoed midden door te scheuren. En ik deed het ook. Want ik wist het ineens héél zeker: „Dit klopt niet; dit zijn leugens". Daarna was er een twee-persoonsbijbelstudie. Dat is daar de gewoonte. Ik snapte daar ook niet veel van. Toen kwam de laatste vraag van die Bijbelstudie: „Weet u persoonlijk of u gered bent door Christus?" Ik zei tegen de vrouw met wie ik die Bijbelstudie deed: „Ik weet niet wat daarmee bedoeld is. Ik snap d'r geen cent van. Wat betekent dat allemaal: persoonlijk gered zijn? Ik weet 't niet hoor".

Ze drong echter aan: ,Ja, weet je het nou zeker of weet je het niet zeker?"

Maar ik wist niet wat ze met „het" bedoelde.

Toen zei ze: „Er zijn maar twee mogelijkheden: ofwel naar de nazorg gaan en daar nog eens verder doorpraten, zodat je „het" gaat begrijpen, ofwel met je twijfels terug naar huis gaan".

Zodoende had ik een gesprek met één van de nazorgers, Jan v.d. Graaf uit Monster. Hij zei: „Het is niet in de eerste plaats belangrijk of je alles begrepen hebt. Maar het komt erop aan of je jezelf hebt leren zien zoals God je ziet. In Zijn ogen kan niemand bestaan, want we zijn allen zondaars. We kunnen onszelf nooit rechtvaardigen tegenover Hem vanwege het vele kwade dat wij gedaan hebben en doen. Alleen in Jezus Christus, en vanwege Zijn offer aan het kruis, schenkt God aan ieder die zijn vertrouwen stelt in Jezus Christus, de vergeving van de zonden. Jezus heeft ónze straf gedragen. De mens kan zijn eigen zonden niet uitboeten en hij hoeft het ook niet meer, want dat heeft Jezus gedaan voor ieder die in Hem gelooft. Wat je moet doen?: neerknielen voor God, oprecht je schuld voor Hem uitspreken en jezelf aan Christus toevertrouwen, voor altijd".

Ik wist dat ik niets meer had te verliezen. En hier werd mij een eeuwige hoop geboden. Hij had gezegd dat ik niet alleen de vergeving van mijn vele zonden zou ontvangen, maar ook een nieuw mens zou worden. Zo kwam ik tot de overgave aan Jezus Christus.

En toen dat gebeurd was, viel een loden last van mij af. Ik wist nu ineens dat ik bij Jezus datgene had gevonden, waarnaar ik jaren gezocht had. Al de rest was surrogaat. Dat zag ik nu heel duidelijk.

Van al die goden en geesten was er niet één, die onze zonden vergaf en onze schuld wegnam. Ze eisten een hele hoop van mij en hielden mij hun vele regels voor. Die moest ik volbrengen om bij hen in de gunst te komen. Maar met mijn schuld bleef ik zitten.

Toen ik zó naar Jezus getrokken werd en mijn leven geheel in Zijn handen legde, veranderde alles in mij met een slag van 180 graden. Nu begreep ik wat Mark had bedoeld tijdens onze vele gesprekken. Jaren lang had ik gepoogd op eigen kracht naar God toe te gaan. Dat mislukte iedere keer. Nu kwam God in Christus naar mij toe. Dat is wel het meest wezenlijke verschil tussen het christendom en alle andere godsdiensten.

Geloof en ongeloof

God zette Zijn werk in mij voort. Ik bemerkte dat Hij mij telkens naar Zijn Woord trok. Ik hield van Bijbelstudie met anderen en ook alleen. Ik begon anders te denken en te leven. Mijn belangstelling werd anders gericht. De kroegen interesseerden mij niet meer. Ik hield ervan om om te gaan met gelovigen.

Misschien reageert iemand van mijn vroegere kameraden, die dit leest, aldus: „Maar zijn wij dan ongelovigen? Wij geloven toch ook in God".

Volgens de Bijbel zijn slechts zij gelovigen, die niet slechts in God geloven, maar ook Jezus Christus als hun Verlosser hebben aangenomen en die daarom kinderen van God zijn geworden (Joh. 1 : 12-13).

Ongelovigen zijn degenen die nooit hun schuld oprecht voor God hebben beleden en daarom ook nooit de vergeving van de zonden alleen van Christus hebben verwacht. Zij menen het zelf wel te kunnen klaren. Diep in hun hart hebben ze Jezus niet nodig als hun Verlosser en Zaligmaker.

Geloof en ongeloof worden alleen maar gemeten aan de relatie die wij hebben met Christus. Vertrouw je Hem of niet? Erken je Hem als de God-Mens, die voor onze zonden stierf - of verwerp je Hem?

Je kunt dan wel op iets anders je geloof bouwen en je vertrouwen stellen in mensen, in dingen of in geesten; dan denk je misschien dat je gelooft, maar als je niet gelooft zoals God dat in de Bijbel van ons vraagt, dan ben je in Gods ogen een ongelovige, hoeveel godsdienstige praktijken je er ook op nahoudt.

Elk mens gelooft in iets of in iemand. Hoevelen liggen niet voor Koning Voetbal op de knieën?

En de popsterren worden vurig aanbeden, met name ook als ze dood zijn. Wat heb je eraan om je geluk te zoeken bij een dode? Heel veel mensen leiden voor hun leven geestelijke waarden af uit de stand van de sterren en planeten.

Ik heb dat allemaal ook gedaan. Maar met welk een gevolg?

III. CHRISTUS ZUIVERT HET VEROVERDE GEBIED

Door het geloof had Christus mij tot Zich getrokken en had ik mij aan Hem toevertrouwd. Maar er moest nog heel wat puin geruimd worden. De vijand, de duivel, was wel verslagen, maar hij voerde nog achterhoedegevechten. Hij wilde het door Christus veroverde terrein niet zo maar prijs geven. Bovendien is daar mijn eigen „vlees", de oude mens in mij. En dat „vlees" komt telkens in opstand tegen de geest, tegen de Heilige Geest in mij.

Christus ging mij echter door Zijn Woord en door Zijn Heilige Geest omvormen naar Zijn beeld.

Het eerste watjezus deed, was de opwekking van mijn geweten. Hij maakte dat geweten van mij steeds meer fijngevoelig, nauwgezet, afgestemd op Zijn voorbeeld.

Dat greep diep in in mijn persoonlijke leven. Ik begon te merken hoe ver ik nog verwijderd was van de volmaaktheid waartoe wij door Hem geroepen worden en die ons getoond wordt in de geboden van het Oude Testament en in de Bergrede. En vooral het gebod van de liefde! Hoe subliem is die liefde! God beminnen uit heel je hart, met heel je verstand en ziel en met al je krachten; en de naaste liefhebben als jezelf. Hoe subliem, maar ook hoe moeilijk!

Ook met allerlei uiterlijke dingen kon ik op den duur niet verder gaan. De aanbidding van de hostie (= de in de mis geconsacreerde ouwel. HJH). Nee, daar kon ik niet meer aan meedoen. Het neerknielen voor beelden evenmin.

Het pausdom. Eigenlijk had ik de paus al vóór mijn bekering afgeschreven (zoals overigens veel rooms-katholieken tegenwoordig doen). Ik had in het Evangelie over Jezus gelezen hoe Hij geleefd had. En als ik daar de levens van de pausen mee vergeleek, dan wist ik het zeker: Dat maakt niemand mij wijs dat die pausen Christus op aarde zouden zijn.

Een romance

Maar voordat ik verder ga, moet ik (en mag ik tot mijn vreugde) het volgende vertellen.

Intussen was een ander meisje in mijn leven gekomen: Rini. Zij is mijn vrouw geworden. Het begon met een ontmoeting in een restaurant, waar ik haar het Evangelie had uiteengezet. Maar zij kan dat beter zelf vertellen.

Dat was in april 1977. Later had ik toen dat gesprek met hem over het Evangelie in dat restaurant.

Zelf ben ik ook rooms-katholiek geweest, opgegroeid in Raalte. Ik was echter zoekende. Ik geloofde wel datjezus gestorven was voor onze zonden, maar ook de andere dingen van de Katholieke Kerk, de Mariaverering enz.

Ik bad ook 's avonds wel in bed om vergeving van mijn zonden. Maar echt mij overgeven aan Christus, mijn leven helemaal in Zijn handen geven? Het leek alsof er iets in mij zich daartegen verzette.

Ik zag die overgave toen niet in de bijbelse zin als een vertrouwen op het volbrachte werk van Christus alleen en op grond daarvan zeker zijn van de vergeving van de zonden, maar als een mij volledig aan Hem toewijden, als een wilsbeslissing dat Hij voorgoed mijn Heer zou zijn. Ik hinkte altijd op twee gedachten. De wereld trok mij én Christus trok mij.

De kamer van Piet hing vol met posters van Ben Hoekendijk: „Gij zult de meerderheid in het kwaad niet volgen". „Eén weg naar Jezus". En dergelijke.

En toen ging ik een keer naar zijn kamer en vroeg hem op de man af: Wat geloof jij eigenlijk?

Piet:

Ik heb geprobeerd het haar duidelijk te maken en toen ze wegging, zei ze: Als je wilt, kun je mij daar meer over vertellen".

Ik vond dat wel fijn. Niet dat ik dacht aan verkering met haar. Ik was intussen een vrouwenhater geworden. Ik moest er eigenlijk niets van hebben. Dat was gekomen vanwege teleurstellende ervaringen van vroeger.

Maar ik dacht: wat zou het fijn zijn als ook zij tot geloof komt. En dan zouden we ook de andere verpleegkundigen daarover kunnen spreken, en misschien wel de doktoren.

Maar ik moet nu weer verder gaan met mijn eigen verhaal. Ik had mij zo diep met het spiritisme bezig gehouden, dat ik dat niet zo maar kwijt raakte.

En wat is de verhouding tussen het ware geloof en het spiritisme waar ik vroeger in geloofde?

Die twee verhouden zich als water en vuur, licht en duisternis. Ze verdragen elkaar niet.

God is een persoonlijk God. Hij is niet een „iets", maar Hij is Iemand. Al het goede komt van Hem. Hij is de Vader der lichten (Jak. 1 : 17). „Niemand is goed dan God alleen" (Lk. 18 : 19). „Indien dan gij die boos zijt, weet uw kinderen goede gaven te geven, hoeveel te meer zal uw Vader die in de hemelen is, goede (gaven) geven aan hen die ze van Hem bidden" (Mt. 7 : 11).

Maar Gods grote tegenstander is de duivel. Ook hij is een persoon. Van hem komt al het kwade.

Mensen die de richting van hun leven willen laten bepalen door de stand van de sterren of door waarzeggers en helderzienden, mensen die gestorvenen aanroepen voor het verkrijgen van gunsten, komen via dit kontakt in aanraking met Gods tegenstander.

De duivel gebruikt deze middelen om greep op het leven van de mensen te krijgen. Het begint daarmee dat anderen je nieuwsgierigheid opwekken. Het is een mysterieus gebied waar je wel wat van griezelt, maar waar je toch meer van wilt weten. Dan kan het tot een verslaving leiden en zelfs tot bezetenheid. De hele persoonlijkheid wordt erdoor aangetast en afgebroken.

Thuis waren ze in het begin erg negatief, later onverschillig. Op Nederlandse bodem terug ging ik verder met te vertellen watjezus aan mij gedaan had. Hij is het antwoord op onze vragen. Hij is de zin van ons leven (Joh. 14:6-7). Dat goede nieuws moet iedereen weten.

De reakties bleven niet uit. Ze waren heel verschillend: van agressief tot echt belangstellend. Eén jongen die in grote nood verkeerde, heeft Jezus leren kennen. Ik was echter ook in mijn oude milieu teruggekeerd. En dat had ook zijn invloed, soms erg diepgaand. Ik had zoveel kontakten gehad met mensen die gemeenschap hadden gezocht met wat in wezen boze geesten zijn.

Jezus is de echte Bevrijder van de mensen. Hij maakt vrij: je mag leven zonder kwellende schuldgevoelens. Dat is het wat de mensen vaak zo ongelukkig maakt: schuld, al zijn ze zich daar meestal niet zo van bewust.

Velen vinden dat woord „schuld" echter maar eng. Het staat in verband met zonde. En ook dat vinden ze maar een naar begrip. Ze willen er niet aan om te erkennen dat ze schuldig zijn. Ze willen hun zonden en hun zondige bestaan niet voor God belijden.

Zonde is ingaan tegen Gods wil. Is je verzetten tegen Hem die jou gemaakt heeft. En Zijn wil - we zeiden dat reeds - heeft God kenbaar gemaakt in de geboden, vooral in de tien geboden, maar ook in de Bergrede.

Laat die eens op je inwerken en stel je dan de vraag: Heb ik al die geboden elke dag trouw en nauwkeurig volbracht?

Ik in elk geval niet! Helaas! En laat ik eraan toevoegen: Niemand van ons kan die geboden volmaakt volbrengen, elke dag, elk uur, elk ogenblik. Daarvoor zijn wij mensen van nature te egocentrisch en te egoïstisch.

Wij moeten (en mogen!) van vergeving leven. Anders is er voor ons geen hoop. God is volmaakt en kan alleen de volmaaktheid dulden. Hij is rechtvaardig en kan het kwade niet door de vingers zien.

Maar- Gods Naam zij geprezen! - „Alzo liefheeft God de wereld gehad dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe" (Joh. 3 : 16).

Jezus droeg de schuld en de straf voor onze zonden op Golgotha. Door het geloof in Hem en door de kracht van Zijn bloed worden wij gereinigd van alle schuld en ontvangen de volle vergeving.

Een moeilijk punt is dat je al dat mooie, rijke, vertroostende alleen maar kunt ontvangen als een geschenk, als een genade. Dat is moeilijk voor ons zelfbesef. We willen niet graag de handen open houden om iets te krijgen. We willen niet als bedelaars aangemerkt worden. We willen alles zélf verdienen. We willen zelf ons verzekeren van onze plaats in de hemel.

Maar God aanvaardt niets meer van ons als een prestatie die voor Hem de moeite waard zou zijn. Want heel onze natuur is bedorven. Wij kunnen niet anders dan, althans uit onszelf, alleen maar onszelf op het oog hebben, ook bij onze vroomheid en godsdienstigheid. En hoe kan God ook maar iets aanvaarden, wanneer wij daarmee niet Hem, maar, althans ten diepste, onszelf beogen?

Een voorbeeld Als je een pols hebt gebroken, kun je niet meer werken. Je gaat in de ziektewet. De rest kan dan nog wel gezond zijn, maar het werk lukt niet meer. Maar bij ons is er geen rest die nog gezond is. Onze zelfzucht heeft alles in ons aangetast. Dat is de harde, maar nuchtere werkelijkheid.

Daarom kan God ons alleen aanvaarden in dé Volmaakte, Jezus Christus, Zijn Zoon. Hij rekent ons alle gerechtigheid van Christus, heel Zijn heilige leven en sterven, toe, wanneer wij in ootmoed en geloof ons vertrouwen in Hem alleen stellen.

De bevrijding door Christus is radikaal en totaal. Alle anderen buiten Hem beloven wel bevrijding, maar ze geven het niet.

Christus bevrijdt je voor het eerst bij je bekering, maar Hij zet die bevrijding door gedurende ons gehele leven. Ik heb het zelf ervaren en ook ú zult dat ervaren, zodra u zich in geloof helemaal aan Hem overgeeft.

God vergeeft niet alleen, maar Hij vergeet ook. Wij mensen zeggen wel eens: Ik kan dit of dat vergeven, maar vergéten doe ik het nooit. Maar van de Heere geldt: , Ja, Gij zult al hun zonden in de diepten der zee werpen" (Micha 7 : 19)- „Gij hebt al mijn zonden achter Uw rug geworpen" (Jes. 38 : 17).

Ons happy-end

Maar voordat ik eindig, wil ik eerst nog iets zeggen over het happy-end met Rini, want misschien bent u daar toch een beetje nieuwsgierig naar.

Welnu, er was iets gaan groeien tussen Rini en mij. Maar ik wilde op mijn hoede zijn. Ik had zoveel van meisjes ondervonden dat ik er in geen tien jaar meer iets mee te maken wilde hebben.

Daarom dacht ik: als het weer niet echt zou zijn, dan kan ik er beter nu mee stoppen. Ik heb dit in het gebed bij de Heere gebracht en Hij gaf mij op een verrassende wijze het antwoord.

Ik wist dat er bij mij een groter verlangen was dat zij tot geloof zou komen dan dat ze mijn vrouw zou worden. Ik wist dat dit veel belangrijker was. Daarom vroeg ik aan de Heere: „Laat haar écht tot U komen om Uzelf en niet om mij".

En de Heere heeft dit gebed verhoord. Het was op zekere dag alsof ik het van Hem hoorde: „Ik zal ze tot Mij trekken en ze zal u tot vrouw zijn".

In augustus 1977 heeft ook zij haar hart aan de Heere gegeven. Rini: „We waren aan het bidden en ik weet niet precies hoe het gebeurde. Maar het was alsof er een hele rust over mij kwam en dat het licht werd".

Daar was bij mij nog iets aan vooraf gegaan. Ik was bij de Heere klaar gekomen met mijn aversie tegen vrouwen. Die tegenzin was wel ontstaan uit teleurstellende ervaringen. Maar ik begreep dat deze tegenzin psychisch niet gezond was. En ik beleed voor de Heere dat er diep in mij toch ook een verlangen was om met een vrouw door het leven te gaan en een gezin te stichten.

En de Heere gaf mij antwoord vanuit Zijn Woord. Ineens stond de tekst uit Gen. 2:18 levend voor mij: „Ook had de Heere gesproken: Het is niet goed dat de mens alleen zij; Ik zal hem een hulp maken die als tegen hem over zij". En daarmee had ik de zekerheid dat dit ook voor mij in vervulling zou gaan. Er stond geen tijd bij. Het zou nog wel vijf jaar of langer kunnen duren, maar ik wist diep in mijn hart: Ze komt, wie het dan ook zal zijn.

En toen die verkering met Rini begon, was telkens mijn gebed: „Heere, is zij het, of is ze het nog niet?"

En toen zijn we getrouwd, in 1978. Daar is toen een tijd van trubbels aan voorafgegaan, trubbels met mijn familie, omdat zij (en ook ik) niet meer katholiek was.

Rini: „Piet heeft problemen gehad met zijn familie; ik niet. Misschien dat mijn moeder toch wel veel verdriet erover had dat wij niet meer katholiek waren. Maar van de andere kant was ze toch ook blij dat wij vasthielden aan Jezus Christus en niet verdwaald waren geraakt in oosterse filosofie of dat we helemaal niet meer zouden geloven".

Maar ze zijn toch gekomen. We hadden een klassieke bruiloft. Ds. de Jong heeft de trouwdienst geleid. En we hebben nu twee kinderen en Rini is in verwachting van de derde.

Tenslotte

En nu dan een slotwoord tot hen die verstrikt zijn in allerlei vormen van bijgeloof en okkultisme.

Tot hen wil ik zeggen: Wend je in je nood tot Christus. Keer je naar Hem toe, dat is: bekeer je.

Als je in nederigheid en onder schuldbelijdenis tot God komt, dan is Hij niet meer boos op je. „Hij zal niet altoos twisten, noch eeuwig (de toorn) behouden. Hij doet ons niet naar onze zonden en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden. Want zo hoog de hemel is boven de aarde, is Zijn goedertierenheid geweldig over degenen die Hem vrezen. Zo ver het oosten is van het westen, zo ver doet Hij onze overtredingen van ons. Barmhartig en genadig is de Heere, lankmoedig en groot van goedertierenheid" (ps. 103).

Hij vergeeft op grond van het bloed van Zijn eigen Zoon. Je mag elk moment van de dag naar Jezus gaan. „En die tot Mij komt, zal ik geenszins uitwerpen" (Joh. 6: 37).

Moge er weldra vreugde in de hemel bij de engelen zijn, omdat ook u zich tot God bekeerd hebt en u gewend hebt tot Jezus Christus als uw enige en volkomen Zaligmaker.

Ik geef hieronder mijn adres en telefoonnummer. Graag wil ik u nog meer vertellen over deze enige weg van het heil, als u dat wenst. Verwacht het echter nooit van mensen. Mensen brengen het heil niet, ze kunnen het slechts verkondigen. Maar het is wél heerlijk als de Heere je als Zijn instrument wil gebruiken. Piet Demedts, Arendstraat 20, 6591 TZ Gennep. Tel. 08851 - 3831.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 mei 1982

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

EEN R.K. SPIRITIS VAM TOT BEKERING

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 mei 1982

In de Rechte Straat | 32 Pagina's