IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

van predikheer tot predikant

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

van predikheer tot predikant

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

(VERVOLG VI)

Iedereen weet, dat lang niet alle geestelijken werkzaam zijn in de direkte zielzorg. Pastoors en kapelaans houden zich daarmee dagelijks bezig, maar er zijn ook heel wat geestelijken, die ander werk doen, die professor aan een universiteit zijn of Ieraar aan een middelbare school of die de hele dag bezig zijn met het uitoefenen van een of andere bestuurlijke funktie in de kerk, etc.

Tijdens mijn kloosterjaren heb ik zelfs twee paters meegemaakt die zich vrijwel uitsluitend bezig hielden met de kunst. De een was pianoleraar, organist, dirigent en componist en de ander kunstschilder. Van de eerste heb ik veel geleerd, voordat ik zelf organist werd en enige jaren later voorzanger en dirigent van een kloosterkoor, en de ander zal ik me altijd dankbaar blijven herinneren als een kunstenaar, die geen last had van de vervelende en aanstellerige eigenaardigheden van sommigen van zijn vakgenoten, en vooral als een buitengewoon hartelijk, opgewekt en humoristisch medemens.

Je kon dikwijls geweldig met hem lachen. Geleerd was hij niet. „Ik heb gewoon normaal twaalf jaar gestudeerd, bij wijze van spreken", was hij gewoon te zeggen. Vooral dat „bij wijze van spreken" kreeg dan nogal wat nadruk! Maar in ieder geval was hij een gezellig en geestig mens.

Zo herinner ik mij bijvoorbeeld, dat iemand op de morgen van een dag, waarop in Rome een nieuwe paus gekozen zou worden, aan hem vroeg of hij nog voorkeur had voor een bepaalde kandidaat. „Ik niet hoor", zei hij luchtig, „wat mij betreft mogen ze kiezen wie ze willen, als hij maar rooms is!" Zo'n opmerking werd wel eens als teken van onverschilligheid of als goedkope spot opgevat, maar dat was het nu juist helemaal niet. Want op de humor van deze man paste precies de definitie, die een bekend schrijver eens van echte humor heeft gegeven: „Humor is ernst, die men overwonnen heeft".

Dat was de humor van deze pater-kunstschilder ook. Het gekke antwoord over de pauskeuze werd hem feitelijk ingegeven door de ernstige bedenkingen die hij tegen de gang van zaken bij een pauskeuze had. Hij geloofde namelijk niet, dat daarbij steeds alleen maar werd gehandeld onder leiding van de Heilige Geest, zodat daarbij lang niet altijd de juiste man op de juiste plaats gekozen werd.

Op dezelfde manier liet hij ook blijken hoe nutteloos en bespottelijk hij het vond, dat we als studenten zilverpapier en oude postzegels verzamelden voor de missie. Wij hadden hem namelijk gevraagd om een grote plaat te willen tekenen, waardoor de aandacht van het publiek getrokken zou kunnen worden op onze postzegelverzameling bij een belangrijke missietentoonstelling in Amsterdam. En wij waren er geweldig mee vereerd dat de kunstenaar dat graag voor ons wilde doen. Maar toen hij de plaat klaar had en deze voor onze nieuwsgierige ogen uitrolde, brulden we wel van het lachen, maar stonden toch ook wel even verlegen te kijken. Want op de prent had de humoristische artiest een grote, spiernaakte neger getekend, die met twee handen een oude postzegel bij wijze van schaamdoek voor zijn buik hield! En daaronder stond geschreven: „Hoe nuttig het is om zoveel mogelijk oude postzegels voor de negertjes te verzamelen!" Daarmee konden we het doen! En zowel de plaat als de postzegels hielden we toen verder maar liever thuis.

Het hoogtepunt op dit gebied bereikte hij echter bij een gesprek over de toenemende belangstelling van onze professoren voor allerlei moderne stromingen in de theologie. Een oude pater zuchtte daarover bezorgd: „Je weet langzamerhand gewoon niet meer wat je tegenwoordig nog moet geloven". Waarop de pater-kunstschilder vrolijk antwoordde: „O, ik wél hoor, ik blijf maar heel gewoon geloven in alles wat God geopenbaard heeft, waar of niet waar!"

Dat „waar of niet waar" wekte bij sommigen nogal wat ergernis. Anderen stonden erom te lachen. Maar beide partijen begrepen de opmerking verkeerd. Want die leek alleen maar spot te zijn, maar was in werkelijkheid doodernstig bedoeld. De bedoeling van het schijnbaar gekke en oneerbiedige gezegde was: „Ik blijf maar heel gewoon geloven in alles wat God geopenbaard heeft, ongeacht of onze professoren het waar of niet waar vinden!"

Temidden van alle theologische geharrewar van tegenwoordig, moet ik nog wel eens aan dat gekke, maar rake gezegde terugdenken. Wat hij echter precies bedoelde met „alles wat God geopenbaard heeft" was toen niet helemaal duidelijk. Uit andere opmerkingen bleek namelijk dikwijls, dat hij nogal sceptisch stond tegenover de zogenaamde „Overlevering" als bron van „alles wat God geopenbaard heeft". Wat dat betreft leek zijn mening niet veel af te wijken van die van zijn talrijke protestantse vrienden. Gelovige protestanten zeggen namelijk, dat „alles wat God geopenbaard heeft" uitsluitend te vinden is in de Heilige Schrift. SOLA SCRIPTURA!

De roomse kerk leert echter, dat „alles wat God geopenbaard heeft" niet alleen gevonden wordt in de Heilige Schrift, maar ook in de „Apostolische Overleveringen". Zo leerde ik het indertijd op de theologieles ook en zo is de officiële roomse leer nóg.

Onder de „Apostolische Overleveringen" als tweede bron, naast de Heilige Schrift, van „alles wat God geopenbaard heeft" verstaat men dan:

1) de mondelinge prediking van de apostelen in de tijd van de eerste christenen, en

2) alles wat ná de tijd van de apostelen „overal, altijd en door iedereen" in de kerk is geleerd.

Dat is namelijk allebei hetzelfde, zegt men. Want de reden waarom een waarheid, die niel in de Heilige Schrift staat, toch „overal, altijd en door iedereen" in de kerk werd geleerd, is dat die waarheid regelrecht afkomstig is van de prediking van de apostelen en dus door God geopenbaard is. Aldus de officiële roomse leer.

Tegenover de protestanten, die niet geloven in zo'n „Apostolische Overlevering", zegt men van roomse kant bovendien: Je kunt niet volhouden, dat „alles wat God heeft geopenbaard" alléén maar te vinden zou zijn in de Heilige Schrift. Want waaruit konden anders de eerste christenen de ongeopenbaarde waarheden dan kennen? Die konden ze niet kennen uit de Heilige Schrift, want een groot gedeelte van de Heilige Schrift, namelijk het hele Nieuwe Testament, bestond nog niet! Dat is pas later geschreven. Welnu, concludeert men dan, die door God geopenbaarde waarheden, die ze dus niet uit het Nieuwe Testament konden kennen, omdat dat nog niet geschreven was, kenden ze toch wel degelijk, maar uitsluitend uit de „Apostolische Overleveringen"! En dat gold niet alleen voor de eerste christenen, redeneert men dan verder, maar dat geldt voor ons nóg. Want die „Apostolische Overlevering" bestaat nog steeds, en wel in alles wat „overal, altijd en door iedereen" in de kerk wordt geloofd en geleerd. Vandaar dat dogma's als bijvoorbeeld de onfeilbaarheid van de paus en de hemelvaart van Maria, ofschoon ze niet in de Heilige Schrift staan, toch door God geopenbaard zijn, namelijk in die nog steeds bestaande „Apostolische Overlevering". En toch blijven de gelovige protestanten zeggen, dat niet een of andere zogenaamde „Apostolische Overlevering" ook nú nog een bron van Gods openbaring aan de mensen is, maar alléén de Heilige Schrift. SOLA SCRIPTURA!

Protestanten geven graag toe, dat het bij de eerste christenen inderdaad anders was. Voor die mensen was de „Apostolische Overlevering", de mondelinge prediking van de apostelen, wel degelijk een bron en zelfs de enige bron van Gods openbaring buiten het Oude Testament. Daarom spoort Paulus de Thessalonicenzen aan om zich aan „de overleveringen" te houden, die hij hun geleerd heeft (2 Thess. 2:15). En in 1 t or. 11:2 prijst hij de Corinthiërs, omdat ze vasthouden aan „de overleveringen" zoals hij ze aan hen overgegeven heeft. Daarom ook beveelt hij aan de Thessalonicenzen om zich te onttrekken aan elke broeder, die handelt in strijd met „de overlevering", die zij van hem ontvangen hebben (2 Thess. 3:6).

En vanzelfsprekend moet Paulus dat zeggen, want met die „overlevering" hedoelt hij de mondelinge prediking van hemzelf en van de andere apostelen, en die was toen de enige bron van „alles wat God geopenbaard heeft" na en buiten het Oude Testament.

Maar daaruit volgt niet, dat dat ook nú nog zo is, nu intussen het Nieuwe Testament geschreven is! Want dat Nieuwe Testament van nu is precies hetzelfde als de „Apostolische Overlevering" van toen! Het Nieuwe Testament is namelijk de schriftelijke weergave en vastlegging van die „Apostolische Overlevering" of mondelinge prediking door de apostelen uit de tijd van de eerste christenen, een schriftelijke weergave en vastlegging, die gebeurd is om te voorkomen, dat na het heengaan van de apostelen de „Apostolische Overlevering" verkeerd zou worden verder verteld. Een afzonderlijke „Apostolische Overlevering" als bron van Gods openbaring naast het Nieuwe Testament bestaat er daarom niet. Want het Nieuwe Testament is zelf die „Apostolische Overlevering", namelijk de schriftelijke weergave en vaststelling ervan! En daarom kunnen we „alles wat God geopenbaard heeft" feitelijk alleen nog maar weten uit de Heilige Schrift, uit het Oude èn het Nieuwe Testament. SOLA SCRIPTURA!

Maar behalve dit hebben gelovige protestanten nog meer redenen om geen leerstukken als geloofswaarheden te aanvaarden, die niet in de Heilige Schrift, maar alleen door wat de roomse kerk de „Apostolische Overlevering" noemt, geleerd worden. En die reden is, dat in de roomse kerk de werkelijkheid op dit gebied heel anders is dan de officiële leer. In theorie zegt de roomse kerk, dat haar dogma's, die niet in de Heilige Schrift te vinden zijn, afkomstig zijn van de „Apostolische Overlevering", d.w.z. dat die dogma's door de apostelen en daarom ook later „overal, altijd en door iedereen" in de kerk zijn geloofd en geleerd. En op zichzelf is die theorie nog niet zo gek. Want als iets werkelijk „overal, altijd en door iedereen" in de kerk geloofd en geleerd is, dan ligt de gedachte voor de hand. dat de reden van die algemene opinie dan wel eens zou kunnen zijn, dat het ook inderdaad zo is. Maar de werkelijkheid is heel anders! In werkelijkheid zijn de dogma's van de roomse kerk die niet in de Heilige Schrift te vinden zijn, helemaal niet „overal, altijd en door iedereen" in de kerk geloofd en geleerd. Integendeel, ze zijn dikwijls langdurig en door velen bestreden!

Dat geldt met name voor de dogma's van de „transsubstantiatie" (de verandering van brood en wijn bij de mis), van de onbevlekte ontvangenis en de hemelvaart van Maria en van de onfeilbaarheid van de paus. Die zijn helemaal niet „overal, altijd en door iedereen" in de kerk geloofd en geleerd. Bijvoorbeeld bij de dogmaverklaring van de onfeilbaarheid van de paus in 1870 was het zelfs zo, dat nog op het allerlaatste moment vóór de dogmaverklaring maar liefst 150 bisschoppen tegen de onfeilbaarheidsverklaring waren. Noem dat maar iets wat „overal, altijd en door iedereen" wordt geleerd!

Toch werd de onfeilbaarheid van de paus tot dogma verklaard, en wel als iets dat door God geopenbaard heette te zijn in de „Apostolische Overlevering"! In feite was die zogenaamde „Apostolische Overlevering" echter niets anders dan gewoon de kerkelijke overlevering, d.w. z. gewoon de roomse kerkleer op een gegeven ogenblik. Die kerkleer is namelijk volstrekt niet gebaseerd op wat „overal, altijd en door iedereen" in de loop tier eeuwen in de kerk is geloofd en geleerd, maar die is in heel veel gevallen enkel en alleen gebaseerd op de roomse theologie, of, zoals Jezus het in Marcus 7:7 noemt, op „geboden van mensen". Dat blijkt ook duidelijk uit wat paus Pius IX tot degenen, die op grond van de „overlevering" tegen de onfeilbaarheidsverklaring waren, zei: „De overlevering ben ik!"

En daarom wijzen protestanten die zogenaamde „Apostolische Overlevering" als bron van „alles wat God geopenbaard heeft" absoluut af. En dat des te meer, omdat Jezus en de apostelen juist tegen dit soort „overlevering" zeer ernstig hebben gewaarschuwd. Tegen de Farizeeën, die zich ook op een dergelijke „overlevering" beriepen om de door hen verkondigde leerstukken te verdedigen, zei Jezus: „Zo hebt gij het woord Gods van kracht beroofd terwille van uw overlevering" (Matth. 15:6). En in Mare. 7: 8 verwijt Hij hun: „Gij verwaarloost het gebod Gods en houdt u aan de overle vering der mensen". En Paulus waarschuwt de Colossenzen: „Ziet toe, dat niemand u meeslepe door zijn wijsbegeerte en door ijdel bedrog in overeenstemming met de overlevering der mensen" (Coloss. 2:8).

Dit alles is de reden waarom de reformatoren in de zeventiende eeuw verschillende leerstukken van de roomse kerk hebben verworpen als niet door God geopenbaard. Dat was niet vanwege persoonlijke theologische gedachten of omdat ze bepaalde roomse dogma's maar liever kwijt wilden, maar enkel en alleen omdat ze uitsluitend de Heilige Schrift als bron van Gods openbaring wilden aanvaarden en niet daarbij of daarnaast nog een in feite niet meer bestaande „Apostolische Overlevering". Vandaar het vlammende devies van de Reformatie, waar ook ik van harte en met volle overtuiging achter sta: SOLA SCRIPTURA! ALLEEN DE HEILIGESCHRIFT!

Daarom geloof ik niet, dat bijvoorbeeld de onfeilbaarheid van de paus en de hemelvaart van Maria geloofswaarheden zijn. En dat niet omdat ik aan Maria of aan een eventuele plaatsbekleder van Christus op aarde de grootst mogelijke eer zou misgunnen, maar eenvoudig omdat deze roomse geloofswaarheden in werkelijkheid geen geloofswaarheden zijn, aangezien ze niet in de Heilige Schrift door God geopenbaard zijn, maar alleen steunen op een zogenaamde, maar feitelijk niet bestaande „Apostolische Overlevering".

Gelukkig denken tegenwoordig ook meerdere theologen in de roomse kerk heel anders dan vroeger over de bronnen van „alles wat God geopenbaard heeft", al is dat denken nog wel erg persoonlijk. Maar in ieder geval is het intermenselijke gesprek daardoor soms wat gemakkelijker geworden. Volgens de pater-kunstschilder denken ze in de roomse kerk tegenwoordig „wat meer domineesachtig"!

Toch zal er alleen maar voor zinvolle en vruchtbare gesprekken over fundamentele geloofswaarheden ruimte zijn, als we daarbij niet alleen de zogenaamde „Apostolische Overlevering" buiten beschouwing laten, maar ook alle gefilosofeer en getheologiseer op het wankele puur kerkelijke en puur menselijke vlak, zoals wij dat indertijd in de theologielessen deden, en als we bereid zijn alleen Gods heerlijke openbaringen in de Heilige Schrift als basis voor een gesprek te aanvaarden.

Alleen op die basis zullen werkelijk gelovige mensen elkaar uiteindelijk kunnen vinden. Want niet een of andere „Apostolische Overlevering", maar alleen het Evangelie, alleen Gods woord in de Heilige Schrift, brengt Gods openbaring tot de mensen en is „een kracht Gods tot behoud voor een ieder die gelooft…" (Rom. 1:17)(wordt vervolgd)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 februari 1970

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

van predikheer tot predikant

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 februari 1970

In de Rechte Straat | 32 Pagina's