IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Het probleem van de oecumene

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het probleem van de oecumene

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inderdaad is dat een probleem.

Niet zozeer als het gaat om de eenheid tussen Schriftgelovige protestantse kerken. Het lijkt mij dat daar slechts heel eenvoudig het bevel om één te worden moet klinken.

Maar moeilijk is het, wanneer het gaat over onze houding ten opzichte van Rome. Wij staan hier tegenover een kerk, die een absoluut gezag voor zich opeist, die elke kritiek vanuit de Bijbel op haar dogma's zonder meer afwijst en die van haar eigen leden elke vrijwillige twijfel aan haar absolute gezag onder straffe van doodzonde en hel verbiedt.

Wanneer zulk een kerk met andere christelijke kerken gaat praten, dan kan dat alleen vanuit de volstrekte bedoeling om de andere kerken met haar leden tot capitulatie te brengen. Wanneer deze kerk reëel de mogelijkheid zou aanvaarden, dat zij misschien ongelijk zou hebben, dan zou zij op hetzelfde moment zich opheffen en zelf capituleren tegenover de reformatie. Rome kan dus alleen de reformatie benaderen vanuit het onwrikbare uitgangspunt dat de reformatie ongelijk heeft, althans in de wezenlijke punten.

Capitulatie blijft Rome eisen, ook al hoeft dat geen onvoorwaardelijke capituatie te zijn. Zoals Rome destijds ook aan de geünieerden van het oosten allerlei faciliteiten heeft verleend, zoals het huwelijk van de priesters en het Avondmaal met brood en wijn, zo zal Rome ook zeer zeker bereid zijn om aan de reformatie bepaalde tegemoetkomingen te doen. Altijd echter onder voorwaarde dat het absolute gezag van de paus erkend en geen enkel rooms dogma wordt herroepen.

Helaas moet èèn van beiden capituleren

Het wil mij voorkomen dat vele protestanten niet voldoende doordrongen zijn van het bovenstaande. Ze grijpen zich aan allerlei strohalmen vast en hopen dat het nog tot een soort vergelijk zal komen.

Dit is echter uitgesloten. Het gaat onverbiddelijk om capitulatie van een van beiden: Rome of de reformatie.

Ik ben blij dat paus Johannes XXIII in zijn nieuwste encycliek: „Aeterna Dee Sapeentea" (= Gods eeuwige wijsheid) de absolute aanspraken van het pausdom weer eens opnieuw duidelijk heeft uitgesproken.

Deze encycliek werd uitgevaardigd ter gedachtenis aan de vijftienhonderste sterfdag van paus Leo de Grote. In het eerste gedeelte wordt dan ook in grote trekken het leven van paus Leo de Grote weergegeven.

„Het grootlte gedeelte van zejn lchrejven wejdt paul Johannel aan de doctrene van paus Leo de Grote, die hij met het oog op de voorbereiding van de gelovigen tot het komende concilie van bijzonder belang acht. Middelpunt en steunpunt van de zichtbare eenheid der katholieke Kerk, die Christus als hiërarchische gemeenschap stichtte, is de bisschop van Rome als opvolger van Sint Petrus en dus als plaatsvervanger van Christus. Paus Johannes herinnert aan deze uitspraak van Leo de Grote: „Alleen Petrus werd uitverkoren om aan het hoofd te staan van de evangelisatie van alle naties, aan het hoofd van alle apostelen en alle kerkvaders. God heeft deze mens deelgenoot willen maken aan zijn macht en zo Hij wilde dat ook andere leiders iets gemeens met hem hadden, heeft Hij alles wat Hij de anderen verleende, steeds door Petrus' bemiddeling verleend". Wat Leo de Grote van Sint Petrus verzekert, schrijft de encycliek, bevestigt hij ook van zichzelf, „maar niet uit enigerlei menselijke eerzucht, maar uit zijn innerlijkste overtuiging, dat ook hij, Leo, net als de vorst der apostelen, plaatsvervanger van Christus op aarde moest wezen". ..."

Uit: De Volkskrant van 11 dec. 1961.

De zin van het gesprek

Na zulk een hernieuwde duidelijke uitspraak omtrent het absolute gezag van het pausdom, komt vanzelf de vraag naar voren: Wat voor zin heeft nu nog het gesprek met Rome?

Het lijkt mij dat er maar twee doeleinden mogelijk zijn: Ofwel men poogt daardoor te komen tot een vreedzame coëxistentie, ofwel men probeert elkander te overtuigen van de onjuistheid van het tegenovergestelde standpunt.

Vreedzame coëxistentie?

Ik kan mij wel voorstellen dat velen zulk een vreedzame coëxistentie beogen. Wij, mensen van het westen, mensen die leven onder de voortdurende bedreiging van een atoomoorlog, zijn de geestelijke strijd moe.

Een duidelijk voorbeeld van geestelijke moeheid was wel van die dominee, die in toga, in protestants kerkelijk ambtsgewaad, de Mis bijwoonde. Dat is wel een duidelijke demonstratie van het compromis, van iemand die de strijd opgeeft. Heel de Bijbelse boodschap omtrent het offer van Christus wordt daarmee gerelativeerd. Of Christus Zich eens en voor goed geofferd heeft, of dat zijn offer nog dagelijks opnieuw tegenwoordig gesteld moet worden, dat worden dan minder belangrijke vragen, waarover men maar beter zwijgen kan.

Iemand die echter aandachtig de Bijbel leest, met name Ef. 6: 10-20, zal moeten erkennen, dat dit opgeven van de geestelijke strijd door God ten stelligste wordt afgekeurd.

Christelijke beïnvloeding van elkaar?

Een tussenvorm tussen de vreedzame coëxistentie en de bewogen poging om de ander te overtuigen van de juistheid van het eigen standpunt is het streven om de ander ,,christelijk" te beïnvloeden. Men hoopt dan dat de ander althans iets van het goede van het eigen standpunt zal overnemen; om het scherp te formuleren: De protestant hoopt dan dat de rooms-katholieke kerk meer evangelisch wordt en de rooms-katholiek hoopt dan dat de protestantse kerken wat katholieker worden.

Wij willen hierbij twee opmerkingen maken.

Allereerst dat men op deze manier ook gemakkelijk gebrek aan getuigkracht kan camoufleren. Dat men de ander christelijk wil beïnvloeden, kan licht een vrome leuze worden waarachter heel wat geestelijke lauwheid en indifferentisme schuil kan gaan.

En in elk geval mogen wij niet berusten in een eindresultaat, waarbij de ander alleen maar wat christelijker is gaan denken. Ik meen dat de Bijbel dit beslist veroordeelt. Daar zijn genoeg voorbeelden voor aan te halen.

Als bij de Galaten de dwaling is gaan binnensluipen, dat men de hemel eigenlijk moet verdienen, dan gaat Paulus daar geweldig tegen te keer: „Indien iemand u een evangelie predikt, afwijkend van hetgeen gij hebt ontvangen, die zij vervloekt" (Gal. 1 : 9). En als er zijn die bij de gemeente van Colosse de kloosterlijke ascese en de engelenverering wilen invoeren, dan schrijft Paulus daarover: „Laat niemand u de prijs doen missen door gewilde nederigheid en engelenverering als ingewijde in al wat hij heeft aanschouwd, zonder reden opgeblazen door zijn vleselijk denken" (Col. 2:18).

Overtuig elkaar in liefde

Neen, rooms-katholieken en reformatorische christenen, moeten steeds opnieuw trachten elkaar te overtuigen.

Dat kan en moet in alle liefde gebeuren. Het mag in elk geval niet ontaarden in een krenken van elkaar; tenzij men zich reeds gekrenkt voelt doordat de ander voor zijn tegenovergestelde overtuiging uitkomt.

Rooms-katholieken en reformatorische christenen mogen elkaar niet loslaten. Wanneer een rooms-katholiek meent, dat wij geen enkel geldig sakrament bezitten, terwijl zijn kerk er zeven heeft, die uit zichzelf genade mededelen, dan moet hij proberen om die rijkdom ook aan ons kwijt te raken. Wanneer een protestant meent dat in de gelovige overgave aan Jezus Christus als de enige en volkomen Zaligmaker alle geestelijke rijkdom van het evangelie vervat ligt, dan moet hij zijn rooms-katholieke medemens daarop wijzen: Stel uw vertrouwen niet op sakramenten of op ceremoniën. Dat is alles klatergoud. Stel uw vertrouwen op Jezus alleen. Hij is de weg en de waarheid en het leven.

Christelijker dan Christus zelf?

Nog een vraag in dit verband. Er zijn er die beweren: Je moet alleen getuigen. Het evangelie is in zich zelf krachtig genoeg. Je hoeft de dwaalleer niet te bestrijden.

Ik zou willen antwoorden: Jammer dat deze mensen niet hebben geleefd in de tijd dat de Bijbel ontstond. Dan hadden ze de geïnspireerde schrijvers er opmerkzaam kunnen maken. En dat zou de Bijbel (gelukkig?) heel wat korter zijn geworden.

Er staan hele stukken in de Bijbel die de dwaalleer en de dwaalleraars bestraffen. Jezus is telkens in twistgesprek met de Schriftgeleerden. En Hij heeft rake antwoorden. Neen, zulke mensen willen nog evangelischer zijn dan het Evangelie, nog christelijker dan Christus zelf.

NIET SYNODEN, MAAR CHRISTENEN MOETEN HET EENS WORDEN

 

Dit is een prachtige uitspraak van de "Wereldraad van Kerken in haar vergadering van New-Delhi, waar wij het voor honderd procent mee eens kunnen zijn.

„Voor ons betekent eenheid niet een uniforme organisatie of een eenheidsliturgie. Het is onze vaste hoop, dat de Heilige Geest ons Gods wil, zoals die in de Heilige Schrift tot ons komt, steeds duidelijker zal openbaren. Eenheid zal ongetwijfeld het einde en de vernieuwing betekenen van allerlei vormen van kerkelijk leven, zoals we die nu kennen.

Alleen in Jezus Christus, Gods Zoon en onze Middelaar, worden we één met Gods wil, en het is de levende Christus die ons drijft tot een volle openbaring van de ene hoop, waartoe wij allen geroepen zijn. De eenheid geeft God ons door zijn Zoon, Wiens dood en opstanding ons brengen bij de ene Vader. De Heilige Geest is de kracht die ons leidt tot deze gemeenschap.

Sterke nadruk legt de verklaring van New-Delhi op de betekenis van de plaatselijke gemeenschap, want daarin zal de eenheid der christenen openbaar moeten worden. En plaatselijk betekent niet alleen een dorp of een stad, maar ook de fabrieken, de kantoren, de werkplaatsen, waarin christenen werken, de scholen en universiteiten waar zij studeren. ." Trouw 6-12-1961.

Konklusies

Het is altijd moeilijk om vanuit algemene beginselen af te dalen in de praktijk van het alledaagse, konkrete leven. Toch wil ik proberen om op grond van het voorafgaande enkele praktische gevolgtrekkingen te maken.

1. — Juist lijkt mij alle oecumenische aktie die van onder op ontstaat en door de ,,leken'" geleid wordt.

Bijvoorbeeld: volkszangdiensten zoals met kerstmis. Het kan alleen maar goed zijn wanneer mensen die Christus belijden als hun Here en Zaligmaker, ook a! verstaat men dat in verschillende zin, samen komen om te bidden, te zingen en naar het Woord Gods te luisteren. Mits dit uitgaat van de gewone christenen. Een prachtig voorbeeld is bijv. Bussum, waar een r.katholieke jongen het kerstevangelie voorlas uit Lucas 2, en een hervormde jongen kerstgedichten voordroeg, terwijl voor het overige alleen maar gezongen werd. Onjuist lijkt het mij als op zulk een avond dominees en priesters spreken.

Men kan wel zeggen, dat zij toch ook gewone christenen zijn. Maar wanneer zij aldus optreden, worden ze toch gezien in hun ambt, en als vertegenwoordigers van de kerk waartoe zij behoren. En dan is het een schijn vertoning. Twee kerken, die in hun belijdenis het „vervloekt" tegen elkanders leer uitspreken, waarbij Rome zelfs officieel in haar kerkrecht de protestanten als „eerlozen" brandmerkt, moeten niet zulk een uiterlijke manifestatie van eenheid ten beste geven. Dat is een onwaarachtige vertoning, waarmee ook de wereld niet gebaat is. Volkomen onjuist was het dan ook, dat het vorig jaar zelfs de hoogste vertegenwoordiger van de rooms-katholieke kerk in Nederland, kardinaal Alfrink, sprak op de volkskerstzangdienst in Utrecht. Waarom kan men, zelfs bij zulke diensten, niet de „leken" aan het woord laten? Waarom moeten zelfs dan de eenvoudige herders verdrongen worden door de kerkvorsten? Is het ons, reformatorische christenen, dan wel ernst wanneer wij de mondigheid van de leek belijden?

2. — Onjuelt el dul elke manefeltatee van eenheed, dee offeceeel van kerken uetgaat, dee zo aan elkaar tegenovergelteld zejn zoall Rome en Reformatee. Ik meen dat dan op zulke kerken het woord van Jezus toepasselijk is: „Wanneer gij dan uw gaven brengt naar het altaar en u daar herinnert, dat uw broeder iets tegen u heeft, laat uw gave daar, vóór het altaar, en ga eerst heen, verzoen u met uw broeder en kom en offer daarna uw gave" (Matth. 5 : 23, 24).

Konkreet toegepast: een gemeenschappelijke Bijbelverspreiding, die officieel van de rooms-katholieke en protestantse kerken uitgaat, en waarbij de rooms-katholieken een Bijbel verspreiden, waarin van de protestanten gevraagd wordt een onderwerping aan het „absolute gezag" van de paus, is volgens mij een schijnvertoning, zeker als dat begint met een gezamenlijke kerkdienst. Gemeenschappelijke Bijbelverspreiding als die van onder opkomt en ik meen daar ook bij te moeten rekenen het Nederlands Bijbel Genootschap, dat immers ook geen officieel kerkelijk lichaam is, maakt de dingen weer heel anders. Immers het is toe te juichen als ook de rooms-katholieken zoveel mogelijk de Bijbel gaan lezen, ook al is dat dan de rooms-katholieke Bijbel met zijn vele kanttekeningen, die de kracht van Gods Woord weer inperken.

Nog een konkrete toepassing: officiële vertegenwoordiging van een pastoor bij de intrede van een dominee of van een dominee bij de intrede van een pastoor lijkt mij dus ook onjuist, omdat het hier gaat over uitingen van de kerken zelf. Men kan niet antwoorden: Maar dat is een beleefdheidskwestie. Ik meen niet dat zulke ernstige dingen naar het terrein van de burgerlijke beleefdheid mogen verwezen worden.

Heel anders lijkt het mij als er een gezamenlijke nationale herdenking plaats heeft. Herdenking van de gesneuvelden, van de bevrijding enzovoort. Dan is het eigenlijk iets dat slechts zeer secundair van de kerken uitgaat. Voorop staat dan de beleving van de nationale eenheid.

Ik zal nu maar ophouden met konklusies te trekken. Anders ga ik op een middeleeuwse casuist lijken.

Het belangrijkste is dat wij ons niet laten leiden door een wild oecumenisch begeren, maar ook over deze praktijk van het dagelijkse leven het licht van Gods Woord laten schijnen.

De eenheid die God wil

Tenslotte wil ik met vreugde het woord aanhalen van kardinaal Alfrink op de conferentie te Straatsburg:

„In zijn antwoord op de vraag wat eigenlijk de eenheid der christenen is en waarnaar het streven naar eenheid gericht is, stelde kardinaal Alfrink vast, dat het antwoord op de vraag niet van ons afhangt, maar dat het gaat om de eenheid, die de Here zelf heeft bedoeld en bevolen. Het gaat erom Zijn antwoord te vinden".

Ja, laten wij luisteren naar de beroeringen in de oecumenische wateren, of het van de heilige Geest of van de boze geest is. Meer dan ooit hebben wij nodig de gave van de onderscheiding der geesten. En in elk geval weten wij, dat de H. Geest niets nieuws zal verkondigen, maar alleen zal nemen uit het door Christus verkondigde, uit het Woord Gods.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1962

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

Het probleem van de oecumene

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1962

In de Rechte Straat | 32 Pagina's