IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

MET LEGE HANDEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MET LEGE HANDEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dat is de titel van de levensbeschrijving van Theresia van Lisieux door Koen de Meester, karmeliet (uitg. SIK - Gent).

Het verhaal van deze kloosterzuster, die in 1897 op 24-jarige leeftijd stierf aan tuberculose, is d a a r om zo interessant, omdat zij langzamerhand, zwervende door een dal van diepe teleurstellingen, gegroeid is naar het bijbelse en reformatorische inzicht dat er voor de mens alleen hoop is, wanneer hij uitsluitend vertrouwt op de barmhartigheid van God in Christus.

In het begin van haar kloosterleven gaat ze van de veronderstelling uit dat, als Christus ons aanspoort om volmaakt te zijn zoals Zijn hemelse Vader (Mat. 5:48), die volmaaktheid ook bereikbaar moet zijn door eigen uiterste wilsinspanning (p.28). Maar "er moet een lange nacht van vruchteloos zwoegen overheen gaan (zie Joh. 21), vooraleer Theresia tot het existentieel besef komt dat God Zelf en God alleen ons tot heiligheid kan brengen" (31).

Haar moeder was gestorven, toen ze vier jaar was. Ze was de jongste van de vijf dochters van de heer Martin. Ze hield heel veel van haar vader. Op 65-jarige leeftijd begint haar vader echter te hallucineren, een gevolg van aderverkalking.

"Het drama gaat naar zijn hoogtepunt. Mijnheer Martin heeft nieuwe hallucinaties en verschanst zich in zijn huis, gewapend met een revolver. Er wordt gevreesd voor het leven van zijn twee dochters Celine en Leonie, die samen met het dienstmeisje nog in huis zijn". Hij wordt ontwapend door zijn zwager en opgenomen in een psychiatrische inrichting (41).

Het is te begrijpen dat Theresia daar enorm onder geleden heeft en erdoor in verwarring is geraakt. Ik geloof ook dat de oorzaak van de ontstellende Godsverlatenheid, die zij heeft moeten doorstaan gedurende de laatste anderhalf jaar van haar leven, ook te zoeken is in deze traumatische gebeurtenis.

"Nu de oude godsspiegel gebroken is, ontdekt ze, veel intenser en nadrukkelijker dan vroeger, een andere godsspiegel, de ware Godsspiegel, Jezus de Gezondene van de Vader" (44). "Meer en meer zal de aandacht van de jonge Theresia naar de heilige Schrift uitgaan" (45).

"Kent de jonge Theresia Martin haar overmoed als ze schrijft: 'Ik zou Jezus méér willen beminnen dan Hij ooit bemind werd'? Een soort wereldrecord dus in de liefde tot God!"(51).

"Als klein meisje zou ze de hele nacht wakker hebben gelegen, als ze dacht dat God niet helemaal tevreden was over de voorbije dag. Later zal deze fijngevoeligheid ontaarden in angstvalligheid, die loskwam onder invloed van een latente affectieve frustratie (sinds de dood van haar moeder) en wellicht ook door een totale afwezigheid van sexuele voorlichting in haar puberteitsjaren" (60).

"Beetje voor beetje rijpt tijdens de eerste jaren van haar kloosterleven de overtuiging: ik kan zélf niet heilig worden, dat gaat mijn krachten te boven"(62).

Ze komt tot het besef: "Het is Jezus die alles doet en ik. ik doe niets" Koen De Meester geeft als kommentaar: "Ziedaar, met de eigenste woorden van Theresia. de nieuwe optiek in haar heiligheidsstreven! Haar eigenmachtige wil tot heiligwording leert over de hele lijn te capituleren" (68).

Haar zus Celine brengt haar "een notitieboekje dat een grote rol zal spelen bij Theresia. Het is een kleine bloemlezing van mooie teksten uit het Oude Testament. Het was de jonge karmelitessen niet toegestaan dat 'eigenaardige Oude Testament' in zijn geheel te lezen; wel had Theresia er toegang in langs de liturgische teksten en via andere geestelijke boeken. Celine heeft alvast een voorraad van mooie teksten aangelegd en Theresia die een verwoede lezeres van de Schrift is geworden, is wild enthousiast!" (71).

Ze vindt het antwoord vooral in Spr. 9:4 en Jes. 66:12, 13. "Hoe overweldigend is het licht dat Theresia uit de Jesaja-tekst tegemoet straalt". Ze schrijft daarover: "Nooit zijn er lieflijker en melodieuzer woorden mijn ziel komen verblijden. De lift die mij tot de hemel moet tillen, het zijn Uw armen, o Jezus" (75).

Op grond van Mk. 10:13-15 gaat ze inzien dat ze het Koninkrijk Gods 'zuiver en louter zal moeten aannemen uit de handen van Christus' (79). Langzamerhand gaat dan voor haar open "de dynamiek van het vertrouwen in Gods goede barmhartigheid. Barmhartigheid - ze had dit woord dikwijls uitgesproken in de psalmen van de getijden, die ze elke dag met haar medezusters in het koor bad. Maar vóór haar grote ontdekking vond dit woord geen echo in haar hart. Het resonneerde niet" (79).

Sindsdien "ziet zij alles baden in een zee van goddelijke barmhartigheid" (82).

Steeds dieper dringt ze door tot het Evangelie, vooral naar aanleiding van Rom. 9:15, 16, waar gezegd wordt dat het niet afhangt van de wil van de mens, maar van Gods ontferming.

"Zij erkent dat niets van haarzelf in staat was om de blik van de Heer aan te trekken en dat alleen Zijn barmhartigheid alles tot stand heeft gebracht" (85).

Ze schrijft: "Gods vrije barmhartigheid is het geheim van mijn roeping, van mijn hele leven en vooral het geheim van de voorrechten die Jezus aan mijn ziel heeft gegeven" (86).

En verder: "Op de avond van mijn leven zal ik voor U verschijnen met lege handen, want ik vraag U niet. Heer, om mijn werken te tellen. Al onze goede handelingen zijn bevlekt in Uw ogen. Ik wil mij daarom bekleden met Uw eigen gerechtigheid" (91).

"In een machtige beweging van liefdevol vertrouwen heeft Theresia zich, over alle grenzen van armoede en tijd heen, gevestigd in het barmhartige hart van de Alheilige, die bereid is om alle lege handen te vullen, wanneer zij hoopvol naar Hem zijn uitgestrekt" (91).

Sinds de dag dat Theresia zich zo in geloofsvertrouwen aan Gods barmhartigheid heeft overgegeven, is alles in haar anders geworden. "Ach, sinds die gelukkige dag is het alsof die Barmhartige Liefde mij ieder ogenblik vernieuwt, mijn ziel zuivert en er geen spoor van zonde meer overlaat". "Ik reken niet op mijn eigen verdiensten -ik heb er geen enkele- maar ik stel mijn hoop op Hem die de deugd en heiligheid zelf is" (91).

"Het is het vertrouwen en niets dan het vertrouwen dat ons moet brengen tot de liefde". "Al haar edelmoedigheid ten spijt moesten er jaren van onmacht overheen gaan, en moest God haar vooral een nieuwe toevloed van licht geven, vooraleer Theresia tot een andere en definitieve visie zou komen, waardoor alle eer gebracht zou worden aan Gods barmhartigheid alleen. Wellicht weerspiegelt haar ervaring de ondervinding van elke zoekende christen" (113).

Theresia noemt de weg die zij in de Schrift heeft gevonden, de weg van de 'confiance amoureuse = het liefdevolle vertrouwen'(133). Ze schreef:

"Indien ik geprobeerd had om verdiensten op te stapelen, zou ik nu de wanhoop nabij zijn" (137). "Je moet ermee instemmen om altijd arm te blijven en krachteloos, en dat is nu juist het moeilijke". De Meester: "Al wat zweemt naar loonmoraal en berekening is haar totaal vreemd geworden. Nergens wil ze afbreuk doen aan haar algehele afhankelijkheid van Gods pure barmhartigheid. Haar overgave is een doorlopende akte van vertrouwen: een toestand van gegeven zijn aan een Beminde op Wie ze hoopt en Wiens barmhartige tussenkomst ze verwacht" (142).

Deze weg van het loutere vertrouwen wordt door alle orthodoxe christenen van de Reformatie beleden. Maar hoe vaak is die heerlijke waarheid ook bij ons niet verduisterd! Theresia schreef:

"Mijn weg is er helemaal een van vertrouwen en liefde. Bij het lezen van bepaalde geestelijke betogen waarin de volmaaktheid aangetoond wordt achter duizend hinderpalen, omringd door een hele hoop begoochelingen, is mijn arme kleine geest gauw vermoeid. Ik doe dan het geleerde boek dicht dat mijn hoofd breekt en mijn hart uitdroogt. En dan neem ik de Heilige Schrift. Dan schijnt alles mij helder: één enkel woord opent voor mijn ziel eindeloze vergezichten; ik zie dan dat het voldoende is je eigen niets te erkennen en je als een kind over te geven in de armen van de goede God" (125).

Zal menige simpele gelovige ook niet op eenzelfde manier zuchten, wanneer hij allerlei zware protestantse boeken leest over de vele wegen die je moet begaan en de vele gevaren die je moet vermijden, wil je tot de zekerheid van je eeuwig heil komen? En is het ook voor hem dan niet het beste om die zware boeken te laten voor wat ze (pretenderen te) zijn en te grijpen naar de Schrift in haar eenvoud?

En toch heeft Theresia de volheid van het Evangelie niet ontdekt. Vanuit haar volstrekte onmacht om Gods wet volmaakt te volbrengen heeft ze wel zicht gekregen op Gods barmhartigheid in Christus. En dat is de grote ommekeer geworden in haar leven.

Maar ze heeft niet gezien dat God Zijn barmhartigheid heeft vastgelegd in een heldere belofte, nl. dat ieder die in Zijn Zoon gelooft, zeker mag zijn van de vergeving der zonden en van het eeuwige leven. En dat had ik haar zo graag gegund.

Die blijde boodschap heeft na eeuwen opnieuw geklonken tijdens de Reformatie van de zestiende eeuw. Toen heeft men de lofzang aangeheven op de heilige God, die zo genadig wilde zijn. dat Hij niet slechts tot ons neerdaalde in de menswording van Zijn Zoon, maar Zijn genade zelfs binnen ons geestelijk handbereik bracht in de belofte; zelfs zo dat Hij ons ook, door Zijn Woord en door de Heilige Geest, de hand wil schenken, waarmee wij die belofte grijpen kunnen, nl. het geloof. O wonder van Gods vrije genade!

Wie eenmaal Christus als de enige en volkomen Zaligmaker heeft gezien en in ootmoedig geloofsvertrouwen heeft aangenomen (Joh. 1:12), kan nog wel vaak en hevig worden aangevochten, maar hij heeft in die belofte voorgoed het anker van de eeuwige hoop. Gods Naam zij daarvoor geprezen!

Rooms-katholieken komen stereotiep aandragen met de opwerping: "Maar God kan toch niet eeuwen lang zo iets verborgen houden". Ons antwoord: Vanwege de ontrouw van Israël had God zelfs, op z'n minst tientallen jaren, het boek der wet verborgen gehouden. Het werd pas teruggevonden bij de schoonmaak van de tempel onder koning Josia; zie 2 Kron. 34:14. Zo heeft de Heere eeuwen lang vanwege haar ontrouw aan de kerk als geheel het Evangelie van de belofte onthouden.

En het vreselijke is gebeurd nl. dat de R.-K. Kerk zich niet verootmoedigd heeft, toen dat Evangelie weer opnieuw verkondigd werd. Dat deed Josia wél, toen het wetboek weer was gevonden. Rome heeft integendeel de vervloeking uitgesproken over hen die dat herontdekte Evangelie van het geloof in de belofte belijden en heeft geprobeerd deze belijders te vuur en te zwaard uit te roeien.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1991

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

MET LEGE HANDEN

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1991

In de Rechte Straat | 32 Pagina's