IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

GESPREK met een KLOOSTERZUSTER

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GESPREK met een KLOOSTERZUSTER

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Verleden week had ik een gesprek met een kloosternon vanuit het psychiatrisch ziekenhuis waar ze de funktie als hoofd uitoefent. Deze zuster heeft een gelofte afgelegd zoals dit gebruikelijk is binnen de rooms-katholieke kerk.

Nu is het zo dat deze zuster wil weten, waarom wij dit niet als gefundeerd uit de Bijbel bezien.

Haar gelofte houdt in: a) armoede, b) gehoorzaamheid en c) maagdelijkheid. Deze drie zijn voor haar een grote steun in het leven en daarom ook van grote waarde. Ze leeft niet „in" een klooster, aangezien haar taak zich onder de mensen bevindt. Ik hoop haar weer te gaan opzoeken, als ze een vrije dag heeft.

Zoudt u mij s.v.p. enige verduidelijking kunnen geven, waarop ze deze stelling baseren, ik bedoel de gedeelten uit Gods Woord. Of welk nummer van I.R.S. zou mij hier meer uitleg kunnen geven omtrent dit probleem?

Hartelijk dank bij voorbaat en groeten.

P.S. Ik woon met een vlaams meisje op kamer en zij zit nog steeds met de Mariologie als eeuwige maagd.

Mark. 3:31 vergeestelijkt zij, omdat Jezus' broeders toch deze zijn die de wil van de Vader doen.

Kunt u hier iets meer over uitwijden.

Hartelijk dank. In Christus verbonden,

ONS ANTWOORD:

Gelofte van armoede. Men baseert dat voornamelijk op het verhaal van de rijke jongeman in o.a. Lukas 18:18-27. Maar…

1. Het gaat hier over een direkte en duidelijke roeping voor deze jongeman heel persoonlijk. Nergens in de Bijbel lezen we dat Christus datzelfde van al zijn volgelingen vraagt. Wel zien we iets dergelijks gebeuren in de eerste dagen na de uitstorting van de Geest op de pinksterdag. Dan verkopen vele discipelen alles om in gemeenschap van goederen met elkaar te leven. Maar wanneer deze unieke en krachtige werking van de Geest enigszins wegebt, verwijnt ook deze gemeenschap van goederen onder elkaar.

2. Geheel in strijd daarmee is het, wanneer wij daar een staat van maken, waat alles in kloosterregels tot in de puntjes is uitgewerkt. Dat is in strijd met wat Paulus schrijft: „Waar de Geest des Heeren is, is vrijheid" (2 Kor. 3:17). Omgekeerd moeten we dan ook konkluderen, dat waar de vrijheid volkomen aan banden is gelegd en vastgeklonken is in allerlei regels en regeltjes, zoals in het klooster gebeurt, de Geest des Heeren niet aanwezig is.

Gelofte van gehoorzaamheid. Hiervoor heeft men geen enkele direkte aanwijzing in de Bijbel. Men redeneert vanuit de algemene oproep van Gods Woord tot nederigheid en zegt dan dat het afstand doen van de bevoegdheid om eigen beslissingen te nemen en het leggen van eigen wil in de handen van de oversten de hoogste vorm van nederigheid is.

Maar we vinden geen spoor daarvan in de Bijbel. Integendeel, de Bijbel waarschuwt ons er steeds voor om geen vertrouwen te stellen in mensen, ons nooit aan hen over te geven, maar slechts gehoorzaam te zijn aan God. Paulus schrijft dat elk mens leugenachtig is (Rom. 3:4). Dan is het toch nooit verantwoord om ons onvoorwaardelijk te onderwerpen aan dergelijke leugenachtige wezens. En Ps. 146 zegt dat wij ook geen vertrouwen moeten stellen in de vooraanstaanden onder de mensen: „Vertrouwt niet op prinsen, op des mensen kind, bij hetwelk geen heil is". „Welgelukzalig is hij . . . wiens verwachting op de Heere, zijn God, is".

Gelofte van maagdelijkheid (celibaat). Men baseert dat voornamelijk op Openb. 14:4, waar staat: „Dezen zijn het, die met vrouwen niet bevlekt zijn, want zij zijn maagden; dezen zijn het, die het Lam volgen, waar het ook heengaat". Maar …

1. De „dezen" zijn de 144.000, die in Openb. 7:4-8 beschreven worden als de verzegelden uit Israël; uit elke stam 12.000. Pas in Openb. 7:9-17 wordt gesproken over „de schare die niemand tellen kon, uit alle volk en stammen en natiën en talen". En daaronder horen wij.

2. Waar wordt in de Bijbel gezegd dat slechts zij die niet trouwen, „het Lam volgen, waar het ook heengaat"?

3. Als hier gesproken wordt over het huwelijk, dan zou het huwelijk hier worden voorgesteld als een „bevlekt worden met vrouwen". Dat is tegen de hele opvatting van de Bijbel. En hoe kan dan in dit boek der Openbaring de uiteindelijke diepe innige eenheid van de gemeente met het Lam Gods worden voorgesteld als een bruiloft met het Lam, dus als een bevlekking (Openb. 19:7; 21:2, 9)?

4. In Openb. wordt voortdurend gesproken over de grote Hoer, die staat tegenover de Bruid van Christus, de Vrouw des Lams. We zullen dus ook Openb. 14:4 in deze geest moeten verstaan nl. als degenen, die niet de zondige, kerkelijke wereldse macht zijn nagelopen.

Men steunt het celibaat ook wel op de uitspraak van Paulus, die over zijn ongehuwde staat spreekt en dan zegt: „Want ik wilde dat alle mensen waren gelijk ikzelf ben" (1 Kor. 7:7). Maar …

1. Het is duidelijk dat Paulus dat niet letterlijk kan bedoeld hebben, want dan zou dat betekenen het uitsterven van het menselijke geslacht, wanneer allen zijn raad van ongehuwd zijn opvolgen. Paulus keert zich immers uidrukkelijk tegen degenen, die het huwelijk verbieden (1 Tim. 4:3).

2. Paulus voegt er in 1 Kor. 7:7 aan toe: „Maar eenieder heeft zijn eigen gave van God, de een wel aldus, maar de ander alzo". Hij spreekt dus over de ongehuwde staat:

a. als een gave; dus niet als een eis, die aan een bepaalde funktie bv. het priesterschap zou zijn verbonden;

b. als een gave van God, dus niet als een gave, die door mensen kan geschonken worden. Het is dus onrechtmatig, wanneer de r.-k. kerk van de priesters iets eist nl. het celibaat, waartoe ze zelf de kracht niet kan geven.

c. In 1 Kor. 7:4-5 schrijft Paulus dat de onthouding in het huwelijk geoorloofd is, maar hij verbindt daaraan enkele voorwaarden. Een van die voorwaarden is, dat ze een einde maken aan die onthouding, wanneer blijkt dat het niet meer voor hen mogelijk is, omdat anders de satan hen tot zonde zou kunnen verleiden. Wanneer ongehuwden bemerken dat in hen telkens een sterk verlangen naar boven komt om de algehele eenheid tussen man en vrouw te beleven, dan mogen ze niet uit „principiële" redenen een huwelijk afwijzen. Doen ze dat tóch, dan kunnen ze niet meer rekenen op de bijstand van de Heere in de verzoekingen, die satan dan over hen zal brengen.

Heel anders is het, wanneer ze wel dat sterke verlangen hebben, maar niet tot een huwelijk komen, omdat ze niet de juiste partner vinden, waarmee ze zich ook geestelijk één kunnen voelen. Dan is het blijkbaar een kruis, dat de Heere hen te dragen geeft, en dan mogen z'e ook zeker zijn, dat de Heere hen in de eenzaamheid van hun ongehuwde leven een wonderbare en heerlijke gemeenschap met Hem wil geven, die elk huwelijksgeluk verre overtreft.

Was Maria moeder van meer kinderen?

En als dat zo was, is dat dan een schande? Je kunt een huwelijksbeleving tussen Maria en Jozef alleen maar afwijzen, wanneer de Bijbel ons dat openbaart, maar niet omdat zo iets eigenlijk niet past bij de moeder des Heeren, want de Bijbel beschouwt de huwelijksbeleving niet als iets minderwaardigs, dat alleen maar aan zwakkelingen en onvolmaakten wordt toegestaan.

Waarom wij menen dat Maria volgens de Bijbel ook het huwelijk met Jozef heeft beleefd en ook kinderen heeft gekregen?

1. „En zij baarde haar eerstgeboren zoon" (Luk. 2:7). Nu wil „eerstgeboren" nog niet per se zeggen, dat Maria daarna nog meer kinderen heeft gehad, maar het ligt wel voor de hand. Dat wordt nog sterker, wanneer we ook lezen:

2. „En hij ( Jozef ) bekende haar niet, totdat zij deze haar eerstgeboren Zoon gebaard had" (Matth. 1:25). Ook hier kun je weer zeggen: „totdat" wil per se nog niet zeggen, dat het daarna wél is gebeurd, maar zeker vanwege die combinatie met „eerstgeborene" is dit toch de meest natuurlijke verklaring.

3. Mark. 3:31 kun je in elk geval niet vergeestelijken, want Jezus stelt hier de geestelijke broederschap tegenover het lichamelijke broeder-zijn. Maar de r.-k. theologen zeggen: Het gaat hier over neven van Jezus, want in de Bijbel wordt het woord „broeder" ook wel eens in ruimere zin gebruikt, waarbij het neven insluit. Maar…

a. „Ook wel eens" betekent al, dat het in de regel moet verstaan worden in de engere zin van kinderen van éénzelfde vader of moeder. Is het eerlijke Bijbelverklaring, als wij de betekenis die een woord in de regel heeft, opzij schuiven en een betekenis aannemen, die het ook wel eens kan hebben, maar waarvoor geen enkele aanleiding is, noch in de tekst zelf noch in de context, om die betekenis te volgen?

b. In Gal. 1:19 schrijft Paulus over Jakobus, de broeder des Heeren. In het Grieks heeft, evenals in de andere Europese talen, het woord „broeder" nooit de wijdere betekenis, waardoor het ook een neef kan zijn. Wanneer ik in het Nederlands beweer: „Die of die is mijn broer" en het blijkt een neef te zijn, dan zal iedereen mij terecht beschuldigen van een leugen. De Galaten die in de heidense Griekse wereld waren opgegroeid zonder enige achtergrondkennis van de Hebreeuwse Bijbel, konden dus het woord „broeder des Heeren" alleen maar opvatten in die zin, dat Maria naast Jezus in elk geval nog één kind moet hebben gehad nl. Jakobus.

4. Tenslotte, indien iemand na al die verschillende argumenten uit de Bijbel zelf, toch nog volhoudt dat Maria geen andere kinderen heeft gehad, dan geeft hij er blijk van dat hij eigen dierbare zienswijze wil stellen boven de openbaring van God in Zijn onfeilbaar Woord.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 oktober 1975

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

GESPREK met een KLOOSTERZUSTER

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 oktober 1975

In de Rechte Straat | 32 Pagina's