IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

BEZITTEN OF BEZETEN ZIJN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BEZITTEN OF BEZETEN ZIJN

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dat is de titel van „een oproep tot kritische bezinning op onze gemeenschappelijke levensstijl", waartoe werd besloten door de laatste generale synode, en die uitgewerkt werd door de daartoe belaste commissie, bestaande uit: H. W. Houwelingen-Hordijk, B. Goudzwaard (adviseur), J. de Jongh, C. Klapwijk, C. A. van Oord, B. Rietveld, W. Ros (voorzitter), J . Verkuyl. Het is verschenen als themanummer van „Kerkinformatie - febr. 1975". Het kan besteld worden door overmaking van ƒ 2 ,— op giro 513153 van A.K.B. te Utrecht. De oproep is voorzien van een aanbevelend woord ter inleiding „aan de kerkleden", opgesteld door het moderamen van de generale synode van Haarlem 1973/75. In het nummer is ook een oproep van de Raad van Kerken van dezelfde strekking opgenomen.

Dit stuk is dus niet slechts van belang voor de leden van de gereformeerde kerken, maar voor allen in Nederland, die zich bezig houden met de vraag naar het laatste waarom en waartoe van alle dingen. Vandaar ook de behandeling in ons blad.

Welnu, het eerste wat we van dit stuk zouden willen zeggen: Het is….

Een prachtig stukje vrijzinnige ethiek

Het is mij vroeger al eens meer opgevallen, dat oprechte vrijzinnige protestanten soms zulke mooie gloedvolle uiteenzettingen kunnen geven over hoe wij mensen ons behoren te gedragen.

Eenzelfde stukje ethische schoonheid wordt ons in deze oproep aangeboden. Dan zie je weer opnieuw, hoe subliem Gods geboden zijn. Ja, het zou een paradijs zijn, wanneer wij daarnaar zouden leven.

De oproep citeert dan ook vaak de Bijbel, vooral het Oude Testament. En je merkt dat de schrijvers vol zijn van hun boodschap. Inhoud en stijl zijn zeer oorspronkelijk. Ze zijn ook beslist religieus, zoals oprechte vrijzinnige protestanten dat ook zijn; al moet ik er meteen aan toevoegen, dat ze geen blijk geven de werkelijke God van de Bijbel te kennen. Misschien kennen ze Hem wel diep in hun hart — daar blijf ik vanzelfsprekend buiten; maar in deze oproep wordt voor mij een vreemde God getekend, die ik niet vind in de Bijbel; wél tref ik er een godsgedachte, een godsbeeld, een godsbeleving, aan, die ik ook terug vind in de grote religies en bij de religieuze filosofen.

God onze collega?

Herkent u deze (religieuze) melodie? Is dit de God van Abraham, Izaak en Jakob, de Vader van Jezus Christus, zoals de Bijbel Hem tekent? En is dit de verhouding van de mens tot God, zoals we die lezen in Gods Woord? De oproep schrijft:

„God hoopt op een mens, die creatief deelneemt aan zijn project „aarde". Een mens aan wie Hij veel kan toevertrouwen. Een mens, die zijn compagnon, zijn zaakwaarnemer is. Een mens, die dezelfde betrokkenheid heeft. Een mens, in wie Hij, de Schepper, zich onmiddellijk herkent. God hoopt een mens, die al doende, in de praktijk van de schepping, bewijst dat hij naast Hem staat, zijn partner is" (pag. 5).

Waar blijft in deze tekening nog het diepe ontzag voor God, het besef van onze volstrekte afhankelijkheid van Hem? Zeker, wij zijn gemaakt, zo zegt de Heere, „naar Ons beeld, als Onze gelijkenis' '(Gen. 1:26), maar de zonde van de eerste mensen bestaat juist daarin, dat ze dit hoogmoedig hebben geïnterpreteerd als een „gij zult als God zijn" (Gen. 3:5).

Men zal het wel erg hard vinden, maar voor mijn besef komen deze uitdrukkingen van de oproep dicht bij die influisteringen van de slang in het paradijs.

De God van de Bijbel is niet een soort „compagnon", een „partner" in het grote bedrijf, dat „aarde" heet, niet een soort co-direkteur in de grote fabriek van de mensheid. In de lijn van dit spreken over God zou je Hem haast gemoedelijk op de schouder kloppen en naar Hem knipogen: „God, onze collega."

God op de derde plaats

Het duidelijk horizontalistische karakter van deze oproep blijkt ook uit een uitspraak als deze: „De aarde en de medemensen vormen niet de enige verbanden, waarin hij (de mens) thuishoort. Er is nóg een oriëntatie: God".

„Niet het enige verband… er is nóg een oriëntatie". God wordt hier voorgesteld als de erbij komende in de zin van: Naast de mede-mensen en de aarde is Hij et ook nog. En verder: „De schepping van de mens, warempel „naar zijn beeld", is voor God een geweldig avontuur. Zal Hij een ware gelijkenis, een evenbeeld, aan de mens hebben? Dat zal moeten blijken uit de manier, waarop de mens zijn belangen behartigt."

Is de God van de Bijbel een avontuurlijke God? — die aan de mens Zijn belangen ter behartiging overdraagt? Herkent u in deze tekening het beeld van God, zoals dat vanuit de Schrift tot u komt? Diezelfde gedachte wordt later herhaald: „Er is er nog één, die in zijn leven thuishoort: God" (p. 26); nog één…: God!

En met precies dezelfde bewoordingen tekent de oproep ook de verhouding tot God na de zondeval: „Het is volstrekt onbegrijpelijk, dat Hij bij zijn zorg voor de aarde nog steeds gebruik wil maken van het rentmeesterschap van de mens. Hoe bestaat het dat Hij na alle teleurstellingen met deze mens toch nog een beroep op hem wil doen! Nog altijd ziet God een compagnon ,een partner in hem — een vriend, een zoon" (pag. 6 ).

Hier had toch minstens aan moeten worden toegevoegd: „In deze mens, nadat hij met God verzoend is door het plaatsbekledende lijden en sterven van Christus en tot bekering en geloof is gekomen."

Het hart van het Evangelie is eruit gesneden

Over Christus spreekt de oproep aldus: „Het nog immer geldende appèl van God wordt wel heel sterk in Jezus Christus". „Wel heel sterk…", ja, men doet heel symphatiek in de richting van Christus, maar dit betekent tegelijk een ontzettende relativering van de unieke betekenis van Christus. Daarna worden er ook wel woorden van hulde gebracht aan de kosmische betekenis van Christus, maar over Zijn plaats als Hogepriester, die Zichzelf gaf in het plaatsbekledende lijden en sterven, wordt niet gesproken. Christus wordt als de gehoorzame aan ons voorgesteld: „Hij vervult „wet en profeten" (p. 7) „…Jezus, die zichzelf wilde verliezen om de schepping te behouden". „Voor de ontaarde aardmensen, die wij zijn, is er nog hoop in Christus, die het beeld van God in ons vernieuwt. Bevrijd door Christus heeft de mens het leven lief" (p. 26).

De „enige troost in leven en sterven" n.1. dat ik mij het eigendom weet van Jezus Christus, die mij kocht met Zijn dierbaar bloed (Zd. 1 van de Heidelbergse Katechismus), wordt aldus vertaald: „Schepselmatig en in de verlossing is hij (de mens) een puur gegeven, gave Gods; N.T.-isch gesproken: het eigendom van Zijn Heer". Bij de bespreking van een therapie (genezingsmethode) voor de ontwrichte maatschappij en de geschonden natuur wordt ook over bekering gesproken, maar hoe? „Van wezenlijk belang is een gezonde, grondige „brainwashing" (hersenspoeling H.J.H.), zo men wil: een bekering".

„Zo men wil…", dat typeert voldoende de weerzin om te spreken over de bekering in bijbelse zin. Bovendien is de bekering volgens de Bijbel heel iets anders dan alleen maar een mentaliteitsverandering, laat staan een soort hersenspoeling. Het is het wonder, dat door de Heilige Geest in het hart van de mensen tot stand wordt gebracht, de mens die vanwege zijn zonde en bederf door God vervloekt is en die volkomen slaaf is geworden van zijn eigen zondige begeerten.

De mens is God kwijtgeraakt

In deze oproep wordt ons een heel ander mensbeeld voorgeschoteld dan dat wat we in de Bijbel vinden.

Dat lezen we al in het begin, in de „meditatie over God, mens en aarde". (Het woord „meditatie" is hier juist gekozen, want het is geen gehoorzaam luisteren naar wat de Schrift zegt, maar een menselijk mijmeren, een je laten drijven op eigen gedachten, met de Bijbel als „inspiratiebron" zoals dat dan heet.)

„De crisis, die zij (natuur en milieu) doormaken, is tenslotte de crisis van de mens, die zichzelf is kwijtgeraakt". De Bijbel echter zegt de grond van alle ellende hier op aarde is, dat de mens God is kwijt geraakt. En een oproep, die van de gemeente van Christus uitgaat, moet dan ook een oproep zijn tot terugkeer naar God, tot bekering, tot ootmoedige geloofsovergave aan Jezus Christus als onze enige Zaligmaker.

Deze „meditatie" vervolgt: „In de eerste plaats moeten we op zoek naar onszelf. Het ziet er naar uit, dat de bijbel ons een eind op weg kan helpen". „Het ziet er naar uit dat…" — wat blijft er op deze manier over van het gezag van Gods Woord? Is dit de belijdenis van het reformatorische „Sola Scriptura — alleen de Schrift?".

Gereformeerde kerken, met name: gereformeerde synode, volgens uw belijdenis hebt u alleen gezag op grond van het Woord Gods. Maar als u zó laat schrijven over Gods Woord in een oproep, die van u uitgaat, val ons dan ook niet meer lastig met allerlei soorten oproepen en uitspraken. We zijn heus zelf ook wel in staat om een beetje te mijmeren vanuit de Bijbel als inspiratiebron.

Orthodoxe woorden met andere inhoud en geest

En hoe tekent de Bijbel ons dan volgens deze oproep? Als „adam = aardman, zoon der aarde" en als „beeld van God". Maar dat de Bijbel ons als zondige, verloren en vervloekte mensen tekent, wordt niet genoemd.

Deze oproep is zo uitermate gevaarlijk, omdat er prachtige dingen in staan, waar je als christen van harte ja op kunt zeggen; maar alles is geplaatst in een kontekst, die vreemd is aan de Bijbel. Het hart van het Evangelie is uit heel die oproep weggesneden.

Dat zal voor velen niet zo spoedig duidelijk zijn. Er komen vertrouwde woorden in voor zoals „verzoening, beeld van God, bevrijding" enz., maar ze hebben een andere inhoud en ademen een andere geest. Een van de vele voorbeelden: „In de Schrift ontmoeten we Christus als Middelaar en Verzoener" — een Schriftgelovige gereformeerde zal blij zijn als hij deze orthodoxe taal leest, maar dan gaat het verder: — „niet alleen tussen God en mensen en mensen onderling, maar ook tussen de mens en de natuur." En daarmee worden die orthodoxe woorden meteen weer gevuld met een andere inhoud en sluipt er een andere geest in.

Beproef de geesten of ze uit God zijn (1 Joh. 4:4).

Het is niet zo eenvoudig om die „andere geest", die dit hele stuk ademt, aan te geven. Je kunt niet zonder meer zeggen, dat er geen zondebesef in deze oproep te bespeuren is. Maar het is een heel ander zondebesef dan de Bijbel ons leert. Het is geen „zonde voor God". Het is „zonde voor de mens", in de geest zoals wij wel eens zeggen: ,.Het is zonde", wanneer iets moois zo maar bedorven wordt. Zo ook wordt hier gesproken over de mooie schepping, die door de mens bedorven wordt.

De „andere" gedachte die aan dit stuk ten grondslag ligt, kunnen we o.a. breedvoerig terug vinden in „De tweede reformatie" van prof. Fiolet.

In dat boek werkt Fiolet de gedachte uit, die ook deze oproep beheerst, nl. van het Verbond Gods als een soort vennootschap met God, die Gods zaak op deze aarde moet behartigen als Zijn compagnon, als „een eervolle opdracht in royale vrijheid". „Gods zaak is de zijne en omgekeerd" (Bezitten of bezeten zijn, p. 18). Zeker, in de Bijbel speelt het Verbond een belangrijke rol. Maar dat Verbond is heel anders dan in dit stuk van de synode en in het boek van Fiolet wordt voorgesteld. In de Bijbel is sprake van een genadige God, die eenzijdig, vanuit Zijn ontfermende liefde, overgaat tot zulk een Verbond. En daarin is de mens niet de compagnon, die naast God staat (p. 5), maar die slechts in dat Verbond kan leven door een ootmoedige, volstrekte afhankelijkheid, door het geloofsvertrouwen, dat slechts uitziet naar deze God, voor Wie niemand van ons kan bestaan, zo Hij met ons in het gericht zou willen treden (Ps. 130:3).

Wanneer deze „tweede reformatie" van Fiolet doorgang zou vinden, dan betekent dit dat er een heel andere reformatie in de plaats is gekomen van de reformatie van de zestiende eeuw, met een ander evangelie en een andere geest, het evangelie van een religieuze mens, die ten diepste het plaatsbekledende lijden en sterven van Christus niet nodig heeft, maar slechts het vergevende begrip van zijn grote compagnon, God.

Ook „geloof" is dan niet meer de weg, waarlangs de goddeloze om niet gerechtvaardigd wordt door de toerekening van Christus, maar iets heel anders. Dan heet het: „Deze Jezus herstelt de mens tot „beeld" van God, de Schepper. Wie zich door Hem laat leiden, grijpt de kans zich creatief in te zetten voor het leven op aarde" (Bezitten en bezeten zijn, p. 7).

Wanneer dan het moderamen zijn aanbeveling aldus begint: „De blijmoedigheid van het Evangelie van Jezus Christus vormt de diepste achtergrond van dit geschrift", dan ontken ik dat ten stelligste. Nee, de overmoed van de zichzelf genoegzame mens, die het zelf wel wil klaren op deze aarde, ook in zijn ruiterlijke erkenning dat hij verkeerd is geweest, is de achtergrond van dit geschrift. Ik roep Gods kinderen op om met mij dit geschrift te toetsen aan de Bijbel. Ik ben overtuigd, dat zij zullen erkennen, dat de achtergrond ervan „een ander evangelie en een andere geest" is.

De vloek van de valse oecumene

Prof. Fiolet (r.-k. priester) is secretaris van de Raad van Kerken. En hier zit dan tevens een van de grondoorzaken van de afdwalingen ir de gereformeerde kerken en in andere protestantse kerken: de vloek van de valse oecumene. Onze kerken kunnen weten dat de r.-k. kerk van Nederland in de Nieuwe Katechismus (p. 330 e.v.) evenals dr. Wiersinga nadrukkelijk het plaatsbekledende lijden en sterven van Christus loochent en daarmee een ander evangelie verkondigt. Desondanks sturen ze samen met die r.-k. kerk via de Raad van Kerken boodschappen de wereld in en treden zo op als één gemeenschap samen met hen, over wie Paulus heeft gezegd: „Indien iemand u een ander evangelie predikt, afwijkend van hetgeen gij ontvangen hebt, die zij vervloekt" (Gal. 1:9).

Deze vloek Gods is zich aan het voltrekken over de gereformeerde kerken en over de andere kerken, die lid zijn van deze Raad van Kerken. Ik geloof in het Woord Gods, dat een kracht is, geladen met zegen of met vloek. Ik geloof daarom ook in wat staat in Jak. 4:4 en dus ook dat alle kerken, die via de Wereldraad van Kerken of de Raad van Kerken „een vriend der wereld" zijn geworden, daardoor „metterdaad een vijand van God" zijn geworden.

Daarom verliezen velen de „gave van de onderscheiding der geesten". Velen zullen niet het verschil bemerken tussen de leer van de Bijbel en dit stuk, waarin de mens centraal staat, de mens die wel bereid is om zijn eigen stommiteiten en ook zijn korruptie te erkennen, maar die niet als een verbrokene alles alleen van Christus wil verwachten. Maar Paulus waarschuwt al: „De natuurlijke mens aanvaardt niet hetgeen van de Geest Gods is, want het is hem dwaasheid en hij kan het niet verstaan, omdat het slechts geestelijk te beoordelen is" (1 Kor. 2:14).

Verdraagt het niet!

Maar zij die door Gods genade nog bewaard zijn in de Geest, mogen dan ook niet zwijgen. Wij moeten ontmaskeren en aanklagen, ook al zullen we daardoor felle vijandschap op ons laden. Paulus hekelt immers de gemeente van Korinthe aldus: „Want indien de eerste de beste een andere Jezus predikt, die wij niet hebben gepredikt, of gij een andere geest ontvangt, die gij niet hebt ontvangen, of een ander evangelie dat gij niet hebt aangenomen, dan verdraagt gij dat zeer wel" (2 Kor. 11:4).

Paulus roept ons dus op tot een heilige onverdraagzaamheid. Broeders en zusters, verdraagt het niet, wanneer men deze oproep en meer van dat soort vrijzinnige stukken, die een andere geest ademen en die gebaseerd zijn op een ander evangelie, aan onze gemeenten wil opdringen. Als u hier niets tegen doet, dan bent u zelf mede-schuldig. Dan zal de Heere ook van u de zegen wegnemen; dan bent ook u bezig de Geest uit te blussen.

Misschien bent u bang. Maar weet dan, dat u in Christus de belofte hebt van de kracht van omhoog, van de Heilige Geest, die sterker is dan welke boze geesten ook.

OPGELET

Van dit nummer hebben we vanwege het artikel ,.Bezitten of bezeten zijn" een grotere oplage gedrukt. We willen het ook slechts voor de kostprijs ter beschikking stellen, nl. voor 65 cent per stuk. Maar dat kan slechts bij een bestelling van minstens 5 exemplaren. Voor minder exemplaren moeten we, gezien de hoge porti en administratiekosten, ƒ 1,35 per stuk berekenen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 1975

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

BEZITTEN OF BEZETEN ZIJN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 1975

In de Rechte Straat | 32 Pagina's