IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Van achter de IJZEREN MUREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van achter de IJZEREN MUREN

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Korte samenvatting van het voorafgaande: Tante P. is gekomen om Celine (thans mevr. Thottil) op te eisen voor het klooster. Celine is tijdens de beraadslagingen hierover weggevlucht naar haar geliefde plekje in het bos. Ze is teruggeroepen naar huis, waar ze de beslissing moet aanhoren dat ze naar het klooster moet, maar …

Wij gingen ons huis binnen aan de oostkant. Elk Nazranihuis behoorde met de voorgevel naar het oosten te staan. Dat was een gewoonte, die zij nog hadden overgehouden van hun brahmaanse voorouders. Toen de apostel Thomas n het jaar 52 — zo vertelt de traditie — naar India kwam, koos hij de hoogste kaste van de Indische samenleving, de brahmanen, uit om speciaal aan hen het Evangelie te verkondigen. Het was gemakkelijk om kontakten met hen te leggen, omdat zij elke dag regematig de tempel bezochten. Zij waren ook de enige geletterde en onderlegde mensen van India. Ze behoorden allen tot de priesterkaste. Meerderen kwamen onder de indruk van de blijde boodschap, die Thomas bracht, en van de wonderen die hij verrichtte. De traditie zegt dat zeven brahmaanse Illams het christendom aanvaardden. (Een Ulam is een groep van families, die door bloedverwantschap of huwelijk met elkaar verbonden zijn en die hun afstamming terugvoeren tot één gezamenlijke voorvader en die ook dezelfde familienaam dragen.) Toen deze uit de brahmanenkaste bekeerde christenen toenamen in aantal en een eigen groep in de samenleving gingen vormen, werden ze door de hindoes Nazrani's genoemd, d.i. volgelingen van de Man van Nazareth. Zo werden ze later ook door de regering onder die naam ingeschreven als aparte religie. Ze onderhielden zoveel mogelijk de gewoonten van de brahmanen en bleven zich opsluiten in hun eigen kaste, terwijl ze van de andere kant toch ook christenen wilden zijn. Iedere Nazrani kon zijn geslachtslijst terugbrengen tot een van die zeven christen- Mams, die door Thomas waren bekeerd.

Vader kon ons precies vertellen, hoe wij afstamden van de „Palalomattom", een van die zeven Mams. Toen hij zijn huis bouwde op de grond die hij gekocht had, was hij gedwongen om de voorgevel naar het westen aan te leggen, dit in strijd met de traditie van onze kaste, omdat de hoofdweg van het dorp aan de westkant van ons erf liep. Daarom was dus de hoofdingang van ons huis gelegen aan de westkant. En de zitkamer sloot daar direkt bij aan. En omdat wij dus aan de oostkant binnengingen, had men ons niet opgemerkt.

Uit de toon van hun stemmen kon ik opmaken, dat ze goed gehumeurd waren. Mijn tweede zus G. en mijn moeder waren bezig met het klaarmaken van een uitgebreide maaltijd. Het kostbare, oude Chinese porcelein stond al op tafel.

„Zo, is alles definitief geregeld?", mompelde ik. Er was iets in mij dat mij pijn deed. Praktisch had ik al besloten om naar het klooster te gaan. Maar waarom moest mij dat op zo'n manier gedikteerd worden? Konden ze mij dan helemaal niet betrekken in de gedachtenwisseling over zulk een ingrijpende beslissing, die toch immers mijzelf heel persoonlijk betrof? Nee, die methode beviel me helemaal niet. Bovendien was het kloosterleven het enige, waar ik iets van af wist. Maar niemand had mij verteld, wat er in het huwelijk plaats grijpt. Ik wist helemaal niet, hoe de kinderen ontstonden. Er was dus geen kwestie van bewuste keuze tussen twee levensmogelijkheden. Ik was wel bereid om de wens van tante op te volgen. Maar konden ze dan niet zoveel respekt voor mijn persoonlijke gevoelens opbrengen, dat ze tenminste, al was het maar voor de schijn, zouden vragen wat ik ervan dacht.

Mijn tweede zuster G. kwam op mij af en wees naar de zitkamer. „Ze hebben je probleem opgelost", zei ze.

„Wat?". Ik was zeer geprikkeld. „Ik heb geen problemen".

„Ik weet het nog zo zeker niet". G. was in verzet gekomen tegen deze toon van mij, waarin een openlijke uitdaging lag. Die opstandigheid paste niet bij een Nazrani-meisje van achttien jaar. „Ga naar vader. Hij heeft naar je gevraagd. Maar houd je tong een beetje in bedwang", zo waarschuwde ze mij met klem.

Toen ik mij omdraaide, stond vader daar in de deur van de keuken. Hij had ons gehoord. Dat was ook de reden, waarom hij zo maar ineens naar ons toe was gekomen.

„Aha, dochter, ben je daar? Kom maar mee…., kom maar mee….". En meteen ging hij naar de zitkamer. Ik moest direkt achter hem aankomen. Mijn oudste zus sloop achter me aan en fluisterde me toe: „Beheers je tong, want hij is tot alles in staat. Hij is toch al kwaad, omdat je zo laat bent".

Maar ik trok mij weinig aan van die flikkering in zijn ogen en van die gespannenheid in zijn stem. Ik stond tegenover hem achter de half geopende deur van de zitkamer. Een bescheiden en wel opgevoede Nazrani-dochter hoort achter de half geopende deur te staan, wanneer ze met mannen praat. Alleen haar hoofd mag dan helemaal zichtbaar zijn. Misschien is dat nog een overblijfsel van de gewoonten van de vrouwen uit ons brahmaanse vóórgeslacht.

Vader bleef mij een tijdje aankijken vanuit zijn stoel. Hij was bezig met het opmaken van zijn manier, hoe hij mij zou moeten aanpakken. Ik bemerkte dat hij niet erg gelukkig was met mijn reakties.

Tante, de eerwaarde zuster P., zat tegenover mij. Haar gelaatsuitdrukking was een en al geluk. Ze keek trots als iemand die een geweldige overwinning had behaald. Toen ik dat zag, liep mijn gal over. Ik kon dat niet hebben. Misschien was het voor haar heel natuurlijk. Ze was een kloosterzuster met jarenlange ascetische ervaring. Ze had persoonlijk de listen van de satan leren kennen. En ze was er nu in geslaagd om weer een samenzwering van de Boze te ontmaskeren en te verijdelen. Ze had hem opnieuw een nederlaag toegebracht, doordat ze mijn ziel had weten terug te winnen voor de Heere. Zo dacht zr. P., maar ik kon dat allemaal toen niet met haar meevoelen.

„Celine, mijn dochter, zr. P. is hier om je mee te nemen naar het klooster". Hij bracht die woorden uit als een vlakke verklaring. In zijn stem klonk slechts een ingehouden emotie door. Maar ineens stond hij op en kwam naar me toe. Hij keek mij even in de ogen. En toen op kommanderende toon kwam die vraag, die als een messtoot in mij doordrong: „Wanneer ben je van plan om te gaan?"

Hij sprak met een hevige beslistheid. Ook al hadden mijn moeder en mijn oudste zus hem over mijn bezwaren gesproken, hij trok zich daar niets van aan. Zijn wil was wet. Ik was toch immers alleen maar een dochter, die had te gehoorzamen.

Maar ik was buiten mezelf. „Nee", zei ik. Ik weet niet waar ik die moed vandaan haalde. „Ik ben niet van plan om zo maar met iemand mee te gaan naar welke willekeurige plaats ook…. Ik wil hier blijven. Niemand zal last van mij krijgen". Ik barstte los. Het was of zo maar ineens een „blitzkrieg", een overrompelende aanval, was losgebroken, alsof er binnen in mij iets was ontploft en ik geen weerstand meer kon bieden aan de krachten die daardoor in mij naar omhoog waren gespoten.

Vader beefde van woede. Voor het eerst in zijn leven had een van zijn dochters hem recht in zijn gezicht weerstaan. Dat kon hij niet gedogen. Hij bulderde en tierde.

Toen ik mij omdraaide, zag ik in een flits zr. P. die haar paraplu en haar zwartleren handtas nam. Ze was totaal verslagen. En een ogenblik had ik medelijden met haar. Ik haastte mij door de veranda naar onze gebedskamer achter het huis. Daarbinnen was het pikdonker. Dat was ook de opzet. Er waren geen vensters en ventilators aangebracht. Die kamer had slechts twee deuren, een naar buiten en een die verbinding gaf met de zitkamer.

Iedere Nazranifamilie bezat zulk een familiegebedskamer. Ook dat had men overgeërfd van de brahmaanse voorouders. Elke brahmaanse familie had een familiekovil (een tempeltje). Dat was gewijd aan de familiegoden (Kula Deivangal). Elk familielid moest drie keer per dag bidden voor die beelden. Bij zonsopgang en zonsondergang moesten zij voor die goden verschijnen na eerst een ritueel bad genomen te hebben. Hun klederen moesten dan zo vochtig zijn dat de druppels op de grond vielen. Dat hoorde zo bij de rite en dat is nu nóg zo bij de brahmanen. Dan werden offers gebracht en sakramentele handelingen verricht voor die goden. De tempel moest gebouwd worden temidden van dik struikgewas, zodat de cobra's (vergiftige slangen) zich daar zouden kunnen nestelen, want die moesten ook bij bepaalde gelegenheden tot verzoening worden gebracht, omdat zij de belichaming waren van boze machten.

In onze gebedskamer was het altaar geplaatst tegen de oostwand. Daar prijkte als belangrijkste het beeld van het Heilig Hart van Jezus. Een trede lager stond het koperen kruis. Het was bijna een halve meter lang. Als iemand in huis steirf, dan werd dat kruisbeeld aan de hoofdzijde van de overledene geplaatst temidden van twee kaarsen.

Verder was er het beeld van Maria, de Onbevlekt Ontvangene, van Onze Lieve Vrouw van Karmel, van Sint Jozef, Sint Antonius en Sint Sebastiaan. Op de onderste trap van het altaar stond een plastic beeld van Onze Lieve Vrouw van Lourdes, dat een bepaald licht uitstraalde 's avonds. Dat beeld was de vrome attraktie voor ons allemaal. Paus Joannes XXIII had het persoonlijk gezegend. Een priester die na zijn universiteitsstudies in Rome terugkeerde, had het aan zr. P. ten geschenke gegeven. En zr. P. had het weer aan moeder cadeau gedaan als teken van haar bijzondere genegenheid. Men beweerde bovendien dat het een wonderbeeld was, omdat die priester het ook in het water van de grot van Lourdes had gedoopt.

Toen ik in die duisternis van de bidkamer neerplonsde, hoorde ik de woedende stem van mijn vader. Hij keerde zich tegen moeder en ontlaadde zijn toorn op haar. Natuurlijk was zij de schuld van alles. In onze samenleving werden alle slechte eigenschappen van de kinderen aan de moeders toegeschreven, omdat die te toegeeflijk waren. Vader had daar part nog deel aan. Maar als de kinderen zich voortreffelijk gedroegen, dan kwam alle lof daarvoor aan vader toe. Ik wist het, dat zij het er nu van alle kanten langs kreeg. Heel haar leven had zij moeten lijden. Nooit had ze ten volle blij kunnen zijn. Misschien is dat het lot van alle vrouwen. Ja, dat moet het inderdaad geweest zijn; want als de priesters en nonnen spraken over onze heilige roeping om naar het klooster te gaan, dan haalden zij altijd breed uit over de zorgen, moeiten en pijn van onze moeders.

Ik legde mijn oor te luisteren aan het sleutelgat. Zr. P. was helemaal geschokt. Ze was diep gekrenkt in haar trots. Ze gaf aan haar razernij de vrije loop. Al haar ascetische training liet haar nu in de steek. Op zulk een ongehoorde onbeschaamdheid kan zelfs een non zich niet voorbereiden; ze was er volkomen verrast door en ze kon zich op geen enkele manier meer beheersen. Moeder en mijn zussen probeerden haar ertoe te bewegen om tenminste nog een kop koffie te gebruiken vóór haar plotselinge vertrek.

„Nee, nee, nee…. ik wil geen druppel water meer van jullie aannemen. Ik ben hier niet gekomen om met mijn zuster koffie te drinken of om van haar lekkernijen te genieten. Nee, nee…. ik wil niks meer met jullie te maken hebben". Al haar haat richtte zich op moeder. Ze dacht dat ik alleen maar zo pal kon staan, omdat ik de steun had van moeder. Tante was onvermurwbaar. Haastig ging ze weg.

Ik voelde me ellendig. Ze was de enige tante van moeders kant, die werkelijk van mij hield en alle belangstelling voor me had. En ook die dag was ze weer erg lief geweest. Maar nu had ze de kop in de wind gegooid en was verbitterd. Was dat nu werkelijk nodig dat ik hen die mij liefhadden, zoveel verdriet aandeed? Vader, moeder, tante en ook andere familieleden. Ik was onderste boven. Ik verkeerde in een paniekstemming. Ik hoorde het rinkelen van het Chinese porselein, dat weer werd opgeborgen, zonder gebruikt te zijn.

Die twinkelende geluiden klonken nu hard en hol en koud in mijn oren. Ik voelde me als een weggeworpen waardeloze prul. Buiten begon het donker te worden en stil. Ik hoorde nu niet meer praten in de zitkamer.

Het was mijn beurt om de lamp van de Nada Vathil, boven de hoofdingang van het huis, aan te steken. Ook dat was weer een van de overgeleverde brahmaanse gewoonten. Als de schemering valt, steken we eerst die lamp aan en daarna pas de andere lampen in huis.

Voor de brahmanen was dat een dagelijks terugkerend ritueel, voor ons een eenvoudige gewoonte. De dochter van een brahmanenfamilie moest die lamp aan de voordeur aansteken met behulp van de eeuwige vlam die voor het beeld van de belangrijkste godheid brandde. Op haar weg naar buiten ging ze dan met die vlam rondom ieder familielid en sprak de rituele woorden uit: „Licht van de Heer".

Ofschoon wij niet die heilige waarde toekenden aan dat gebruik, werd het toch als een van de voornaamste verplichtingen van een Nazrani-dochter beschouwd. Maar die avond durfde ik mijn plicht niet te vervullen. Ik was bang voor alles en iedereen in huis. Ik zou niemand meer in de ogen durven zien. Een steeds zwaarder schuldgevoel begon mij te drukken en nam immense afmetingen aan in die eenzaamheid van die donkere bidkamer.


CALVIJN OVER DE KLEDING

„De kleding is op zichzelf onverschillig en het is niet zonder meer verboden om gouden sieraden of kostbare edelstenen te dragen. Maar van de andere kant moeten de vrouwen ook in hun kleding laten zien dat zij gelovigen zijn.”

„Bij de kleding gaat het om praktisch nut en om eerbaarheid.”


POSTBUS 131

Wij verzoeken brieven voor ons kantoor voortaan niet meer te richten aan Parkstraat 52, maar uitsluitend aan Postbus 131, daar ingevolge de nieuwe postbepalingen er anders aanmerkelijke vertraging bij de bestelling plaats heeft.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 november 1974

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

Van achter de IJZEREN MUREN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 november 1974

In de Rechte Straat | 32 Pagina's