IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Antwoord van Ds. Hendriksen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Antwoord van Ds. Hendriksen

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zeer geachte Heer Verschaeren,

Met uw reaktie op mijn boek „VAN DOMINICAAN TOT DOMINEE" ben ik zeer blij. Want daaruit blijkt, dat iemand (en zelfs een priester) die het „met aandacht en onder vooringenomenheid" leest, moet getuigen: „niemand kan er aanstoot aan nemen". En dat doet me plezier, want mijn bedoeling bij het schrijven van dit boek was geen andere dan alleen maar getuigenis geven van de bijbelse gronden waarop, na mijn overgang „van dominicaan tot dominee", mijn geloofszekerheid en mijn persoonlijk levensgeluk steunen, en niet de lust om priesters of andere katholieke medemensen aanstoot te geven of te kwetsen. Ik heb dat trouwens in de inleiding van het boek ook nadrukkelijk gezegd.

Wat nu de twee punten betreft, waarmee u het moeilijk eens kunt zijn, het volgende:

1. Bij het eerste punt is geloof ik alleen maar enig misverstand in het spel tengevolge van verschillend woordgebruik.

U schrijft, dat ik alle „bijbelkritiek" schijn te veroordelen.

Maar deze nadruk wordt blijkbaar bij u veroorzaakt door het feit, dat u onder „alle bijbelkritiek" alle vormen van bijbelwetenschap verstaat. Want even later maakt u onderscheid tussen radikale en gematigde bijbelkritiek.

En hier ligt de oorzaak van het misverstand. Want als ik spreek of schrijf over „bijbelkritiek", dan bedoel ik met dat woord uitsluitend datgene wat u de „radikale" bijbelkritiek noemt, d.w.z. een zodanige kritiek op de Bijbel, dat op puur verstandelijke (biologische, natuurkundige etc.) gronden de inhoud zelf van de Heilige Schrift ernstig wordt aangetast, de eerbied voor de Bijbel als Gods Woord verloren gaat en de Bijbel beschouwd en behandeld wordt als een doodgewoon mensenboek ,dat vele „mythen" bevat, zeer „tijdgebonden" is en daardoor historisch verre van betrouwbaar is.

En deze vorm van beschouwen en behandelen van de Heilige Schrift is het die ik zonder meer veroordeel.

Maar ik heb geen enkel bezwaar tegen wat u „gematigde bijbelkritiek" noemt, zoals die door de door u genoemde dominicaan père Lagrange en door andere grote bijbelexegeten werd en wordt beoefend.

Integendeel! Want deze wijze van handelen sluit de eerbied voor de Bijbel als Góds Woord niet alleen niet uit, maar komt daaruit juist voort! Want een dergelijke studie is van groot belang om de juiste exegese van de Bijbel te ontdekken.

En daarom ben ik het met deze vorm van bijbelstudie van harte eens.

Het verschil tussen u en mij is alleen dat ik — en vele anderen met mij — in dit laatste geval liever niet spreek van bijbelkritiek en zelfs niet van „gematigde" bijbelkritiek, maar van bijbelwetenschap.

Als ik dus alle bijbelkritiek veroordeel, dan bedoel ik daarmee alleen wat u radikale bijbelkritiek noemt.

De kwestie is namelijk, dat ik in verband met het gelovig bestuderen van de Bijbel het woord „kritiek" maar liever helemaal niet gebruik, omdat — zoals eens iemand zei — de mens er niet is om de Bijbel te bekritiseren, maar om door de Bijbel bekritiseerd te wórden!

2. Als tweede opmerking schrijft u in uw brief, dat het u „treft", dat iemand zoals ik, „die thomistisch is opgevoed", zó sterk kan twijfelen aan de waarde en de draagwijdte van het menselijk verstand, omdat naar uw mening toch juist „het zich afwenden van de grondprincipen van de methaphysica van Thomas van Aquino een der oorzaken van de huidige crisis in de rooms-katholieke kerk en theologie is". Maar deze twee zaken staan in geen enkel verband met elkaar, dacht ik.

Ik kan het namelijk helemaal met u eens zijn wat betreft uw mening, dat het zich afwenden van de grondprincipen van de metaphysica van Thomas van Aquino een der oorzaken is van de huidige crisis in de r.-k. kerk en theologie. Maar daaruit volgt naar mijn mening helemaal niet, dat hztdus verwonderlijk is, dat ik zo sterk twijfel aan de waarde en de draagwijdte van het menselijk verstand. Want die voor de r.-k. kerk zó waardevolle grondprincipen van de metaphysica van Thomas van Aquino, dat ze daar een geloofscrisis kunnen veroorzaken als men er zich niet aan houdt, bewijzen niets ten aanzien van de waarde en de draagwijdte van het menselijk verstand. Integendeel! Die „grondprincipen" ontlenen hun grote geestelijke belang voor de r.-k. kerk juist aan het feit, dat zij géén pure produkten zijn van het menselijk verstand, maar dat ze eigenlijke „grond" vinden in het rooms-katholieke geloof.

Ik meen namelijk, dat we het volgende mogen en moeten zeggen:

1) Omdat gewone, onloochenbare feiten telkens hebben bewezen hoe ontzettend het menselijk verstand zich kan vergissen, welke enorme denkfouten er in de loop der tijden zijn gemaakt door zeer geleerde en verstandige mensen, en dat het menselijk verstand over de dingen maar zó weinig zekerheid kan geven, dat daardoor in de puur verstandelijke wetenschappen bijna altijd sprake is van „zoveel hoofden zoveel zinnen", hebben ook en zelfs juist gelovige theologen zoals bv. Thomas van Aquino en vele anderen minstens evenzeer als ik altijd getwijfeld aan de waarde en de draagwijdte van het menselijk verstand, ondanks de „metaphysische grondbegrippen" die door hen werden aanvaard!

2) Dat dit inderdaad zo is, blijkt wel overduidelijk hieruit, dat de juistgenoemde theologen het aanvaarden van iets als waarheid of het afwijzen van iets als ónwaarheid nooit hebben laten afhangen van het al of niet bewijsbaar zijn daarvan door het menselijk verstand.

Integendeel! Al deze gelovige theologen en denkers aanvaarden in hun wetenschap óók het „mysterie"! Dat wil zeggen, dat zij dingen als volstrekt waar en zeker aannemen, ofschoon ze voor het menselijk verstand volkomen ónverklaarbaar en ónbewijsbaar zijn (bv. de drie-eenheid van God).

3) Ongetwijfeld zijn Thomas van Aquino en andere gelovige theologen, evenals welke menselijke denker ook, voortdurend verstandelijk bezig geweest en stellen zij ook bepaalde logische en metaphysische „grondprincipen" op. Maar zij doen dat niet uit achting voor of uit vertrouwen in de hoge waarde en draagwijdte van filosofie het onderscheid tussen „substantie" en „accidenten" in de stof niet op puur verstandelijke gronden van Aristoteles heeft overgenomen, maar gedreven door zijn GELOOF. Om namelijk met behulp van dit onderscheid op filosofisch gebied Zo ben ik niet de enige die van mening is, dat bv. Thomas van Aquino in zijn het menselijk verstand of om op grond daarvan enige zekerheid te krijgen omtrent de waarheid van een of ander geloofspunt. Volstrekt niet! Het enige wat zij verstandelijk doen, is proberen in hoeverre dingen, die, door hen bij voorbaat al als zeker en als waar aanvaard zijn op grond van hun GELOOF, óók misschien nog puur verstandelijk te benaderen of te bewijzen zijn (bv. het bestaan van God). Méér is het niet.

4) Ik geloof zelfs, dat ook bepaalde filosofische, metaphysische „grondbeginselen" van deze theologen, die puur verstandelijk gevonden lijken, in werkelijkheid hun „grond" vooral óók hadden in hun geloof.

Zo ben ik niet de enige om in staat te zijn op theologisch gebied de mogelijkheid van de „transsubstantiatie", zoals hij daarin geloofde, ook verstandelijk aannemelijk te maken.

En zo hangt bij Thomas van Aquino bv. ook zijn filosofische definitie van het begrip „persoon" zonder twijfel direkt samen met zijn theologisch denken ten aanzien van de drie goddelijke „Personen".

En in het algemeen gesproken staat het vast, dat Thomas van Aquino de logica en methaphysica van Aristoteles dan ook niet helemaal heeft overgenomen en ook niet uitsluitend op zuiver verstandelijke gronden, maar slechts gedeeltelijk en alleen maar inzover die filosofie van Aristoteles in de theologie van Thomas van Aquino bruikbaar was voor de verklaring en verstandelijke toelichting van dingen, die hij overigens, los van iedere vorm van verstandelijke filosofie, reeds bij voorbaat en alleen op grond van zijn geloof als „waarheden" had aangenomen.

Samenvattend meen ik dan ook als antwoord op het tweede „punt" in uw brief te mogen antwoorden:

a) U moet zich er beslist niet over verwonderen, dat iemand „die thomistisch is opgevoed", toch zeer wantrouwig kan zijn ten aanzien van de waarde en de draagwijdte van het menselijk verstand. Want in werkelijkheid is dat niet met elkaar in strijd, maar hoort dat zelfs bij elkaar.

b) Toch ben ik het met u eens als u schrijft, dat naar uw mening „een der oorzaken van de huidige crisis in de rooms-katholieke kerk en theologie is het zich afwenden van de grondprincipen van de metaphysica van Thomas van Aquino". Maar dan wèl om een andere reden. Namelijk niet omdat daaruit zou blijken hoe belangrijk en van hoe grote invloed verstandelijke „grondprincipen" kunnen zijn en dat men deze daarom toch niet zozeer moet wantrouwen als ik dat doe, maar juist omdat die metaphysische „grondprincipen" van Thomas van Aquino hun „grond" niet hebben in het menselijke verstand alleen, maar vooral in het r.-k. geloof, zoals dat door Thomas van Aquino werd beleden en beleefd.

Vanuit rooms-katholiek standpunt beschouwd is het dáárom te betreuren, dat tegenwoordig veel rooms-katholieken deze metaphysische grondbeginselen hebben ingeruild voor het zeer onzekere puur verstandelijke geredeneer (en gedaas!) in allerlei moderne vormen van „discussie"!

c) Overigens zal het u uit mijn boek zeker duidelijk zijn, dat ik me persoonlijk helemaal geen „thomist" meer kan of wil noemen ,omdat ik het op grond van Gods Woord in de Bijbel niet meer eens kan zijn met het geloof van Thomas van Aquino, in welk geloof óók zijn metaphysische grondbeginselen hun eigenlijke bodem vinden.

Ik dank u echter nogmaals voor uw hartelijke brief en hoop door deze uitgebreide uiteenetting en verduidelijking van mijn bedoelingen uw bezwaar en uw verwondering ten aanzien van de twee in uw brief genoemde punten enigszins te hebben kunnen wegnemen.

Met vriendelijke groeten,

ds. G. M. A. Hendriksen

Denderleeuw

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 mei 1972

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

Antwoord van Ds. Hendriksen

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 mei 1972

In de Rechte Straat | 32 Pagina's