IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Christus wil: ons vrijmaken van de schuld en de macht van de zonde en de gemeente toerusten met de gaven des Geestes

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christus wil: ons vrijmaken van de schuld en de macht van de zonde en de gemeente toerusten met de gaven des Geestes

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rechtvaardigmaking van de goddeloze

De reformatie heeft het grondbelijden van de kerk der eeuwen, de kern van de bijbelse boodschap, weer naar voren gehaald: De mens is totaal verloren in schuld en bederf. Hij kan en wil zichzelf niet redden. Maar Gods barmhartigheid verschijnt verrassend in Jezus Christus en doorbreekt soeverein onze onwil en heft onze onmacht op, doordat Christus in onze plaats onze schuld op Zich nam en uitboette aan het kruis. Vanuit dit besef blijft de reformatorische christen, die wedergeboren werd door Gods Geest, altijd verwonderd staan tegenover deze genadige God. Wij komen nooit over deze verwondering heen; elke dag opnieuw belijden wij: „Heere, het kan eigenlijk niet dat Gij mij vergeeft. U ként toch mijn leven, ook nadat ik door de werking van uw Geest tot bekering kwam. Sindsdien had ik toch zeker volstrekt heilig moeten leven, want in het licht van Uw Woord en Geest had ik het ontzettende kwaad van de zonde gezien. Ik heb gezien, hoe mijn zonden de dood van Uw Zoon hebben gekost. En tóch moet ik het belijden, dat ik elke dag en elk uur tekort kom en Uw heilige geboden overtreed. Hoe kan dat dan, dat Gij toch maar vergeven blijft?" We weten dat deze altijd weer herhaalde reiniging door het bloed van Gods Zoon enkel geschiedt op grond van Gods belofte, waaraan Hij trouw wil blijven. Maar juist tegenover onze vele uitingen van ontrouw komt de nimmer wijkende trouw van God des te vreemder voor ons te staan. Maar zo groeien we dan in de droefheid om onze zonden, waartegen wij strijden, maar die ons toch telkens weer overvallen, en groeien we in het geloof dat zich steeds inniger vastklemt aan de barmhartige liefde Gods in Jezus Christus.

Deze herontdekking van de rechtvaardigmaking van de goddeloze, door genade en geloof alleen, moet als een kostbaar geschenk Gods bewaakt worden tegenover elke vorm van menselijke aanmatiging, die de eigen werkzaamheid toch nog als een faktor in de verwerving van het heil wil inschakelen. Het humanisme en het arminianisme, ook in zijn meest subtiele en vrome vorm, tast de fundamenten van de gemeente van Christus aan en we moeten als een wachter op Sions muren direkt een halt toeroepen, wanneer die vijand binnen wil komen.

Gaven des Geestes

Ten tijde van de reformatie werd ook opnieuw gewezen op de gaven van de Heilige Geest, maar al heel spoedig ontaarde deze beweging in bandeloze geestdrijverij.

Terecht hebben de grote reformatoren zich hiertegen gekeerd, want de hervorming zou in de grootste wanorde verzand zijn, als zij de weg van het Woord Gods verlaten had en hen had gevolgd die behebben, direkt van Gods Geest, volkomen buiten en dikwijls tegen de Schrift in.

Maar hebben de reformatoren vanuit de schrik, die hun om het hart sloeg, toen zij die wilde excessen om zich heen zagen grijpen, niet al te radikaal met de gaven des Geestes afgerekend.

In onze tijd is die vraag weer opnieuw aan de orde gesteld en wij hebben er meer oog voor gekregen, dat nergens in de Bijbel duidelijk wordt gezegd dat die gaven des Geestes slechts tot de eerste 40, 50 of 60 jaar na pinksteren zouden voortduren. We hebben opnieuw beseft dat ook wij het niet kunnen zonder die „kracht van omhoog", die Jezus aan Zijn discipelen beloofd had en dat ook wij geen gloedvolle getuigen van Christus kunnen zijn, als wij op geen enkele wijze geraakt zijn door het pinkstervuur van Gods Geest.

Eerst de liefde, dan de gaven

Maar… in de kringen, waar men meer aandacht besteedde aan de gaven des Geestes, dreigden al direkt twee gevaren. Het eerste is dat men daar de grondboodschap van het Evangelie, de herontdekking van de rechtvaardiging van de goddeloze door genade en geloof alleen, uit het oog ging verliezen en vergat dat wij heel ons leven lang in de ootmoedige houding van de tollenaar voor God moeten verschijnen.

En een tweede gevaar was dat men zich hartstochtelijk gooide op het verkrijgen van allerlei gaven en zich niet voldoende realiseerde dat de gaven slechts middelen zijn tot opbouw van de gemeente van Christus (1 Kor. 12:7), en dat het doel van onze rechtvaardigmaking de vrucht des Geestes is (Gal. 5:22), onze levensheiliging.

Paulus schrijft: „Jaagt de liefde na en ijvert om de geestelijke gaven' '(1 Kor. 14:1). Dat betekent dus dat het jagen naar de liefde voorop moet gaan, en daarna pas het streven naar de gaven des Geestes mag komen.

Pas op voor demonisch lallen

De grondregel van Paulus wordt ook door de praktijk bevestigd. Wij moeten niet vergeten dat de glossolalie (het sprevoorkomt. Daar doet het zich voor in de vorm van een demonisch en extatisch lallen. Ook wonderbare (paranormale?) gaven van gezondmaking en valse profetieën treffen we in die kringen aan.

Wanneer wij met een hart dat niet gereinigd is, streven naar de Geestesgaven, dan bestaat het gevaar dat de onreine geest bezit van ons neemt en de gaven des Geestes nabootst, tot onnoemelijke schade voor de gemeente van Jezus Christus en van de persoon zelf.

Het is niet voor niets dat Paulus tussen hoofdstuk 12 en 14 in 1 Kor. het hele dertiende hoofdstuk wijdt aan het loflied op de liefde, met als kernthema: „De liefde zoekt zichzelve niet". Ja, de mens die de liefde van 1 Kor. 13 bezit ,is gestorven aan zichzelf; hij zoekt niet meer zijn eigen belang, maar slechts dat van de anderen, van de gemeente vooral. Hij is met Christus gekruisigd, opdat en doordat Christus in hem leeft.

Maar wat een vreselijke aanmatiging is het, wanneer wij streven naar de gaven des Geestes om ermee te kunnen gloriëren! Dan wil men de Heilige Geest spannen voor de eigen zegekar. Zo iemand verdient dan ook dubbel en dwars dat de boze geest hem volkomen bij de neus neemt en om de tuin leidt.

Samenvattend:

Om het voorafgaande nog eens kort samen te vatten: De grondhouding van de bijbelse gelovige is de volstrekte en dagelijkse afhankelijkheid van de schuldvergeving in Jezus Christus en de diepe vreugde om het voortdurend in genade geschonken heil. Hij weet echter ook dat Christus een volkomen Zaligmaker is en dat Hij ons niet slechts vrij wil spreken van onze schuld, op grond van het verzoenende bloed van Christus, maar ons ook vrij wil maken van de macht van de zonde, door de kracht van de opstanding van Christus. En hij weet tevens dat ook thans nog de Heilige Geest, vanuit Zijn soevereine genadebeslissing, Zijn gaven wil uitdelen „aan een ieder in het bijzonder gelijkerwijs Hij wil" (1 Kor. 12:11) en daarom zal hij bidden, opdat de Geest het moge behagen aan de gemeente, en eventueel ook aan hemzelf, Zijn gaven te schenken tot dienstbetoon en opbouw.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 april 1972

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

Christus wil: ons vrijmaken van de schuld en de macht van de zonde en de gemeente toerusten met de gaven des Geestes

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 april 1972

In de Rechte Straat | 32 Pagina's