IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

NEEN…. Ds. MASTERS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

NEEN…. Ds. MASTERS

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Naar aanleiding van het artikel van ds. Masters in ons septembernummer, kregen we enkele boeiende reakties.

Geen nieuwe keurmeesters a.u.b

„Wat waren dat voor mensen die eensklaps op de pinksterdag bekeerd werden en die volhardend waren in de „leer" der apostelen? Het waren mensen die de (hun) Messias hadden verworpen of mogelijk door te zwijgen mede-schuldig waren geworden. Toen ze de wonderen zagen en door de Heilige Geest overtuigd werden van deze grote schuld, werden ze verslagen en wisten niet wat ze moesten doen. Daarop zegt Petrus: „Bekeert u". Waarvan? Van het verwerpen van de Messias! Keert u tot Hem en gij zult behouden worden en de gave van de Heilige Geest ontvangen.

Hier geen geestelijke keurmeesters, maar een profetische oproep: „Bekeert u!" Dat hebben we ook vandaag nodig, profeten, en geen leerstellingen. Hier geen vragen van: Hoe zijt ge bekeerd? is het wel volgenc ONZE weg gegaan? maar: „Bekeert u!".

Er zijn in ons land al zoveel geestelijke keurmeesters geweest en ze zijn er nog, die ontzettend veel bedorven hebben en nog bederven, dat we heus geen behoefte hebben aan dergelijke keurmeesters".

Hoogeveen

ONS KOMMENTAAR:

Ik dacht dat dhr. Booy de bedoeling van ds. Masters niet helemaal begrepen had. In de eerste plaats had ds. Masters voornamelijk „predikanten en evangelisten" op het oog: „Het is van het grootste belang dat iemand die zich met evangelisatie en zielzorg bezig houdt, weet hoe hij dat werk van de genade kan onderscheiden".

Het gaat dus niet over mensen die zichzelf opwerpen als geestelijke keurmeesters. Het betreft hier mensen die door de gemeente daartoe ambtshalve zijn aangewezen. Vervolgens laat ds. Masters duidelijk uitkomen dat het hier over een dienende taak gaat. De „geestelijke keurmeesters", die dhr. Booy terecht laakt, heersen over een gemeente of over een groep. Zij missen de ootmoedige verwondering over het werk van Gods soevereine genade en nemen praktisch de taak van de Heilige Geest over.

Maar die dienst moet er in de gemeente wel zijn. Dhr. Boov citeert Hand. 2:37. Daar staat dat de aanwezigen „verslagen van hart" waren. Dat hebben de apostelen dus blijkbaar gekonstateerd. Maar daar gaat het nu juist om. Wanneer iemand bij mij komt die verslagen is, omdat hij tot het inzicht van zijn grote schuld is gekomen, is het mij een grote vreugde om hem de volle rijkdom van de ontferming Gods te ontvouwen. Maar als iemand belijdenis wil doen van zijn geloof in Jezus Christus en de toegang tot het Heilig Avondmaal vraagt, en geen spoor van verslagenheid vertoont, dan kan ik daar niet zo maar mijn medewerking aan verlenen. Dan móét ik met hem praten en hem de diepte van zijn schuld proberen te laten zien. Anders ben ik er mede schuldig aan, dat hij het Avondmaal ontheiligt door tot Christus te gaan zonder Hem als Zaligmaker van zondaren te zien. Dan zou ik meewerken aan de bevordering van zijn valse gerustheid.

Volgens welke norm?

„Het is inderdaad zeer juist dat de Schrift glasheldere kenmerken geeft, waarbij de ziel voor zichzelf kan onderscheiden of hij ware genade heeft of niet. Maar de vraag is of Gods kinderen op grond van de Schriften zijn geroepen om voor anderen uit te maken of het ware kinderen Gods zijn of niet. Ik geloof zulks bepaald niet en het doet mij onwillekeurig denken aan enige verwantschap met de absolutie.

Niet dat het onaanvaardbaar zou zijn dat het opzicht over elkander meebrengt om iemands innerlijke zielsoefeningen te onderzoeken en tot nadere verklaring of bemoediging daartoe onze broederlijke raad te geven, het ware te wensen dat wij daarin ijveriger konden zijn.

Ik ontken hiermede allerminst het nut van de behoorlijk werkende tucht in de kerke Christi, waardoor de opzieners naar de regelen uit Gods Woord geroepen worden over het gedrag van sommigen uit te spreken dat dit niet kan bestaan met het leven van een oprechte gelovige.

Ook moet duidelijk zijn dat allen die niet onder de kerkelijke tucht vallen, bijgevolg automatisch ware kinderen van God moeten zijn.

De belijdenis der lere Gods is een norm die in de praktijk te hanteren is, maar de eis dat men de ware genade moet bezitten, is zulk een onhanteerbare norm gebleken, dat de geschiedenis van de kerk dat overvloedig heeft bewezen".

Dordrecht

ONS KOMMENTAAR:

Is de belijdenis van de ware leer wel zulk een norm geweest die in de praktijk te hanteren bleek? Dat vraag ik me af.

In de eerste plaats deed zich steeds daarbij de moeilijkheid voor: Welke belijdenis moeten we tot norm nemen? Alleen de „geloofsbelijdenis van de apostelen", de zg. twaalf artikelen? Of alleen de beginselen van de reformatie: „Alleen de Schrift, alleen door genade, alleen door geloof, alleen door Christus?" Of een meer uitgebreide belijdenis? Maar dan ziet men dat waarachtige gelovigen van het Heilig Avondmaal worden uitgesloten bij andere kerken, omdat zij over sommige theologische kwesties anders denken, bv. omdat zij het duizendjarig Rijk letterlijk opvatten, of omdat ze menen dat de Doop slechts op grond van het geloof en niet op grond van de Belofte Gods mag worden bediend. Het lijkt mij veel moeilijker om op grond van de Bijbel aan te tonen, dat ik als ambtsdrager het recht en zelfs de plicht zou hebben iemand die het in sommige kwesties niet met de gangbare opvatting in mijn gemeente, eens is, de toegang tot het Avondmaal te ontzeggen.

Vervolgens heeft juist de geschiedenis toch ook wel aangetoond dat kerken die uitsluitend een of andere belijdenis als norm nemen, zonder te vragen naar de stand van het geestelijk leven van hun leden, geleidelijk aan verstard zijn.

Het lijkt mij dan ook dat wij beide normen moeten hanteren. Maar alles hangt af van de wijze, waarop dat gebeurt.

Je kunt een belijdenis ook hanteren als een politieverordening of als de statuten van een voetbalvereniging. Als je die statuten maar wilt aanvaarden, kun je lid worden. Op dezelfde wijze kan ook misbruik gemaakt worden van de opdracht om te waken dat de gemeente Gods als een tempel wordt omgebouwd uit levende stenen (1 Petr. 2:5). Je kunt dat ook doen als een zeurderige bemoeial die het innerlijke leven van een medemens op de snijtafel wil leggen en er plezier in heeft om daar zo diep mogelijk in te kerven.

Maar je kunt ook als een goede herder bezorgd zijn om de schapen die de Heere je heeft toevertrouwd. Dan probeer je hen te leiden naar de grazige weiden van Gods Woord. Dan waarschuw je hen, als zij menen zich te kunnen voeden met uitsluitend onverteerbare dogma's. Dan wijs je hen op wat ze missen. Je getuigt voor hen van de onuitsprekelijke vreugde van de persoonlijke gemeenschap met de levende Heere.

Een aanvulling

„Wie Hand. 2 : 4 2 naleest, ziet dat in de opsomming van ds. Masters één passage ontbreekt: „Zij waren volhardende .. in de breking van het brood".

Volgens de Kanttekenaren op de Statenvertaling wil dat zeggen: „óf dat zij tezamen aten en dronken óf dat zij het Heilig Avondmaal met elkander hielden, Hand. 20:7, hetwelk zij somtijds samen deden, gelijk men zien kan in 1 Kor. 11:21, 22".

Ook dat was dus een kenteken van de eerste christenen, van de waarachtig bekeerden. Maar dan moet het ook een kenteken van alle waarachtig bekeerden van onze dagen zijn, dat zij tesamen aan één tafel zittende het brood kunnen breken, de beker drinken en aldus het lijden en sterven des Heeren gedenken, totdat Hij komt.

Maar het is zo verdrietig dat dit in onze dagen niet het geval is. Laten wij daarom op onze knieën gaan en onze schuld hierin belijden en er ons voor inzetten dat deze steen des aanstoots voor ongelovigen wordt weggenomen en de Gemeente haar heerlijkheid, de heerlijkheid van haar éne Heere, moge vertonen in deze eindtijd".

Ittervoort

BR. PARRAGA

De giften voor de Gemeente van broeder Parraga zijn gestegen tot ƒ 13.235,—. Hartelijk dank!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 1971

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

NEEN…. Ds. MASTERS

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 1971

In de Rechte Straat | 32 Pagina's