IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Gesprekken over het gebed

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gesprekken over het gebed

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Vervolg)

Silvia Silverton: Hoe kunnen wij onze gemeenschap met God tot steeds grotere ontwikkeling brengen, zodat wij Zijn liefde en vrede voortdurend kunnen ervaren, ook in dit druk bezette leven en in deze jachtige wereld?

Du gemeenschap met God is allereerst een genadegave, die wij van de Here ontvangen, ieder naar de mate die Hij ons heeft toebedacht.

De kern van het waarachtige gebed is de persoonlijke ontmoeting met God. Hoe intenser deze ontmoeting, hoe rijker het gebed.

Hoewel deze ontmoeting in wezen dus een gave is, heeft de Here toch aan de beleving daarvan enkele voorwaarden gesteld. Een van die voorwaarden is de stilte.

Uiterlijke stilte

Zo was ik deze week op bezoek bij een r.-k. familie. Toen wij gingen bidden voor het middageten, bleef de radio vlak bij ons keihard aan staan en schalden de nieuwsberichten de kamer binnen. Neen, dan is het niet mogelijk om tot God te komen. De Here laat Zich niet vinden, als wij met één oor (of misschien met beide) proberen op te vangen, hoe het staat met de oorlog in Vietnam of wat de vooruitzichten zijn voor het weer van morgen en overmorgen. Het is veel beter om dan niet te bidden, want zo beledigen wij Hem alleen maar. Hoe zou u het vinden, als iemand naar de radio zit te luisteren, terwijl hij met u spreekt? Dat druist toch volkomen in tegen de regels van de burgerlijke beleefdheid. En zou de Here van hemel en aarde het dan maar gelaten moeten aanvaarden, dat wij met onze gedachten heel ergens anders zijn, terwijl wij met Hem spreken? Zou Hij daarover niet moeten toornen?

Voor veel protestanten is het onbegrijpelijk, hoe rooms-katholieken die zeer meelevend zijn met hun kerk en nooit een zondag zullen verzuimen de mis bij te wonen, zo oneerbiedig kunnen zijn bij het bidden?

Ik meen dat dit voortkomt uit het veelvuldig gebruik van formuliergebeden. Dan schakelt men de persoonlijke inspanning voor een groot gedeelte uit. Het gevolg is dat er dan meestal geen echte ontmoeting meer plaats heeft met God. De levende band met God vult echter heel je wezen. Als je God in het aangezicht gaat zien, dan dringt Zijn licht door tot het diepste van je ziel.

Aan de andere kant gaat men door dat veelvuldig gebruik ook steeds meer waarde toekennen aan die formules. Men beleeft ze als een zelfstandige kracht, als een automatische werking, enigszins als een toverspreuk.

Wanneer men niet dicht bij de Bijbel leeft, merkt men op de duur niet eens meer, dat we dan de levende God van de Bijbel, die als een Vader persoonlijk met Zijn kinderen wil omgaan, hebben ingeruild voor de god van de heidenen, de god van de magie.

Maar laten ook wij, protestanten, ons steeds weer onderzoeken. Als de dominee 's zondags zijn gebed uitspreekt, nemen wij dan misschien ook alleen maar in ons op, wat hij zegt, zonder dat het daarbij tot een waarachtige persoonlijke ontmoeting komt tussen ons en onze God? En moeten ook wij niet tot onze schaamte belijden, dat de Here soms in een wazige ruimte, ver af, blijft, wanneer wij onze gebeden vóór en na tafel uitspreken? Ons gebed is dan meer een slag in de lucht dan een smeking die Gods hart bereikt.

Ziele-stilte

Maar het moet ook stil worden in onze ziel. Wanneer allerlei beslommeringen onze geest bezig houden of wanneer zondige begeerten ons naar de wereld trekken, zullen wij God nooit kunnen vinden. Dat is de reden, waarom een waarachtig gebed niet mogelijk is zonder bekering, dat betekent: innerlijke afzondering van de wereld en haar begeerlijkheden. Men kan nog zo diep wegkruipen achter de tralies van een klooster, maar als men niet tot bekering is gekomen, neemt men de wereld in zijn hart mee, overal waar men zich bevindt.

Toch moeten we ook proberen om de stilte van de ziel geregeld te voeden door uiterlijke stilte. Daarom is de vaste stille tijd elke dag zo belangrijk. Maar we hebben daar al vaker over geschreven.

Gegrepenheid

Paulus schrijft: „....maar ik jaag ernaar of ik het ook grijpen mocht, waartoe ik ook van Christus gegrepen ben" (Fil. 3:12).

In deze kernachtige zin geeft Paulus twee grondtrekken van heel het geestelijk leven aan. Het uitgangspunt is het gegrepen zijn door Christus. Omdat Christus Zijn hand op mij heeft gelegd en mij gemaakt heeft tot een schaap van Zijn kudde, daarom is in mij dat verlangen om te grijpen naar een steeds inniger nabijheid bij de Here. Wij ondergaan de Here, voordat wij naar Hem opgaan.

Maar in dat gegrepen-zijn door de Here zijn weer vele graden en vormen. De Here is rijk geschakeerd in Zijn genadegaven. Wij mogen Hem vragen om de hoogste vormen, maar tenslotte blijft God soeverein en moeten we niet vergeten wat Jezus tegen Petrus zei: „Indien ik wil dat hij (Johannes) blijft, wat gaat het u aan? Volg gij Mij" (Joh. 21:22).

Het is heerlijk, wanneer de Here een bovennatuurlijke stilte in ons teweeg brengt. Het is Zijn aanwezigheid, die dan over ons valt. Dat ligt op een heel ander vlak dan het natuurlijke leven. Wanneer een mens zo door God gegrepen is, dan kan hij die gemeenschap met God ervaren, ook in de grootste drukte.

Deze eenheid met de levende God is ook onverwoestbaar. Ze komt altijd weer naar boven. Het is alsof de Here dan iets in ons geraakt heeft, alsof Hij Zich een plaats in onze ziel heeft bereid, waar Hij steeds soeverein in wil binnentreden.

Het is alsof wij dan door de wanden van ons sterfelijke bestaan heenzien, een soort goddelijke radar. Een zien in de verte en tegelijk een zien heel dichtbij. Want God is tegelijk degene die heel ver van ons is. Oneindig is het verschil tussen Hem en ons. En toch is Hij ook degene, die ons allerintiemst nabij is. Niemand doordringt ons zozeer als Hij die ons geschapen heeft en nog voortdurend in stand houdt en draagt met Zijn wil.

Of misschien kunnen we het nog beter zo zeggen: Het is aisof ineens een wand van onze ziel wegvalt en wij ineens staan, huiveringwekkend dichtbij en tegelijk onuitsprekelijk heerlijk, voor God, mijn God, mijn Vader, naar wie ik dorst met heel de smachting van mijn ziel, zoals de hinde naar de wateren (Psalm 42).

Onbeschrijfelijk is deze ervaring. Het is het mooiste wat op aarde bestaat. Het is net of j e God dan ervaart en ziet met een zesde zintuig van de ziel. Het is dan alsof heel de schepping in barensweeën in j e zucht, wachtende op de openbaring van het zoonschap Gods (Rom. 8:22). Alsof al het geschapene zich langs mij tot God richt in een machtige zang van aanbidding.

Dan word j e vanzelf stil en klein. Dan is er een heel diep ontzag voor Zijn heiligheid. Dat heeft iets straks en toch ook weer iets heel blijs. Het is een gegrepenheid door de Here, Hij heeft dan beslag op je gelegd. Hij trekt je naar Zich toe. Het is als een zuiging naar Zijn heerlijkheid.

Je zou alles willen geven voor die momenten. Dan ben je los van deze wereld. Dan weet je, dan proef je, dat er nog een heerlijkheid voor ons is weggelegd, een sabbatsrust, waarvan wij nu nog geen vermoeden hebben, maar waarvan we toch weten, dat het onzegbaar zalig zal zijn, zoals Johannes schrijft: „Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen. Maar wij zullen Hem zien, gelijk Hij is" (1 Joh. 3:2). Tegelijk is er dan een verlangen om steeds opnieuw jezelf in verootmoediging te reinigen van de vlekken van j e zonden en onvolmaaktheden: „En een ieder die deze hoop op Hem heeft, reinigt zich, gelijk Hij rein is." (1 Joh. 3:3). Dan roep je om het reinigende bloed van Christus en je verheugt je over de zuivere verzoening, die Hij tot stand brengt tussen de Vader en ons.

Dan smeek je om geduld, om zelfbeheersing, zodat j e niet meer zondigen zult. Dan zoek je altijd weer Gods wil. Dan rust je in Zijn beschikkingen, want je weet, j e ziet het: Hij heeft je lief, „want de Vader Zelf heeft u lief, omdat gij Mij hebt liefgehad en hebt geloofd, dat Ik van God ben uitgegaan" (Joh. 16:27).

Dit is inderdaad de voorsmaak van de hemel. Maar daarom is het ook iets vreemds. Het past niet in de samenhang van dit aardse bestaan. Het zijn vleugjes van de lente midden in de winter. Je kunt het ook zo moeilijk vasthouden, want het is een gegrepenheid door de Here. Het kan zo weer verdwijnen. Het is alsof je ergens in een verte met de Here spreekt. Of eigenlijk is het geen spreken met God. Het is alleen maar diepe, diepe eenheid met Hem. Het is een stil verzonken zijn in Hem. Het is wijding, aanbidding, liefde. En het is alsof je verstand toekijkt en alleen maar vaststelt, dat het laatste in je, of eigenlijk een „ik" dat door het verstand niet verstaan wordt, weggetrokken wordt naar de Here. Ik denk dat Paulus dat ook bedoelt, wanneer hij in 1 Kor. 14 spreekt over het bidden met de geest en zegt, dat het verstand dan vruchteloos toeziet (vs. 14).

Indestationshal van Leiden

Al gaat dan deze verbondenheid met de Here dwars door alles heen, onberekenbaar als de wind — „De wind blaast, waarheen hij wil en gij hoort zijn geluid; maar gij weet niet vanwaar hij komt en waar hij heen gaat" (Joh. 3:8) - toch kan ook deze band verbroken worden door te veel drukte en bezigheid.

Misschien is het toch goed om maar eens een persoonlijk voorbeeld te geven. Toen ik in 1958 drie maanden in Zuid-Afrika was, slorpten al die spreekbeurten en dat reizen, en bovendien mijn verdediging tegen de aanvallen van de r.-k. pers aldaar, zozeer alle aandacht in mij op, dat ik tegen het einde van de toernee alle levende kontakt met de Here kwijt was. Ik wist wel, dat Hij nog altijd dezelfde was, maar ik kon Hem niet meer vinden. Een nevel van vermoeidheid stond tussen Hem en mij en geen enkel geestelijk radar vermocht meer door die duisternis heen te dringen. Ik leed daaronder, want het mooiste op aarde lag niet meer binnen mijn bereik.

Toen ik weer terug was in Nederland, zocht ik vanuit hernieuwde rust naar mijn Heiland. En merkwaardig, niet op de studeerkamer, niet onder de open hemel van de wijde weilanden van Kortenhoef, niet in de bossen van het Gooi, maar in de stationshal van Leiden kwam de doorbraak. Nog zie ik mij daar staan. Ik hield ineens halt, terwijl ik op weg was naar de trein, temidden van de drukte van gaande en komende reizigers, een eind voor de loketten ongeveer midden in de hal; neen, het was niet een soort visioen, geen droom; ik had ineens weer het verrukkelijke kontakt met mijn Here terug. De nevels trokken weg. De zon brak door. Christus' liefde stond weer voor mij te stralen. Ik was weer bij Hem en Hij openbaarde Zich weer aan mij. Zo maar ineens had Hij de deur van mijn ziel geopend en was binnengekomen, om het brood van de gemeenschap met mij te breken, om avondmaal te houden, Hij met mij en ik met Hem (Openb. 3:20). Een vriend, een geliefde, die voor het vallen van de schemering aan je verschijnt; de eeuwige gast, van Wie ik in geloof wist, dat Hij toch bij je was, ook al zag ik Hem niet meer.

En met vreugde ging ik mijn weg naar huis, omdat de Here mij niet onwaardig had gekeurd om weer in mij te wonen. Ik wist wel vanuit de belofte Gods, dat de Here nooit laat varen het werk van Zijn handen, maar ik was zo dankbaar, omdat de Here Zich verwaardigde mijn zwakke geloof te hulp te komen door mij Zijn heilige aanwezigheid te tonen.

De Here is soeverein

Wanneer je deze genadegave van de gegrepenheid door de Here hebt mogen ervaren, dan is het bidden heel wat gemakkelijker. Dan is bidden eigenlijk het zoeken naar de aanwezigheid des Heren; niet een louter aktief zoeken, maar eigenlijk meer een zich stellen onder Zijn beademing, een roepen om Zijn verschijning. En altijd is het dan wonderbaar, wanneer de Here je bezoekt. Ineens is daar dan die diepe vreugde, zoals ineens de zon van achter de wolken vandaan komt en verwarmend over de velden strijkt.

Maar ik wil nog eens herhalen: de Here is soeverein. Hij geeft aan ieder zijn gaven. Dat kunt u duidelijk lezen in 1 Kor. 12 en 14.

Toch kan het zijn nut hebben om gebedservaringen met elkaar uit te wisselen — dat is immers de levende genieenschap van de heiligen — mits we echter alle ervaringen steeds toetsen aan Gods Woord en mits de gesprekken hierover slechts de eer van God ten doel hebben en niet de verheerlijking van mensen.

(wordt vervolgd)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juli 1969

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

Gesprekken over het gebed

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juli 1969

In de Rechte Straat | 32 Pagina's