IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

DE ZALIGHEID IS IN HEM ALLEEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE ZALIGHEID IS IN HEM ALLEEN

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij ontvingen ter recensie: „Es ist in keinem anderen Heil". Dit boekje bevat zestien getuigenissen van mensen die de rust in het Evangelie vonden. Het zijn gewezen rooms-katholieken, atheïsten, mohammedanen, hindoes, getuigen van Jehova, zigeuners en joden. Ze zijn verzameld door Markus Specht, uitg. Hanssier-Verlag Stuttgart- Honeheim, D.M. 4,20. Bij de lijst van „geraadpleegde lektuur" trof ik ook „In De Rechte Straat" aan. Eerlijk, dat deed me toch even goed. Om u een indruk te geven van deze getuigenissen wil ik er een verkort weergeven. Het is van een Duitse priester, thans predikant, dr. Kurt Petry. Vanzelfsprekend doen we dat niet om deze ex-priester als een soort trofee op de schouders rond te dragen. De tijd is gelukkig voorbij, dat rooms-katholieken en protestanten elkaar probeerden te overtroeven met aantal en kaliber van hun „bekeerlingen". Ik meen echter dat dit getuigenis iets te zeggen heeft, ook aan onze protestantse lezers. Het bevat nl. een oproep tot innerlijkheid, tot het zuiver rusten in de Heiland. Dat moeten we ons allemaal aantrekken. Hier volgt dan zijn verhaal.

Tijdens de veldtocht door Frankrijk kreeg ik nog wel eens de kans om ergens de mis op te dragen. Maar de oorlog met Rusland brak uit. Ik moest ook daar naar het front. En toen was ik helemaal alleen. En de vragen stormden op mij af: Waar is nu de kerk? Ginds in het vaderland, waar men de mis leest of bijwoont, waar men te biecht kon gaan, waar men alle sacramenten der stervenden kon ontvangen? Wat had ik nu nog aan mijn priesterschap, dat ik eindelijk bereikt had? Ik kon niet eens mijzelf daarmee helpen. Wie gaf mij de zekerheid dat mijn zonden, waarover ik berouw had, mij ook werkelijk vergeven waren? Wie gaf mij de garantie, dat Christus met mij was, ook zonder de aanwezigheid van de sacramenten? Ik kreeg daar maar geen antwoord op, als ik de wacht moest houden of de telefoon moest bedienen in de lange „unheimlichen" Russische nachten.

Uit het Woord alleen

In deze verschrikkelijke eenzaamheid, onder de gruwel van het front, leed ik onder deze vragen: Heeft God Zijn tegenwoordigheid en de zekerheid van de vergeving der zonden aan deze kerk, aan haar priesters en aan haar instellingen gebonden? Zou Christus het heil werkelijk, althans enigszins, afhankelijk hebben gemaakt van de sacramenten der stervenden? Als priester kende ik natuurlijk de leer van de kerk: in zo n geval is een „volmaakt berouw" genoeg en vergeeft de doodzonden, als men tegelijk het verlangen heeft om zodra het mogelijk is, deze doodzonden aan een priester te biechten. Maar waarom riepen de stervenden op het slagveld dan toch nog om een priester, wanneer dit volmaakte berouw hen de zekerheid kon geven van de vergeving? Daaruit bleek wel, dat dit „volmaakte berouw" wel voldoende was voor de vergeving, maar innerlijk niet de zekerheid van die vergeving gaf. Want wat ontbrak in zo'n geval, was het volkomene, de zekerstelling door de sacramentele biecht. Het verging deze kameraden in hun laatste uren precies zoals mijzelf: Zonder de priester, zonder de sacramenten, hadden wij het gevoel alsof alles in de ruimte hing, alsof Christus heel ver van ons was.

En dat was de reden, waarom ik in de nachten van stilte en eenzaamheid en in de nabijheid van de dood, die altijd dreigend rondom ons heen was, vaker naar de Bijbel greep om daarin een antwoord te zoeken voor mijn vertwijfeling. En toen mocht ik ervaren, hoe bij het lezen van de Schrift Gods hand zich op mij legde en Zijn alles overweldigende soevereine genade in mijn ziel binnendrong. Dat gebeurde bv. bij het lezen van deze zin: „De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan" (Matth. 24:35). Ineens zag ik het: Deze woorden van Jezus hebben ook nu nog hun betekenis voor mij. Zij zijn een kracht ook voor mij, hier aan het front, in de gruwelijke Russische winter. Er is niet een mens voor nodig om aan dat woord kracht te verlenen. En voor de eerste keer vroeg ik mij al: Is misschien juist deze „volmacht" van mij als priester er niet de oorzaak van, dat ik voorheen zo weinig belangstelling had voor de Schrift? Alles hing toch immers af van de sacramenten?

Nu echter was elk woord uit de Bijbel voor mij van levensbelang geworden. „De mens zal leven bij alle woord, dat door de mondl Gods uitgaat" (Matth. 4:4). Zou ik dan ook niet uit dit woord alleen kunnen leven? Zou dat niet genoeg zijn? Heeft Zijn Woord van vergeving nog de bevestiging van een mens nodig, voordat wij er zeker van kunnen zijn? Is Zijn lichamelijke tegenwoordigheid in de hostie (geconsacreerde ouwel) soms meer waard dan Zijn persoonlijke tegenwoordigheid door Zijn Woord: „Ziet, Ik ben met u al de dagen tot de voleinding der wereld" (Matth. 28:20). Is de kerk niet daar, waar zich voltrekt: „Waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn naam, daar ben Ik in het midden van hen" (Matth. 18:20).

Dat was voor mij een ontdekking, waarvan ik de gevolgen toen nog niet vermoedde. Plotseling waren de woorden van de Bijbel machtig voor mij geworden. De Schrift was voor mij gaan lichten en gaf mij een zekerheid, waardoor elk verlangen naar een andere zekerheid verdween. Ik wist het nu: Kerk en sacrament zijn hier, omdat het Woord hier is, hier, ook zonder priester, hier, midden onder mijn kameraden. En ik liet dit woord „rijkelijk bij mij wonen" (Col. 3:16), zolang de oorlog mij vasthield.

De grote ommekeer

De daarop volgende jaren brachten tot ontplooiing wat reeds in mij ontkiemd was. De gevolgen van mijn ervaringen met het Woord zetten zich door.

Nog meende ik goed rooms-katholiek te zijn. Maar toen kwam de dag, dat ik tot mijn grote schrik moest vaststellen, dat het Evangelie, zoals dat in mijn kerk verkondigd wordt, niet hetzelfde is als het Evangelie, zoals het te beluisteren valt op elke bladzijde van het Nieuwe Testament.

Want daar las ik: God is ons goedgunstig gezind, niet omdat ons doen en laten Hem welgevallig is, maar omdat Jezus Christus voor ons de wet heeft volbracht. Hij is genadig voor ons, opdat wij nu vruchten zouden voortbrengen van liefde en dankbaarheid. Dit „God is goed, opdat...." was het Evangelie, waaruit de jonge kerk geleefd heeft. Uit alle brieven van de apostel Paulus springt deze blijde hoofdmelodie naar voren: „God is goed voor ons", en daarnaast de begeleidende muziek, die de mens in de vrijheid der kinderen Gods daaraan moet toevoegen, dit „opdat...." van de vruchten der dankbaarheid en der liefde. Beide, hoofdmelodie en begeleidende muziek, verbonden in de juiste harmonie, vormen het echte Evangelie.

Een vreemde melodie

In de leer en de praktijk van de r.-k. kerk klinkt echter een heel andere harmonie. Zeker ook daar hoorde ik: „God is goed voor ons", maar daarvóór vernam ik een toon, die aan het Evangelie vreemd is. Daardoor wordt de hoofdmelodie van het Evangelie, nl. Gods onvoorwaardelijke en voorkomende liefde, gedegradeerd tot een muziek op de achtergrond, een muziek die alleen maar begeleiding is van de werken van de mens. Daardoor wordt het blijde „opdat...." misvormd tot een „als....", een voorwaarde. In mijn kerk luidde het: Als je te biechten gaat, als je de mis bijwoont, als je bidt, als je Maria en de heiligen vereert, als je de paus gehoorzaamt en alles gelooft, wat hij je te geloven voorhoudt, dan is God goed voor je. Maar het Evangelie was zodoende omgekeerd. Gods genade verloor daardoor haar soevereiniteit, zij was gevangen, beklemd, in een daarvóór als eis gesteld „als". God moet aldus Zijn blijde hoofdmelodie van Zijn vrijmachtig erbarmen gaan spelen als begeleiding van de menselijke werken.

Dat was het ook geweest, wat mij tijdens de oorlog bijna tot vertwijfeling had gebracht, zonder dat ik precies wist waar dat aan lag: Het Evangelie kwam tot mij in een omgekeerde vorm, het kon zo geen blijde boodschap meer zijn. En in de biechtstoel heb ik zo dikwijls kunnen ervaren hoe noodlottig- deze omkering van het Evangelie kan zijn.

Na deze ervaring lag er voor mij tenslotte maar één weg open: Ook uiterlijk doen, wat ik innerlijk dacht en zodoende deed ik belijdenis in de evangelische kerk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 1969

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

DE ZALIGHEID IS IN HEM ALLEEN

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 1969

In de Rechte Straat | 32 Pagina's