IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

HET CELIBAAT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET CELIBAAT

Een historische studie

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De vraag die ons in dit artikel zal bezighouden, is vooral: Wanneer werd bet celibaat voor de parochiegeestelijken ingesteld?

Let wel: wij spreken dus niet over het celibaat van de kloosterlingen, de paters en monniken.

Onder het celibaat verstaan wij het verbod voor priesters om te huwen, met dien verstande dat, als ze toch een burgerlijk huwelijk sluiten, dit ongeldig is en zij daardoor bovendien in de kerkelijke ban komen; dit alles overeenkomstig can. 132 § 1 en can. 1072 en 2388. Dit celibaat is voor de parochiegeestelijken in Rome ingevoerd in de elfde eeuw en is aan alle andere geestelijken van het westen opgedrongen tussen de 12de en de 13de eeuw.

De Bijbel is duidelijk genoeg'

De r.k. Bijbel zegt: „Een leider in de gemeente moet onberispelijk zijn, de man van één vrouw". (1 Tim. 3:2) Hetzelfde geldt ook voor de diakens. (1 Tim. 3:12) "We lezen ook dat zulk een leider moet zijn „iemand die zijn huis goed bestuurt en met ernst en waardigheid gezag uitoefent over zijn kinderen". (1 Tim. 3:4)

Katholieke Bijbelstichting

Verder lezen we in die Bijbelvertaling van de Katholieke Bijbelstichting: „De Geest zegt nadrukkelijk, dat in de laatste tijden sommigen . . het huwelijk verwerpen". (1 Tim. 4:1, 3)

Eigenlijk zou dat voldoende moeten zijn voor hen die in de Bijbel geloven. Want Gods "Woord gaat duidelijk van de veronderstelling uit, dat er ook gehuwde ambtsdragers zijn in de gemeente en er is geen spoor van geringschatting jegens hen te bespeuren tegenover andere, eventueel ongehuwde, ambtsdragers.

Maar wij hebben ons tot doel gesteld om de oorsprong van het celibaat op te sporen en de geschiedenis daarvan te beschrijven.

De z.g. eerste paus

Petrus was getrouwd. Na zijn verkiezing tot apostel is hij niet overgegaan tot een soort scheiding van tafel en bed. We lezen in Matth. 8:14, dat hij zijn schoonmoeder bij zich te logeren had. Hij nam ook, zoals de andere apostelen, zijn vrouw mee op zijn zendingsreizen. (1 Kor. 9:5) De H. Clemens vertelt ons dat Petrus kinderen 'had. (Migne, P.G. 20, 278) Bisschop Eusebius (gest. 340) schrijft dat de naam van zijn vrouw Perpetua luidde. (Migne, P.G. 20, 279) In de vierde eeuw geloofde men dat Petranilla een dochter van Petrus was. Later werden haar relikwieꬠovergebracht naar de kerk van haar vader in Rome. Tot aan de invoering van het celibaat werd haar feestdag (31 mei) als een verplichte feestdag gevierd. (Anglo-Saxon Chronicle, A.D. 1076) 1)

De mening van de jonge kerk

De evangelist Philippus was getrouwd en had vier dochters. (Hand. 21:8) Judas, de broer des Heren, was getrouwd en de „kleinkinderen van Judas" leefden nog in de tweede eeuw. (Migne, P.G. 20, 254) Het gehele derde boek van Eusebius behandelt het onderwerp: „De apostelen die getrouwd waren". (Migne, P.G. 20, 278) Petrus Abelardus (gest. 1142) besteedt in zijn 'boek „Ja of neen" („voor en tegen") een hoofdstuk aan de vraag: „Waren alle apostelen getrouwd, behalve Johannes?" (Migne, P.L. 178, 1492) Hij citeert dan behalve Eusebius ook de H. Ambrosius van Milaan: „Alle apostelen hadden vrouwen, behalve Johannes en Paulus", en verder de H. Hieronymus: „Jakobus, de broeder des Heren, is steeds ongehuwd gebleven".

Het is duidelijk: de jonge kerk meende dat de meeste apostelen getrouwd waren. Hoe kan men dan beweren dat het celibaat van apostolische oorsprong zou zijn? De H. Clemens van Rome (omstreeks 100), de eerste presbyter (ouderling) van Rome die wij kennen, de zogenaamde vierde paus, spreekt, wanneer hij de tekst over de gehuwde ambtsdragers (1 Tim. 3) uitlegt, over „onze vrouwen - uxores nostras". (Mansi 1, 189)

De H. Clemens van Alexandrië laat zien dat het verplichte celibaat van heidense oorsprong is en hij schrijft: „De kerk keurt ten volle elk monogaam huwelijk (huwelijk met één vrouw) goed, hetzij van een ouderling, een diaken of een leek". (Migne,. P.G. 8, 1192)

Cyprianus, bisschop en primaat van Afrika, was getrouwd (Migne, P.L. 3, 1544); en na de dood van een presbyter Cecilius zorgde hij voor het onderhoud van diens vrouw en kinderen. (Migne, P.J. 3, 1545)

In Theologisch Woordenboek I, kol. 747-748 schrijft dr. F. Schweigmann O.P.: „Wat de westerse kerk betreft, schreef de synode van Elvira (in Spanje) omstreeks 300 in canon 33 voor dat de geestelijken met hogere wijdingen, die gehuwd waren, zich van het gebruik van het huwelijk hadden te onthouden op straffe van degradatie". Deze wet gold slechts voor Spanje, maar nog geen honderd jaar later golden in de gehele westerse kerken dergelijke voorschriften. Wat hiervan te denken?

Het concilie van Elvira werd gehouden nadar het keizerrijk de heidense godsdienst (het Mithraisme) had afgeschaft. Het had plaats in 324 en werd bijgewoond door 19 Spaanse bisschoppen, o.a. door bisschop Hosius.

De tekst bevat zoveel fouten en zit zozeer vol tegenspraak, dat men de indruk krijgt dat ze is opgesteld door mensen die nauwelijks konden lezen en schrijven. Kerkregel 33 luidt letterlijk: „Men heeft besloten aan de bisschoppen, de presbyters en de diakenen en aan alle dienstdoende geestelijken geheel en al te verbieden om geen omgang te hebben met hun vrouwen en om geen kinderen voort te brengen". (Denz. 52c) Natuurlijk zal die synode wel bedoeld hebben om dit niet te „verbieden" (prohibere) maar te „gebieden". Maar dan nóg zit daar geen oplegging van het celibaat in onze zin in, maar van het heidense z.g. platonische huwelijk, een huwelijk zonder echtelijke samenleving.

Gedurende het concilie van Nicaea (325) stelde iemand voor om aan bisschoppen en diakenen na hun wijding de verdere samenleving met hun vrouwen te verbieden. "Wel hebben de eerste concilies duidelijk het samenwonen van ongehuwde presbyters met meisjes in hetzelfde huis afgekeurd (Mansi 4, 410), „want de duivel wekt dan in hen het vuur op van sexuele verlangens". M.a.w. de eerste oecumenische concilies (het concilie van Elvira was alleen maar een landelijke synode) legden aan de kerkelijke ambtsdragers niet het celibaat op, zoals de r.k. kerk dit later heeft ingevoerd, maar verboden wel het hedendaagse gebruik, dat pastoors en kapelaans met meisjes in dezelfde pastorie alleen wonen.

De Apostolische Constituties en de Apostolische Kerkregels (Migne, P.G. 1; P.G. 137; P.L. 67), valse geschriften van de vierde eeuw die zouden zijn „opgesteld door Clemens, Pontifex van de kerk van Rome" en die tot aan de zestiende eeuw beschouwd werden als echte apostolische geschriften, bevatten het volgende voorschrift: „Een bisschop, een presbyter of diaken mag zijn vrouw niet verlaten onder voorwendsel van vroomheid." En verder: „Degene die na het doopsel twee keer getrouwd is, of die ongetrouwd met een vrouw samenleeft, kan geen bisschop worden." (Mansi 1, 552 ;Migne, P.G. 137, 70) Het concilie van Nieuw-Caesarea (315) bepaalde dat een presbyter zich behoorde te laten scheiden van zijn vrouw, indien zij na diens wijding overspel zou hebben bedreven. (Mansi 2, 541) Men meende dus, dat de vrijheid die Christus in Matth. 5:32 toestaat, voor de presbyter een verplichting zou zijn.

Het concilie van Gangra (350) bepaalde: „Indien iemand beweert dat het niet geoorloofd is om deel te nemen aan het Avondmaal, wanneer dat uitgereikt wordt door een presbyter, die getrouwd is, hij zij vervloekt." (Mansi 2, 1102)

Toen in de vierde eeuw de heidense monniken en kloosterzusters gedwongen werden om de christelijke godsdienst te aanvaarden, kwam over de kerk de plaag van duizenden „maagden" en „geliefden" (agapetae) die gewoon waren om met kloosterlingen en priesters samen te wonen, zonder met hen getrouwd te zijn en die nu deze heidense gewoonte wilden voortzetten. De kerkvaders protesteerden niet tegen de gehuwde staat van de kerkelijke ambtsdragers, maar wel tegen deze z.g. platonische liefde met dergelijke „maagden", waarmee zij in hetzelfde huis woonden. Johannes Chrysostomos (gest. 407) schreef een heel boek, getiteld: „Tegen hen die met ongehuwde maagden samenwonen" (Virgines subintroductae) (Migne, P.G. 47, 495). Hieronymus schreef te Rome in 384: „Waar komen deze ongehuwde echtgenoten vandaan, deze nieuwe soort van concubines, deze bijvrouwen? Ze wonen samen in één huis, in één kamer. Ze liggen dikwijls in hetzelfde bed en toch noemen ze ons achterdochtig, wanneer wij denken dat er dan verkeerde dingen gebeuren … Hun eigenlijke bedoeling is om geslachtelijk verkeer te hebben." (Migne, P.L. 22, 402)

Men volgde deze gewoonte: Zij die een wijding ontvingen voor een kerkelijk ambt, konden trouwen, terwijl de niet-gewijde monniken ongetrouwd bleven. Athanasius (gest. 373) schreef: „Wij zien bisschoppen die kinderen hebben en monniken die nooit over een nageslacht denken." (Migne, P.G. 25, 534) De H. Gregorius van Nazianze (gest. 389) die de voorzitter was van het tweede oecumenische concilie (381), werd in een pastorie geboren en was de zoon van een bisschop; zijn zuster, Theose'beia, was getrouwd met de H. Gregorius (gest. 386), bisschop van Nyssa. (Migne, P.G. 37, 323)

Het Afrikaanse concilie van 419 spreekt telkens, maar steeds in gunstige zin, over de „zonen van bisschoppen". (Mansi 4, 427) Het vierde oecumenische concilie (Chalcedon, 451) dat de volle goedkeuring kreeg van paus Leo, stond de presbyters toe om vrouwen te hebben en bepaalde enkel: „Monniken en nonnen mogen geen huwelijken aangaan." (Mansi 6, 1228) De r.k. bisschop Hefele schrijft naar aanleiding van deze tekst: „De huwelijken, door priesters aangegaan, werden tot het begin van de twaalfde eeuw als geldig beschouwd." (Hefele, Conciliëngeschichte.)

Sommige r.k. theologen beweren dat paus Sicicius (gest. 399) en paus Leo (gest. 461) het celibaat ingevoerd hebben en zij halen daarvoor kerkregels aan uit de zevende eeuw, die echter ten onrechte aan deze pausen worden toegeschreven. Maar deze (valse) kerkregels verbieden niet het huwelijk, maar wel de geslachtelijke omgang. Letterlijk: „Zelfs subdiakens is het niet geoorloofd om „vleselijke - carnalia" huwelijken aan te gaan." (Migne, P.L. 54, 673)

Blijkbaar worden hierdoor de platonische huwelijken niet uitgesloten. Dat het huwelijk voor de geestelijken niet zonder meer verboden werd, blijkt uit andere kerkregels, b.v.: „Een geestelijke die een tweede vrouw trouwt, moet worden afgezet." (Migne, P.L. 13, 1145) Paus Leo legde de uitdrukking in 1 Tim. 3:2 aldus uit: „Degenen die een tweede huwelijk hebben aangegaan, of die getrouwd zijn met een weduwe, mogen niet tot het bisschopsambt worden toegelaten." (Migne, P.L. 54, 652)

Toen de Franse kerk op last van bisschop Hilarius een bisschop had afgezet, omdat „hij getrouwd was met een weduwe en dus het bisschopsambt niet kan uitoefenen", was paus Leo van mening dat deze bisschop in zijn ambt hersteld moest worden, omdat er niet voldoende bewijs was dat de betreffende vrouw inderdaad reeds getrouwd was geweest. (Migne, P.L. 54, 631) Het is dus duidelijk dat paus Leo niet van de veronderstelling uitging dat priesters of zelfs bisschoppen ongehuwd moesten zijn.

(wordt vervolgd), Long Beach, U.S.A.

1) Het Anglo-saksische Geschiedboek is een lijst met jaartallen in chronologische volgorde. Vóór de elfde eeuw waren er geen dagelijkse missen, maar 31 mei was een feestdag met een mis.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1967

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

HET CELIBAAT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1967

In de Rechte Straat | 32 Pagina's