IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

in de dodenstad Pompeï

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

in de dodenstad Pompeï

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Hiroshima der oudheid

In zijn boek „Dag van gramschap in Pompei" (uitg. J. M. Meulenhoff, Amsterdam) schrijft Bertus Aafjes: „De uitbarsting van de Vesuvius op 24 augustus van het jaar 79 n. Chr. was voor de ooggetuigen even verschrikkelijk als de eerste explosie van de atoombom in de moderne wereld. Pompei is het Hiroshima der oudheid".

Paddenstoelvormige wolk

En inderdaad niet alleen de omgeving van de ramp — de algehele vernietiging van een hele streek —, ook wat de vorm betreft, moet de uitbarsting van de Vesuvius in 79 veel weg hebben gehad van de explosie van Hiroshima. Plinius de Jongere heeft daarover geschreven in een brief aan Tacitus. Wij laten daaruit volgen: „Plet was 24 augustus en ongeveer ÉÉn uur in de middag. Op dat ogenblik ging mijn moeder naar mijn oom, die aan het studeren was, en wees hem op een wolk, die abnormaal groot was en een vreemde vorm had.

Oom liet onmiddellijk zijn schoenen brengen en klom naar een hoger gelegen punt, om het fenomeen beter te kunnen bestuderen. Hij zag hoe zich een wolk ten hemel verhief. Ik kan u de gedaante van de wolk niet beter beschrijven dan door deze te vergelijken met een schermpijnboom. Men zag als het ware een geweldige stam omhoogrijzen, die zich in de hemel vertakte. Naar mijn mening was er het volgende gebeurd. De wolk was door de krachtige druk vanuit de berg omhooggestuwd, daarboven nam de druk af en de wolk verspreidde zich".

Een heldhaftige redder sterft

Plinius de Jongere vervolgt zijn brief:

„Juist ging mijn oom het huis uit, toen er een briefje kwam van Rectina, de vrouw van Cascus, die hevig ontsteld was over het naderende gevaar. Haar villa lag onderaan de Vesuvius en zij kon alleen over zee ontkomen. Zij smeekte mijn oom haar te redden uit de gevaarlijke positie waarin zij zich bevond".

Plinius de Oudere gaat dan scheep om „niet alleen Rectina, maar ook vele anderen te redden, want de mooie kust was vol zomergasten". Hij en Rectina en al de zomergasten zijn echter omgekomen.

Instortingsgevaar

Plinius de Jongere is in Misenum gebleven, dat hemelsbreed ongeveer 20 kilometer van Pompei verwijderd ligt. Het wordt echter ook gevaarlijk in Misenum. Ook daar blijft drie dagen lang de as en het puimsteen vallen en door de voortdurende aardschokken dreigen de huizen in te storten. Hij besluit met zijn moeder het stadje te verlaten.

Wat wij toen zagen...

„De gehele bevolking volgde ons in paniek. In zulke panische omstandigheden handelen de mensen niet naar eigen inzicht, ze doen wat anderen doen en stellen het inzicht van anderen boven hun eigen inzicht.

Toen wij buiten de huizen van het stadje gekomen waren, hielden wij halt. Wij vielen van de ene verbazing in de andere. Wat wij zagen was verschrikkelijk. We zagen hoe de zee week alsof zij zichzelf inslikte: door de aardschokken werd zij teruggestoten. Het strand was een heel eind in zee opgeschoven en er waren allerlei zeedieren op het droge achtergebleven.

Van landzijde naderde dreigend een geweldige zwarte wolk. Reusachtige bliksemflitsen schoten uit de wolk te voorschijn, toen veranderde hij in een grote muil van vuur.

Kort daarop daalde de wolk neer op de aarde, hij bedekte de zee, omhulde Capri en onttrok het eiland aan het oog. Ook de landtong van Misenum werd onzichtbaar.

Kom, zei ik tegen moeder, laten we terzijde van de weg gaan, nu we nog iets kunnen zien. Want straks, als we in het donker vallen, worden wij door de massa vertrapt.

Nauwelijks zaten we aan de kant van de weg of de duisternis was volkomen. Het was nacht. Maar niet een nacht zoals wij die kennen bij nieuwe maan of bij dichte mist. Maar nacht zoals die heerst in een gesloten vertrek, wanneer alle lichten gedoofd zijn.

Men hoorde vrouwen jammeren, kleine kinderen hoorde men huilen, mannen schreeuwden. Men zocht elkaar op het geluid van de stem. Moeders zochten zo hun kinderen, kinderen hun ouders, mannen hun vrouwen. Men trachtte zich kenbaar te maken door zijn stemgeluid of zocht de ander, op het geluid van diens stem. De een beklaagde jammerend zichzelf, de ander jammerde over de zijnen. Sommigen waren zo bang voor de dood, dat zij smeekten om door de dood verlost te worden. Velen strekten hun handen hemelwaarts naar de goden. Maar er waren er nog meer, die schreeuwden: Er zijn geen goden, nergens ter wereld, dit is de nacht waarin de wereld voorgoed vergaat".

Het leven betrapt door de dood

Dr. L. van Egeraat schrijft in zijn „Gids voor Italië": „Bij toeval werd Pompei in 1748 ontdekt. In de schouwburg vond men nog de toegangsbewijzen, in de slaapkamers het reukwater, in de eetzalen de overblijfselen van laatste maaltijden. Op de muren staan liefdesspreuken en verkiezingsopschriften".

Ik wandelde dcor de dodenstad

Op 12 augustus van dit jaar wandelde ik gedurende vijf uur door de dodenstad Pompei. Het is echter net alsof daar de doden niet werkelijk dood zijn. maar plotseling in slaap zijn gevallen. Echter wel in een benauwende slaap, in een nachtmerrie. Dat zie je aan de mensen, die tot lege asklompen vervormd waren. Men heeft toen die lege vormen gevuld met gips en zo kreeg men uit dit „negatief" een positieve afdruk.

Vooral trof mij de dodengroep van een moeder met haar dochter van vermoedelijk achttien jaar. Het meisje ligt tegen de moeder aan. Vermoedelijk heeft ze haar hoofd op de buik van de moeder gelegd en is dat hoofd vanwege de zwaarte bij het vergaan van de lijken in de moeder weggezakt.

In elk geval ligt dat hoofd nu half in de moederschoot. Het is alsof het meisje stervend wilde terugkeren naar de plaats waaruit ze is voortgekomen. De moeder doet een poging om in een teder gebaar haar kind naar zich toe te trekken.

Pompei telde 20.000 inwoners. Ze zijn allen omgekomen. En daarnaast nog vele duizenden in de omringende steden.

Niemand was voorbereid op deze ramp. Men wist niet dat de Vesuvius een vulkanische berg was.

Straks vergaat de hele wereld

De Bijbel vertelt ons dat heel de aarde een vulkaan is en dat eenmaal de elementen der aarde brandend zullen vergaan (2 Petr. 3). De massa gelooft echter niet in die waarschuwende woorden van God. Zij leven alsof er geen wereldondergang zal komen en alsof God nooit de wereld zal oordelen.

In Pompei is vokomen onverwacht een deel van de wereld verwoest. Straks zal de gehele wereld vergaan. Maar wij, gelovigen, hebben de stellige zekerheid: Dan zal de nieuwe hemel op de nieuwe aarde komen. Dan zullen wij voor altijd met Christus zijn.

Pleeggezin gevraagd

Tijdens mijn bezoek aan Italië logeerde ik bij een predikant van de Lutherse kerk, die priester is geweest, nl. dr. Poggioli. We hebben daar gesprekken gehad met vijf priesters, die de kerk willen verlaten. Echter ook met een priester, die reeds lang zijn ambt heeft neergelegd en nu in uiterste nood verkeert. Hij is nl. 57 jaar, werkte op provisie als agent voor een emigratiebureau, maar heeft nu een hartziekte. Hij moet per fiets zijn klanten zoeken, en dat in een heuvelachtige streek. Hij leeft dan ook van wat hij zo hier en daar verdient met klusjes.

Ze hebben een zoon van 15, Teofilo, en een dochter van 14, Miriam. Beden zijn zeer begaafd, Teofilo is volgens een getuigschrfit van de school, dat wij lazen, zelfs overbegaafd. De ouders kunnen echter hun verdere studies niet meer betalen en dus zouden zij nu maar naar een fabriek moeten. Op zichzelf zou dat niet zo erg zijn, — hoewel het te betreuren is dat de overbegaafde Teofilo zijn talenten niet verder zou kunnen ontwikkelen —, maar wie zal straks de ouders onderhouden? Dat zal alleen kunnen, als de kinderen een goede betrekking hebben.

Daarom is onze vraag: Wie wil deze beide kinderen opnemen. Het kunnen natuurlijk ook best twee verschillende families in eenzelfde plaats zijn, waarvan elk ÉÉn van beiden opneemt. Dan kunnen ze in Nederland verder studeren en een nieuwe toekomst opbouwen, tot steun van hun ouders

Uit het Rijke Roomse Leven

Dit boek van Michel van der Plas (uitg. Ambo-reeks Utrecht, 336 blz., ƒ 8,90) is een documentaire, waarin de schrijver de geest van de r. katholieken in Nederand gedurende de jaren 1925—1935 tracht vast te leggen. Hij is daarin uitstekend geslaagd.

Ik kon mijzelf weer helemaal terugbeleven in mijn jeugd. Ik zag mijzelf weer zitten in de wei naast ons seminarie in Haastrecht. Op zomerse dagen gingen we dan onder de bomen wat koelte zoeken. En dan werd er veel gezongen. Vooral: „roomsen, dat zijn wij". Dat klonk zo triomfantelijk in die protestantse omgeving in de polders rondom Gouda.

Van der Plas geeft in alle eerlijkheid de kracht en de zwakheid van het toenmalige r. katholicisme weer, een eerlijkheid die bij ieder weldenkend mens respekt zal afdwingen.

Die vervelende dagelijkse zonden

Benauwend was de sfeer, waarin wij leefden. Benauwend omdat over alles de zweep van de wet werd gelegd. Voor de geringste zondetjes zou je moeten branden in het vagevuur. De leuke dingen waar je als opgroeiende jongen zo'n zin had, werden bedorven door het bordje: „Verboden op straffe van dagelijkse zonde en vagevuur".

Ik noem er enkele. En dan beperk ik mij alleen maar tot het gedrag in de kerk. Dagelijkse zonde was het, als je met anderen praatte, lachte, stoeide, gekheid maakte. Als je niet netjes geknield zat, de handen niet behoorlijk gevouwd had, omkeek of te veel heen en weer wiebelde. N.B., wij moesten op een knielbankje zitten, waaraan geen leuning was bevestigd. En dat gedurende een half uur, soms zelfs drie kwartier tot een uur. Dagelijkse zonde was het, als je onder het bidden verstrooid was, d.w.z. aan allerlei andere dingen dacht behalve aan de inhoud van het gebed. Enzovoort.

Van der Plas haalt een schoolboekje aan, waarin onderstaande tekening met bijbehorende tekst:

Wat een kwelling voor een jongen van een jaar of tien, wanneer je altijd maar stil voor je uit moet zitten te kijken naar God die je aanbidden moet in een stukje brood.

Die Brave Hendrikken

Hieronder een voorbeeld van een vastenbeleving. Daarbij werd de volgende tekst afgedrukt:

,Opvoedend gebruik:

Elke kind krijgt een controolkaart voor de H. Missen van de Vasten en kleurt: de eerste week zes steentjes in de kelk; de 2de week 6 vlammetjes tan het hartje; de 3de week 6 liefderozen door Maria's banden geofferd; de 4e week 6 kelkjes om Jezus te troosten; de 5e week de letters van Jezus' naam; - dat alles „om Jezus blij te maken", wat men de kinderen dikwijls moet zeggen".

De overgrote meerderheid van onze thans levende r. katholieken van Nederland zullen het met mij eens zijn: In zulk een gedachtenwereld werd Christus verlaagd tot een groot kind, dat zit toe te kijken of het wel aan zijn trekken komt en voldoende pretjes krijgt toegeschoven. Hier is niets meer te bespeuren van de soevereine God, die vanuit het vrije initiatief van Zijn barmhartigheid zich naar de zondige mens keert om hem te redden door het offer van Zijn Zoon.

In deze sfeer van het „Rijke Roomse Leven" ben ik opgegroeid. Daarom was mijn overgang naar de reformatie voor mij een enorme psychische bevrijding. Het was alsof ik uit een kerker kwam en de frisse buitenlucht tegemoettrad.

Ik koos de vrijheid

Dat is de titel van een boek van de Rus Victor Kravchenko. Hij was kommandant van het Russische leger en verliet zijn post in 1944 om asiel te vragen in de U.S.A.

Zijn boek heb ik destijds in grote spanning gelezen. Ik vond er een stuk in terug van mijn eigen bevrijding.

De vrijheid der kinderen Gods

Kravchenko heeft echter de ware, de volle vrijheid niet gevonden. Dat blijkt ook wel uit het feit, dat hij enige maanden geleden zelfmoord heeft gepleegd.

Helaas zijn er veel r. katholieken die zich alleen maar losmaken van het r.k. dwangstelsel. Zij komen niet verder dan een psychische bevrijding.

Wij zijn echter geroepen tot de vrijheid der kinderen Gods. Die vrijheid is geheel anders van aard. Zij is niet psychisch, maar geestelijk. Zij wordt bewerkt door de H. Geest.

Zijt gij werkelijk vrij?

Jezus zeide in een twistgesprek met de joden: „Wanneer dan de Zoon u heeft vrijgemaakt, zult ge werkelijk vrij zijn" (Joh. 8:36). En Paulus zegt: „De Here nu is de Geest; en waar de Geest des Heren is, is vrijheid" (2 Kor. 3:17).

Deze geestelijke vrijheid bestaat niet in de losmaking van een of ander menselijk stelsel, maar in de losmaking van je eigen zonde. Allereerst doordat je weet, dat je, „gerechtvaardigd door het geloof, vrede hebt met God door onze Here Jezus Christus" (Rom. 5:1). En vervolgens omdat je de kracht van Gods Geest in je ervaart, waardoor je, ondanks herhaalde nederlagen, toch gaat van overwinning tot overwinning en je losmaakt van de slavernij van de zonde en van de duivel.

Weerstand tegen vermoeidheid

Lezer, bezit u deze geestelijke vrijheid? Of koos u alleen maar de psychische vrijheid?

Kravchenko heeft het vorig jaar een boek gepubliceerd: „Weerstand tegen de vermoeidheid". Hij heeft echter blijkbaar geen weerstand kunnen bieden aan de psychische vermoeidheid. Hij vluchtte in de zelfmoord.

Slechts wanneer de Zoon u heeft vrijgemaakt, zijt ge werkelijk vrij.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1966

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

in de dodenstad Pompeï

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1966

In de Rechte Straat | 32 Pagina's