IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Maria, medeverlosseres?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Maria, medeverlosseres?

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Steeds meer stemmen gaan op om een nieuw dogma over Maria af te kondigen, namelijk dat van Maria als medeverlosseres. Ik huiver bij de gedachte dat dit ooit zal gebeuren. Maria medeverlosseres… Ik wil er niet aan denken. Weet u wat dit betekenté Een dergelijk dogma zou inhouden dat Maria zou hebben bijgedragen aan het verlossingswerk van Jezus Christus! Alsof de Heere Jezus de hulp en de medewerking van Maria zou hebben nodig gehad! Hoewel zo'n dogma nog niet "ex cathedra" is uitgesproken en dus nog geen officiële kerkleer is, leeft het verlangen ernaar heel sterk. Reeds tijdens het tweede Vaticaans concilie (1962-1965) waren er bisschoppen die wilden dat deze titel aan Maria zou worden toegekend. Gelukkig bleef dit achterwege. Het zou me echter niet verwonderen als het ooit als een geopenbaard dogma wordt afgekondigd.

Monseigneur A.B. Calkins, lid van de pauselijke theologische commissie, wijst vooruit naar dit dogma wanneer hij zegt: "Als het klopt dat Maria een unieke rol in de verlossing heeft gespeeld, dan moeten we dat ook erkennen en vieren en er ons voordeel mee doen."

De gedachte dat Maria een unieke rol in het verlossingswerk zou hebben gespeeld, leefde reeds in de vroege kerk. Vooral bij de kerkvaders Ambrosius (339-397) en Irenaeus (140-202).

Ambrosius leerde dat Maria's innerlijke kracht en deugd hun hoogtepunt bereikten onder het kruis, waar zij haar eigen leven als zoenoffer aanbiedt om haar Kind bij te staan bij de verlossing der mensheid. Deze bereidwilligheid en het innerlijke offer werden door God aanvaard, de uitwendige voltrekking ervan daarentegen niet (Ep. 63, 110; De Institutione Virg. 7, 49). Irenaeus beschouwde zowel Christus als Maria als de universele en onmiddellijke oorzaken van het heil van het menselijk geslacht. Naast en onder Christus als de nieuwe Adam is Maria de nieuwe Eva, die, zoals eens de oude Eva oorzaak van onze dood is geweest, nu op haar beurt oorzaak van ons heil is geworden (Adv. Haer. III, 22, 4; Dem. 33).

De middeleeuwen hebben het motief van de "nieuwe Eva" overgenomen. Daarvan vinden we zelfs een populaire toepassing in het letterspel "Ave-Eva", dat we tegenkomen in bepaalde middeleeuwse hymnen, onder andere in het bekende "Ave Maris Stella". Deze hymne is ook opgenomen in het Romeinse brevier en wordt gezongen tijdens mariale feesten.

In de tweede strofe lezen we: "Sumens illud Ave – Gabrielis ore funda nos in pace – mutans (H)Evae nomen." Vrij vertaald: "Ave was het zoete heilige woord, waarmee Gabriël u groette, woord van grote vrede. O kom ons te stade, neem ons in uw hoede; keer in uw genade Eva's naam ten goede."

Het motief van de nieuwe Eva wordt in de middeleeuwen verbonden met dat van de "mater dolorosa" (moeder van smarten). Maria, die op geheel enige wijze met haar Zoon heeft meegeleden. En dit mede-lijden heeft dan ook heilsbetekenis.

Een zekere Arnoldus van Chartres schrijft in zijn werkje over de zeven kruiswoorden dat op Golgotha twee altaren stonden opgesteld, het ene in het hart van Maria, het andere in het lichaam van Christus. Christus offerde Zijn vlees, Maria offerde haar ziel. Maria wenste wel daarbij ook het offer van haar leven te brengen en samen met Christus door een lichamelijke dood het mysterie der verlossing te voltrekken.

Deze gedachte is ook te vinden bij Albertus Magnus, de leermeester van Thomas van Aquino. In zijn "Mariale" schrijft hij: "Aan haar is immers als enige het privilege geschonken Zijn lijden te delen, opdat zij door haar mede-lijden Zijn helpster in het verlossingswerk, ook de moeder van allen zou worden door de herschepping." Hij durft zelfs te stellen dat Maria voor de erfschuld heeft "voldaan." In de periode 1750-1850 was het stil rond de mariologie. Daarna kwam het thema van Maria als medeverlosseres weer aan de orde.

Paus Leo XIII (1810-1903) beklemtoont de nauwe band van Maria met haar Zoon in het verlossingswerk. In zijn apostolische brief "Parta humano generi" schrijft hij: "Maria is door haar verdiensten met haar Zoon Jezus deelgenote geworden in de verlossing der mensen, is bij de mysteriën der verlossing niet slechts aanwezig geweest, maar heeft eraan deelgenomen."

Paus Pius X schreef in zijn wereldbrief "Ad diem illum" (2 febr. 1904): "Eenieder toch is ervan overtuigd dat er geen zekerder en veiliger weg bestaat dan degene die voert langs Maria, om allen met Christus te verenigen, en waardoor we als kinderen bij Hem zullen worden aangenomen, opdat wij heilig zouden zijn en onbevlekt voor Gods aanschijn." In diezelfde brief beweert hij dat we "door Maria het eeuwige leven zullen bereiken."

Paus Benedictus XV beweerde in zijn schrijven "Inter Sodalicia" (1918) dat Maria met Christus het menselijk geslacht heeft verlost.

Paus Pius XI (1922-1939) zegt: "Met Jezus heeft Maria het menselijk geslacht gered."

Paus Pius XII schrijft in zijn encycliek "Mystici Corporis" (1943): "Maria, vrij van iedere persoonlijke of erfelijke smet, en steeds allerinnigst met haar Kind verenigd, heeft als de nieuwe Eva Hem op Golgotha aan de Vader in het brandoffer van haar moederlijke rechten en moederlijke liefde opgedragen voor alle kinderen van Adam, die door diens ongelukkige val waren bezoedeld."

Het tweede Vaticaans concilie leerde dat "Maria Christus heeft ontvangen, gebaard, gevoed, in de tempel aan de Vader aangeboden, bij de dood van haar Zoon op het kruis heeft meegeleden met Hem en aldus op volstrekt enige wijze aan het werk van de Heiland heeft meegewerkt door haar gehoorzaamheid, haar geloof, haar hoop, haar vurige liefde, om het bovennatuurlijke leven van de zielen te herstellen. Daarom is zij, in de orde van de genade, onze moeder" (Lumen Gentium-61).

En: "Ten hemel opgenomen, heeft zij deze heilbrengende taak niet neergelegd, maar door haar menigvuldige voorspraak gaat zij voort ons de gaven van het eeuwige heil te bezorgen" (Lumen Gentium-62).

Paus Johannes Paulus II schreef in zijn encycliek "Redemptoris Mater" meerdere keren over medewerking van Maria aan het heilsplan van haar Zoon. Uitdrukkelijk staat geschreven: "Het geloofsantwoord van Maria bevatte een volmaakte medewerking met de voorkomende en helpende genade van God en een volmaakte beschikbaarheid voor de werking van de Heilige Geest, Die voordurend het geloof vervolmaakt door Zijn gaven." En: "Maria werkt mee aan de geboorte en ontwikkeling van het goddelijk leven in de zielen van de verlosten."

Nog meer uitspraken kunnen worden geciteerd, maar dit volstaat reeds om duidelijk te maken dat de idee van Maria als medeverlosseres in het hart van de R.-K. Kerk diepgeworteld is.

Beseft men dan niet dat een dergelijke leer het geheel enige van Christus' verlossingswerk tekortdoeté

Wanneer naast het lijden van Christus ook het mede-lijden van Maria verlossende betekenis zou hebben, dan kan de conclusie geen andere zijn dan deze, namelijk: het lijden van Christus is in zichzelf onvoldoende en behoeft aanvulling.

Belangrijk in de hele discussie is de vraag: "Wat zegt de Schrifté" Rome kan geen enkel Schriftbewijs aanbrengen om de vele uitspraken over Maria als medeverlosseres te funderen!

Hoe vertroostend en hoopvol is het in de Bijbel te mogen lezen dat Jezus Christus hen die door Hem tot God gaan, volkomen kan zalig maken (Hebr. 7:25).

In Hand. 4 roept Petrus het uit: "De zaligheid is in geen ander; want er is ook onder de hemel geen andere naam, die onder de mensen gegeven is, door welken wij moeten zalig worden."

Dat is de enige weg die door de Heere God is bepaald! Er is geen andere weg! Er is geen alternatief! ÉÉN WEG: de smalle weg van het geloof in Jezus Christus' verzoeningswerk. Het zoeken van enige zaligheid buiten Christus om is een verloochenen van Zijn algenoegzaam verlossingswerk! De Bijbel sluit Maria als medeverlosseres volkomen uit: "In Hem hebben wij de verlossing door Zijn bloed, namelijk de vergeving der misdaden, naar de rijkdom Zijner genade" (Ef. 1:7).

Het is een noodlottige vergissing te menen dat Maria als medeverlosseres onmisbaar zou zijn voor de zaligheid. Hoe duidelijk toch spreekt de Bijbel: "Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid en heiligmaking en verlossing" (1 Kor. 1:30). Hiernaar verwijst ook 1 Tim. 2:5.

Ik besluit met de woorden uit de Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 26: "Maar deze Middelaar, Die de Vader ons heeft gegeven tussen Zich en ons, moet ons door Zijn grootheid niet verschrikken, om ons een ander, naar ons goeddunken te doen zoeken. Want er is niemand, noch in de hemel, noch op de aarde, onder de schepselen, die ons liever heeft dan Jezus Christus."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 oktober 2006

In de Rechte Straat | 16 Pagina's

Maria, medeverlosseres?

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 oktober 2006

In de Rechte Straat | 16 Pagina's