IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

SCHRIFT EN OVERLEVERING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

SCHRIFT EN OVERLEVERING

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waarde broeder Hegger,

Hoezeer ik uw hoffelijkheid respecteer dr. Punt het laatste woord te gunnen en hoezeer ik de wijze van beantwoording van u beiden waardeer, diep in mijn hart had ik gehoopt dat u het essentiële laatste stukje van de legpuzzel in het daarop volgende nummer bekend zou maken. Dat is niet gebeurd; vandaar mijn brief. Ik zou graag willen weten:

1. Wanneer is volgens de R.-K. Kerk de traditie/overlevering begonnen, waarbinnen de Heilige Schrift is ontstaan? Ligt dat beginpunt vóórdat de Bijbel op schrift werd gesteld? En wat wordt door Rome onder overlevering verstaan?

2. Wanneer volgens de Reformatie de Bijbel wèl verstaan moet worden binnen de levende overlevering van Gods Woord door de gelovigen, mag ik dan zeggen: "in de werkingssfeer van de Heilige Geest die het verstand verlicht"? Zo ja, wat moet ik dan onder overlevering verstaan? Exegese van de Schrift?

3. U schreef: "Deze visie van de Reformatie is juist", maar u wilde dat niet gaan bewijzen, omdat u dr. Punt het laatste woord wilde geven. Maar ik had zo gehoopt dat u daar nu juist wèl op zou zijn ingegaan; dit met het oog op mijn katholieke vrienden. Vandaar deze brief.

Soest P.Bloem

ANTWOORD

Ad 1: Volgens de R.-K. Kerk is de overlevering meteen ontstaan, toen de Heere iemand Zijn woorden in de mond legde met de bedoeling dat hij die zou doorgeven aan anderen. Bijna altijd gebeurde dat doorgeven (overleveren) van wat God had geopenbaard, eerst mondeling, terwijl degene aan wie deze openbaring ten deel viel, dat pas later op Schrift heeft gesteld.

(Canonieke) Overlevering is dus volgens Rome het doorgeven van waarheden, waarvan God wil dat die tot aan het einde der tijden als door Hem vastgestelde norm voor leer en leven bewaard moeten worden. In de Dogmatische Constitutie over de Goddelijke Openbaring van het Tweede Vaticaanse Concilie lezen we:

"Hetgeen God tot heil van alle volkeren had geopenbaard, moest naar Zijn welwillende beschikking voor altijd ongerept blijven en aan alle geslachten worden doorgegeven. Daarom heeft Christus de Heer, in Wie de gehele openbaring van de allerhoogste God voltooid wordt (vgl. 2 Kor. 1:30 (dit moet een fout zijn, want 2 Kor. hoofstuk l bevat slechts 24 verzen. HJH); 3:16 - 4:6) om het evangelie - tevoren beloofd door de profeten en door Hemzelf vervuld en met eigen mond afgekondigd - als de bron van alle heilswaarheid en ordening van zeden aan allen te prediken, en hen daardoor te doen delen in de goddelijke gaven. Dit is trouw gedaan door de apostelen". (II, art. 7).

Met déze opvatting van de overlevering kunnen wij het eens zijn.

Ad 2: Inderdaad, zo formuleert u dat heel juist. Ik zou er echter aan willen toevoegen: Het levend doorgeven van de door God geopenbaarde waarheden geschiedt binnen de werkingssfeer van de Heilige Geest die het verstand verlicht èn het hart ertoe neigt om die waarheden ook getrouw volgens de bedoeling van de Geest door te geven.

Overlevering is dus exegese, verklaring van de Schrift, maar dan wèl een verklaring die niet slechts ontvouwt wat de Schrift begrippelijk zegt, maar ook het leven tracht weer te geven dat binnen de bedding van die begrippen bruist. De Schrift geeft ons een machtige denkstof, maar wil daar boven uit rechtstreeks spreken tot ons hart en is daardoor voedsel voor onze ziel.

Laat ik proberen het nog wat eenvoudiger te zeggen: De Bijbel is een rechtstreeks spreken van God tot Zijn schepsel, van de Vader tot Zijn in genade aangenomen kind. Je zou dus ook kunnen zeggen: De Bijbel is de liefdesbrief die God richt tot de mensen. Maar een liefdesbrief heb je niet echt verklaard, wanneer je alleen maar hebt ontleed WAT er gezegd wordt. Minstens even wezenlijk voor een liefdesbrief is HOE alles gezegd wordt.

Je hebt daarom de liefde van God die Hij in de Bijbel openbaart, niet werkelijk onthuld, wanneer je volstaat met het aangeven van: dit en dat heeft God gezegd in die bepaalde tekst en in het geheel van de Bijbel. Liefde is meer dan wat je in stellingen (dogma's) kunt uitdrukken.

Ik vind dat de Heidelbergse Catechismus er uitstekend in is geslaagd om de waarheden van de Bijbel levend te verklaren; vooral omdat die catechismus telkens persoonlijk is in zijn vragen en antwoorden: "Mijn enige troost is …" Liefde is immers steeds heel persoonlijk.

Ad 3: Dat de visie van de Reformatie juist is, wil ik dus als antwoord op uw vraag hieronder gaan bewijzen. Ofschoon 'bewijzen"? Als het daarbij blijft, wat schiet een lezer er dan mee op. De Heilige Geest alleen kan in deze heilige dingen zo 'bewijzen', dat mensen daardoor ook overtuigd worden. Moge Hij ons daarom bij het bespreken van deze vragen in Zijn heilige werkingssfeer plaatsen.

UITVOERIGER:

1. Prof. Van Ruler heeft in zijn boek "Reformatorische opmerkingen in de ontmoeting met Rome" het kernverschil tussen Rome en Reformatie inzake de kerkopvatting aldus kort geformuleerd: Volgens Rome is de kerk de voortgezette incarnatio (= vleeswording) van Christus; volgens de Reformatie is de kerk de voortgezette inhabitatio Spiritus Sancti (= inwoning van de Heilige Geest).

Als de kerk de voortgezette vleeswording van Christus is, moet zij onfeilbaar zijn, want dan is Christus lijfelijk in haar aanwezig. En als Christus lijfelijk aanwezig is onder de Zijnen, dan zorgt Hij er voortdurend voor, dat een opkomende dwaling telkens meteen wordt rechtgezet. Dat deed Hij immers ook tegenover Zijn discipelen. Als Petrus Hem ervan wil weerhouden om de weg van Zijn verzoenende lijden en sterven op te gaan, wordt Jezus zelfs heel fel en antwoordt hem: " G a weg achter Mij, satanas" (Mat. 16:23).

Maar… Christus is niet meer lijfelijk onder ons aanwezig. Toen de discipelen Jezus bleven nastaren, nadat een wolk Hem aan hun ogen had onttrokken, verschenen twee engelen en zeiden tot hen dat Jezus op die wijze, dus lijfelijk, pas zou terugkomen aan het einde der tijden. We belijden dan ook in het Apostolicum dat Christus is "gevaren ten hemel, zittende ter rechterhand Gods des almachtigen Vaders, vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden".

En Christus heeft ook Zelf gezegd: "Het is u nut dat Ik wegga; want indien Ik niet wegga, zo zal de Trooster tot u niet komen; maar indien Ik heenga, zo zal Ik Hem tot U zenden" (Joh. 16:7).

Als Jezus vlak voor Zijn hemelvaart zegt: "En ziet, Ik ben met u al de dagen tot de voleinding der wereld" (Mat. 28:20), zullen we dat dan ook niet moeten verstaan van een lijfelijk met ons zijn, maar van een met ons zijn door Zijn Heilige Geest. Paulus noemt de gemeente van Christus dan ook een tempel, waarin de Heilige Geest woont: 1 Kor. 3:16; 2 Kor. 6:16 en Ef. 2:22.

Maar omdat de kerk de voortgezette inwoning van de Heilige Geest is, kan zij ook dwalen. Immers, wij kunnen de Heilige Geest "weerstaan" (Hand. 7:51), "bedroeven" (Ef. 4:30) en zelfs "uitblussen" (1 Thess. 5:19).

Maar steeds opnieuw bewerkt Christus vanuit de hemel een opwekking, doordat Hij Zijn Geest op de door de Vader gestelde tijd met nieuwe kracht laat doorbreken in de gemeente, waardoor er een terugkeer naar het levende Woord plaats heeft.

2. God openbaart Zich aan ons op zo'n manier dat wij, mensen, Zijn bedoelingen begrijpen kunnen. Jezus maakte daarom vaak gebruik van gelijkenissen, verhalen die Hij uit het gewone leven nam, en trachtte daarmee, ook voor de eenvoudigen, Zijn verheven leer duidelijk te maken.

Welnu, een onder ons gangbare, algemene omgangswijze is dat niet het mondeling overgeleverde, maar het op schrift gestelde woord beslissend is, ook voor de rechter.

Wanneer iemand een contract heeft ondertekend, waarin staat dat hij zijn huis voor ƒ 300.000 aan een gegadigde heeft verkocht, dan moet hij daarna niet erop terugkomen met de bewering: "Ik kan me heel goed herinneren dat we ƒ 350.000 hadden afgesproken". En als hij daarover een proces wil beginnen, zal hij dat zeker verliezen. Ons geheugen kan falen; daarom laten wij alle belangrijke dingen schriftelijk vastleggen; en dat schriftelijk vastgelegde wordt dan als volstrekt betrouwbaar aanvaard boven ons vaak falende geheugen.

Wij zouden Christus niet meer kunnen begrijpen, wanneer Hij, Die Zich steeds aanpaste aan het dagelijkse leven, ineens een heel andere dan de bij ons gangbare regel zou toepassen.

Trouwens Hij doet dat ook niet. We kunnen in de Evangeliën lezen dat Hij Zich tegenover de Joodse leiders, vooral tegenover de Farizeeën, beroept op het Schriftelijk vastgelegde Woord. Tegenover hun mondelinge overleveringen stelt Hij: "Er staat geschreven".

Hij verwijt hen: "Zo maakt ge het Woord Gods krachteloos ten gunste van uw overlevering die gij doorgeeft" (Markus 7:13 RKV).

Moeten wij dan dat voorbeeld niet volgen? Als de R.-K. Kerk stelt dat wij het eeuwige leven waarlijk moeten verdienen door onze goede werken, dan mogen en moeten wij daartegenover stellen: Er staat geschreven: Wie in Mij gelooft heeft het eeuwige leven (Joh. 6:47).

Als de pausen ten gunste van hun overlevering waarmee zij hun absolute macht over alle christenen menen te kunnen staven, de Schrift weerspreken, dan moeten ook wij tegenover hen het woord van de Heere Jezus in Markus 7:13 naspreken.

Daarom is het Tweede Vaticaanse Concilie volstrekt in strijd met het voorbeeld dat Christus ons heeft gegeven, wanneer het (in art. 25) aan de christenen verbiedt om tegenover een officiële dogmatische uitspraak ("excathedra") van de pausen zich te beroepen op het geschreven Woord van God.

En ook, als dat concilie in de "Dogmatische Constitutie over de Goddelijke Openbaring" beweert: "Daarom moeten beiden - Overlevering en Schrift - met gelijke toewijding, vroomheid en eerbied aanvaard en vereerd worden". Nee, Jezus Zelf heeft heel duidelijk de Schrift boven de mondelinge overlevering geplaatst. Schrift en mondelinge overlevering staan dus niet gelijkwaardig naast elkaar.

3. Ik wil nog enigszins verduidelijken wat ik bedoel met: Wij moeten de Schrift verstaan vanuit de gemeenschap der gelovigen.

De Schrift is gegeven aan de gelovigen als geheel, aan de gemeenschap van Gods kinderen, aan de Gemeente (waarmee ik hier niet in eerste instantie het kerkinstituut bedoel). Zo is ook niet de ziel van de afzonderlijke gelovige, maar de Gemeente de bruid van Christus.

Daarom is het onjuist, wanneer iemand zich met zijn bijbeltje in een hoekje terugtrekt, zonder de bereidheid om te luisteren naar wat gelovigen in de loop van de eeuwen over het Woord Gods hebben gezegd en geschreven. Dan vindt hij daar als ketter wel zijn eigen letter, maar nooit de volle heerlijkheid van de liefde Gods in Christus Jezus. Paulus zegt dat aldus: "… opdat gij ten volle kondet begrijpen met al de heiligen … de liefde van Christus die de kennis te boven gaat" (Ef. 3:18,19). De volle rijkdom van de Schrift gaat dus pas voor ons open, wanneer wij leven in de gemeenschap der heiligen en ons daardoor plaatsen in de werkingssfeer van de Heilige Geest (zoals u dat heel kernachtig formuleert).

Bovendien is zo iemand in strijd met de zevenmaal herhaalde oproep van de Heere Jezus: "Wie oren heeft, die hore wat de Geest tot de gemeenten zegt"(Openb. 2 en 3). N.B. Daar staat niet: "… die hore wat de Geest tot de paus zegt".

Maar wanneer iemand intens naar de andere gelovigen heeft geluisterd en desondanks overtuigd blijft dat velen, misschien zelfs het gehele kerkinstituut waarvan hij lid is, een leer verkondigen die in strijd is met de Bijbel, d a n mag hij niet alleen, maar dan moet hij daartegen protesteren met een beroep op het geschreven Woord van God. Dat is bv. duidelijk het geval geweest met Luther. Hij kwam voor de keuze te staan: De leer van de pausen öf de leer van de Schrift volgen. Hij koos het laatste en zei op de rijksdag van Worms: "Hier sta ik; ik kan niet anders".

Maar voordat iemand tot de vaste overtuiging is gekomen dat zijn kerk dwaalt en dat hij daartegen openlijk moet protesteren, moet hij veel geluisterd en veel gebeden hebben.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 1991

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

SCHRIFT EN OVERLEVERING

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 1991

In de Rechte Straat | 32 Pagina's