IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Brief aan een kloosterzuster

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Brief aan een kloosterzuster

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte Zuster B..

De reden waarom ik u, die mij verder onbekend bent, schrijf is dat de heer J. mij dat vroeg, daar hij zeer begaan is met uw wel en wee.

De reden waarom ik een dubbele enveloppe gebruik met op de binnenste enveloppe 'gewetenszaken', is dat ikzelf behoorde tot de congregatie van de redemptoristen. En in onze kloosterregel stond vermeld: "De plaatselijke overste zal alle brieven van de leden der congregatie openen en volgens zijn voorzichtigheid lezen" (nr. 310).

"Als aan onze biechtvaders brieven gezonden worden met het opschrift: 'gewetenszaken', dan mag de overste ze niet openen, of hij moest op zeer goede grond iets zeer onpassends vermoeden" (nr. 313).

Misschien bestaat dat voorschrift niet (meer) in de orde waarvan u lid bent. Dan is dit een overbodige voorzorg.

Ik hoop dat u deze brief van mij niet vrijpostig vindt, maar uw wel en wee gaat ook mij ter harte. Wanneer u mijn brief vanuit dat gezichtspunt leest, zal hij u zeker niet irriteren. Immers wat uit liefde gedaan wordt, zal door elk rechtgeaard mens worden gewaardeerd.

U schreef in de brief die dhr. J. mij liet lezen: "Ik meen dat de Heer mij voor Zich wil behouden en dat ik in veel contact met Hem mijn weg door het leven moet gaan".

Maar de Bijbel leert ons dat de Heere iedere gelovige 'voor Zich wil behouden'. Dat is ook de betekenis van het woord 'heilige' waarmee Paulus alle gelovigen aanspreekt in zijn brieven. Een 'heilige' is in de Bijbel niet iemand, die door een paus is heiligverklaard en tot wiens eer de mis mag worden opgedragen. Een 'heilige' volgens de Bijbel is iemand (of een heel volk) die apart is gezet door de Heere.

De gemeente van Christus is de ekklèsia = de uit (ek) de wereld geroepene (klèsia). Christus zei tot Zijn apostelen: "Ik heb u uit de wereld uitverkoren" (Joh. 15:19). Maar in het hogepriesterlijke gebed zegt de Heere tot Zijn hemelse Vader dat Hij niet bidt, "dat Gij hen uit de wereld wegneemt"(Joh. 17:15), "maar dat Gij hen bewaart van de boze". "Zij zijn niet van de wereld gelijk Ik van de wereld niet ben. Heilig hen in Uw waarheid; Uw Woord is de waarheid" (v. 1617).

Uw intrede in een klooster kan dus niet de vrucht zijn van een gebed van Christus. Hij heeft evenmin voor Zijn apostelen gebeden dat de Vader ze uit de wereld zou wegnemen. Wij zijn geroepen om, staande midden in de wereld, onszelf te heiligen door het Woord en in de kracht van de Heilige Geest.

Vertrouwt u dan wel voldoende op de kracht van het Woord Gods om u te heiligen? Is de bede van Christus dan niet voldoende voor u? Denkt u dat u uzelf niet kunt heiligen door het Woord Gods alleen zoals Jezus gebeden heeft? Is dat niet een belediging van Christus, een gebrek aan vertrouwen in de kracht van

Zijn hogepriesterlijke gebed?

Beste zuster, ik kan en mag getuigen dat het gebed van Christus wél deze uitwerking heeft.

Ik sta midden in het leven. Ik ben getrouwd en had acht, heb nu nog zeven kinderen en intussen vijf kleinkinderen.

Maar mijn weg door het leven gaat in een allerinnigste gemeenschap met Hem, een verzonkenheid in Hem, die altijd weer tot de vervoering brengt van de "onuitsprekelijke en heerlijke vreugde" waarin de gelovige zich volgens 1 Petr. 1:8 mag verheugen in Christus.

Christus is mij alles geworden. In Hem in Wie de ganse volheid der Godheid lichamelijk woont (Kol. 2:9), zie ik de Vader Zelf (Joh. 14:9). En ik geloof in diepe rust: "Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus die ons geworden is wijsheid van God en rechtvaardigheid en heiligmaking en verlossing" (1 Kor. 1:30).

Ik stem met Paulus in: "Het verachte heeft God uitverkoren en hetgeen niets is, opdat Hij hetgeen (iets) is, teniet zou maken, opdat geen vlees zou roemen voor Hem" (1 Kor. 1:28-29). "Wat onbeduidend is, heeft God uitverkoren; wat niets is om teniet te doen wat iets is, opdat tegenover God geen mens zou roemen op zichzelf (RK Vert).

Maar verachtelijk in je eigen ogen kun je alleen maar worden, wanneer de Heilige Geest je in het licht van Gods Woord, vooral in het licht van het vleesgeworden Woord vol liefde, Jezus Christus, laat zien wie jezelf bent: één brok egoïsme. Dan heb je jezelf door in alle trucjes die je toepast. Dan ben je voor jezelf ontmaskerd in al je pogingen om met behulp van wat opgepoetste braafheid en allerlei vroomheid toch nog 'iets' voor God te betekenen.

Maar, beste zuster, u blijft een gruwel in Gods ogen, zolang u niet tot de erkenning bent gekomen dat u niets, maar dan ook NIETS, voor Hem betekent. Integendeel, u en ik, wij zijn alleen maar één stuk vuilnis in Zijn ogen.

Als u dat nog niet erkend hebt, dan hebt u nog niet God Zelfgezien in Zijn grootheid en heiligheid. Want wie God heeft aanschouwd in Zijn heerlijkheid zoals Hij Zich in de Schrift, met name in Zijn Zoon Jezus Christus, openbaart, kan alleen maar sidderen wanneer hij naar zichzelf kijkt.

U moet maar eens de levens van de grote r.-k. 'heiligen' lezen. Daarin treft u eenzelfde diepe zondebesef aan als ik hierboven beschreven heb. Juist omdat ze zo dicht bij God leefden, hadden ze een grondige afschuw van zichzelf. Ze noemden zich de grootste van alle zondaren.

Deze 'heiligen' moesten - ze zagen het niet anders - dogmatisch de r.-k. leer van de verdienstelijkheid van de goede werken aannemen, maar met hun hart beleefden ze het ware Evangelie, de houding van de mens die alleen maar weet te zeggen: "O God, wees mij, zondaar, genadig" (het gebed van de tollenaar). Met hun hart vertrouwden ze alleen maar op de verdiensten van Christus. Ze voelden zich helemaal niet als een "iets" tegenover God. Ze roemden alleen maar in Gods ontferming.

Ik voorspel u dat u vroeg of laat teleurgesteld zult worden in uw mede-kloosterlingen en, naar ik hoop, ook in uzelf. Ik bid dat de Heere dat moment zal gebruiken om u de volheid van zijn barmhartige liefde in Christus te openbaren, zodat ook u op geen enkele wijze nog iets van uzelf verwacht, niets van uw vroomheid, uw boetedoeningen, uw afzondering in het klooster.

Vanaf dat moment zal ook uw leven één grote lofzang worden op Gods vrije genade en zult u beamen wat de Heere Jezus zei tot Zijn apostelen: "Gij hebt Mij niet uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren en Ik heb u gesteld dat gij zoudt heengaan en vrucht dragenen dat uw vrucht zou blijven" (Joh. 15:16). Dan zult u gekomen zijn tot de bevrijdende ootmoed. Dan pas bent u leeg van uzelf, zodat Christus u kan vullen met de volheid van de Godheid.

Mag ik een bericht je terug ontvangen, zodat ik weet dat deze brief ook werkelijk in uw handen is gekomen?

Inmiddels met vriendelijke groeten:

NB. Zuster B. bevestigde wel de ontvangst van bovenstaande brief, maar wilde er niet op ingaan.

UITGEVERIJ DE BANIER-UTRECHT

Wij ontvingen:

WONDEREN VAN DE HEERE JEZUS, I f 8,50, II f 7,90. Door ds. B A. Ramsbottom. Voor kinderen, prachtig uitgegeven.

LAND ONDER GODS HAND door ds. J.J. Poort, erg boeiend, over Israël, dat ds. Poort bezocht.

"Vertel nog eens wat over PRUMMELTJE" - A. Vogelaar-van Amersfoort. Vertellingen voor kinderen, f 14,75.

"In goede handen" - F. Mout-Van der Linden. Een boekje voor zieken, f 6,95. JACOBUS REVIUS - nachtegaal onder de dichters, f 7,80. In 1986 is het 400 jaar geleden dat Revius werd geboren, de grootste Nederlandse dichter der 17e eeuw. Uit zijn omvangrijk werk stelde ds. J.J. Poort een kleine bundel samen, voorzien van kommentaar. We laten hieronder zijn meest bekende gedicht volgen, waarbij ds. Poort verklaart: "puysten" = builen; "thuysten" = dobbelden, en met de zware boom is het kruishout bedoeld.

HY DROECH ONSE SMERTEN

T'en zijn de Joden niet, Heer Jesu, die u cruysten,

Noch die verradelijck u togen voort gericht.

Noch die versmadelijck u spogen int gesicht,

Noch die u knevelden, en stieten u vol puysten,

T'en sijn de crijchs-luy niet die met haer felle vuysten

Den rietstock hebben of den hamer opgelicht,

Of het vervloecte hout op Golgotha gesticht,

Of over uwen rock tsaem dobbelden en tuyschten:

lek bent, ó Heer, ick bent die u dit heb gedaen,

lek ben den swaren boom die u had overlaen,

Ick ben de taeye streng daermee ghy ginct gebonden.

De nagel, en de speer, de geessel die u sloech,

De bloet-bedropen croon die uwen schedel droech:

Want dit is al geschiet, eylaes! om mijne sonden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 april 1986

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

Brief aan een kloosterzuster

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 april 1986

In de Rechte Straat | 32 Pagina's