IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

WIJZE RAAD

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WIJZE RAAD

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Heel hartelijk dank ik allen, die aan mijn verzoek op pag. 32 van ons vorig nummer gehoor hebben gegeven. Ik heb veel gehad aan de aan- en opmerkingen, kortom aan de wijze raad in al die brieven. Hieronder een greep uit die reakties en eventueel een antwoord van mij.

Jhr. W. de. Savornin Lohman te Bilthoven: „Zou niet konkreet voorop moeten worden gesteld dat God de mens naar Zijn evenbeeld, en dus ten eeuwigen leven, geschapen heeft?". Antwoord: Inderdaad. Ik heb dat dan ook in mijn boekje verwerkt.

A. W. Kamminga te Velp: „Gaat er aan de vraag: wat is geloven? niet een andere vraag vooraf nl.: Wat is het Evangelie?" Hartelijk dank voor die zeer juiste suggestie. Ik heb dan ook als eerste hoofdstuk in mijn boekje ingelast: „Wat is het Evangelie?"

Mevr. R. v.d. Schoot-Abbring te Velp: „Zou het niet goed zijn het prachtige antwoord van de Heidelbergse Katechismus in uw geschrift te verwerken nl. op vr. 21: Wat is een waar geloof?" Akkoord. Ook dat heb ik gedaan.

R. M. Oving te Stadskanaal: „Ik heb moeite met uw nadruk dat het geloof een geschenk van God is. U stelt dat zelfs voorop. Hier speelt de calvinistische opvatting van de uitverkiezing een grote rol. De Heere Jezus verweet Jeruzalem dat Hij hen had willen redden, maar dat zij niet hadden gewild".

Antwoord: Dat is waar, maar de Heere heeft met evenveel nadruk geleerd dat het geloof een geschenk is. Dat is het eerste watjezus aan Nicodemus voorhoudt, meteen aan het begin van het gesprek (Joh. 3 : 3). En het is soms ook het laatste dat Jezus naar voren brengt als in een uiterste poging om de mensen de ogen te openen. Als de Joden in Joh. 6 Hem afwijzen als het „Brood des levens", dan zegt Jezus: „Murmureert niet onder elkaar. Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader die Mij gezonden heeft, hem trekke" (44). Ik meen dat zó te moeten verstaan: Als Jezus ziet dat ze weigeren zich in geloof aan Hem over te geven, dan brengt Hij hen hun onmacht om uit zichzelf tot het ware geloof te komen, met klem onder ogen. Ik beluister daarin de smeking van Zijn liefde, een oproep tot bezinning en tot gebed. Misschien dat dan bij sommigen een licht zou opgaan en dat.ze bij zichzelf zouden zeggen: Oh, is het dat? Is mijn onwil om in Hem te geloven tegelijk een onmacht? Dan moet ik dus op de knieën. Dan moet ik in ootmoed tot God gaan om te vragen of Hij mij de ogen wil openen, zodat ik zie en begrijp watjezus eigenlijk bedoelt, zodat ik dan ook geloven kan en wil.

S. Beekhuizen te Scheveningen: „Hoe kan een blinde praten over kleuren, een dove over klanken, een reukloze over geuren? Een verloste zondaar kan pas voor andere zondaars een leidsman zijn". Antwoord: wat een heldere aanvulling!

Mej. J. H. Scholten te Enkhuizen: „Alleen de duivel heeft belang bij een uitverkiezingsleer die beweert: geloof is een gave; het moet je maar gegeven worden. De vader der leugen heeft duizenden en nog eens duizenden in zijn greep door deze leugen".

Antwoord: Als we op deze manier met elkaar omgaan, is er geen gesprek meer mogelijk vanuit de Schrift. Dan maken we allemaal onszelf tot pausjes, die rustig van ieder die het niet met ons eens is, zeggen dat „zijn denken volkomen verleugend is door leringen van boze geesten", zoals u even verder schrijft. Ik zou dan b.v. uw leer over de vrije wil van de in zonde gevallen mens duivels kunnen noemen. Ik denk er echter niet aan, want zo mogen christenen niet met elkaar omgaan. Dan zondigen ze tegen de liefde van Christus.

Bovendien heeft Jezus Zelf letterlijk gezegd: „Het moet je maar gegeven worden" nl. in Joh. 6 : 65: „Niemand kan tot Mij komen, tenzij het hem gegeven zij van Mijn Vader". Hoe durft u dan deze leer duivels te noemen? Mej. Scholten vervolgt:

„De gedachte dat geloof een gave van God is en dat een mens geen geloof zou bezitten om zich te bekeren, is ingeslopen, doordat men de tekst uit Ef. 2 :8 verkeerd interpreteert. Daar staat: Want door genade (dat is het geschenk) zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf (die genade dus), het is een gave van God, opdat niemand roeme. Nu laat men in deze tekst „gave van God" terugslaan op „geloof', maar het heeft betrekking op genade, die men ontvangt als men gelooft in de woorden Gods".

Antwoord: Dat het geloof een gave van God is, baseer ik beslist niet op de door u genoemde tekst. Ik heb die ook niet aangehaald in mijn boekje. Veel belangrijker is voor mij Ef. 2 : 1: „En u heeft Hij mede levend gemaakt, daar gij dood waart door de misdaden". Hebt u wel eens gehoord van een dode, die door eigen kracht opstond en zichzelf levend maakte (behalve Christus Zelf)?

Nu de door u aangehaalde tekst Ef. 2 : 8-9. Letterlijk staat er: „Want. door de genade zijt gij behouden door (middel van) geloof; en dat niet uit u, van God (is) de gave; niet uit werken, opdat niemand roeme".

Er staat: „door de genade", dus met het lidwoord. Paulus bedoelt dus: de zo juist door mij beschreven genade. In vs. 5 schreef hij: „door genade zijt gij zalig geworden". „Door de genade"; in het Grieks staat alleen maar de datief; die moet je hier vertalen met „door" of „uit". Daarmee geeft Paulus aan dat de genade de eigenlijke, de bewerkende oorzaak is van ons behoud.

,… zijt gij behouden"; het Griekse woord betekent oorspronkelijk: „gered, behouden uit levensgevaar" Ons woord „zalig" slaat alleen op de ziel, maar het Griekse woord is ruimer en geeft aan: al het heil, vooreerst voor de ziel, maar ook voor het lichaam.

„… door (middel vanj geloof"; hier staat geloof zonder lidwoord; alle nadruk valt dus op de daad van geloven. Het woord „geloof" wordt voorafgegaan door het voorzetsel „dia" d.i. door of door middel van. Daarmee wil Paulus blijkbaar het verschil in funktie aangeven tussen de genade en het geloven. Ons behoud, zo wil hij zeggen, komt voort uit de genade (= Gods goedgunstigheid in Christus), maar bereikt ons langs de weg van of door middel van ons geloven.

„… en dat niet uit u"; dat (touto) staat in het onzijdig. Het kan onmogelijk op genade (charis) slaan, want dat is in het Grieks vrouwelijk. Het kan ook niet slaan op het zelfstandige naamwoord „geloof-pistis", want dat is ook vrouwelijk. Er zijn twee mogelijkheden: het slaat op een door Paulus erbij gedacht werkwoord „geloven". Die konstruktie komt in het Grieks wel méér voor. Een werkwoord wordt in het Grieks als onzijdig beschouwd en dan zou „dat-touto" slaan op „geloven" en dan zou Paulus bedoelen: „en dat (geloven) is een gave van God". Het is ook mogelijk dat „touto-dat" slaat op de gehele voorafgaande zin: „Want door de genade zijt gij behouden door (middel van) geloof'. Maar ook dan betrekt Paulus het geloof daarbij. Hij bedoelt dan: „het behouden worden uit genade door middel van geloof is niet uit u".

„… van God (is) de gave". Het woordje „is" staat er niet bij in het Grieks, maar moet er wel bij worden gedacht. „Van God" staat met nadruk voorop.

U ziet in elk geval hoe ernstig wij bezig zijn met de bestudering van de grondtekst; en alleen de grondtekst, dus het Grieks (en niet een vertaling noch de vertaling van de SV noch van het NBG) is door de Heilige Geest geïnspireerd. En als wij door diep-gaande studie van het Woord Gods (niet alleen van déze tekst, maar ook van vele andere) tot de overtuiging zijn gekomen dat ook het geloof een gave van God is, is het dan juist dat u zo maar beweert dat ons denken verleugend zou zijn door de boze Geest?

Overigens bevatte uw brief verschillende mooie bijbelse visies. En u gaf twee rake typeringen van de funktie van het geloof, die ik graag in mijn boekje wil overnemen.

Ds. G. Taverne te Hoogeveen: Hij heeft bezwaar tegen mijn milde benadering van r.-k. lezers in het stukje „Konkreet" op pag. 12 en hij schrijft: „Uw liefde neigt naar mallemoersliefde. Ook uw toon is te zoetsappig en kloosterachtig. Protestanten spreken mannelijker".

Antwoord: Ik wil mijn levenshouding laten bepalen door de Bijbel en niet door zogenaamde mannelijkheid van de protestanten. Als die mannelijkheid betekent dat je een medemens die een andere overtuiging heeft, met hardheid en zonder takt te lijf mag gaan, dan is die mannelijkheid in strijd met wat de Bijbel over de liefde zegt (N.B. Ik heb in Van Dale gezocht naar het woord „mallemoer", maar vond het daar niet. Is dat misschien een Hoogeveens woord?) Ds. T. vervolgt: „Uw opmerking over Openb. 3 : 20 (op pag. 6) - iemand heeft het beter uitgedrukt nl. dat Christus buiten staat en klopt door Zijn Woord, maar dat de Geest binnenkomt en opent, want wij doen het niet, nooit!"

Antwoord: Dit vind ik een verkrachting van dit Schriftwoord. (Laat ik dan maar eens als mannelijke protestant een stevige krachtterm gebruiken). Redenen: a. Jezus zegt daar: „Indien iemand Mijn stem hoort…", maar de Geest hoort altijd de stem van Jezus, hoe kan Jezus dan spreken over een „indien"? b. Vervolgens spreekt Jezus nooit over de Heilige Geest als over „iemand". Zijn spreken over de Geest is altijd vol eerbied. c.Jezus zegt: „Ik zal tot hem inkomen". Maar Jezus is altijd wezenlijk verbonden met de Geest. Hoe kan Hij dan zeggen dat Hij bij de Geest zal komen? Ds. T. vervolgt:

„Bent u toch niet wat semipelagiaans? Hebt u ooit een dode gezien, die iets doet?"

Antwoord: Ja, Lazarus en het dochtertje van Jaïrus en de jongeling van Naïn. Zij stonden nl. op uit de dood, maar… door het machtswoord van Christus. Zo kan ook een zondaar, een geestelijke dode, niet uit eigen kracht opstaan uit zijn dood, maar wél in de kracht van het woord van Christus.

Belangrijk advies!

Naar aanleiding van de opmerkingen van Mej. Scholten en van Ds. Taverne zou ik graag dit advies willen doorgeven: BEGIN STEEDS MET ONVOORWAARDELIJK DE SCHRIFT TE GELOVEN, ook al begrijpt u alles nog niet en LIJKT het of de Schrift zich tegenspreekt. U zult bemerken dat de Heere deze onvoorwaardelijke geloofshouding zegent, doordat Hij u later dieper inzicht geeft. Maar zelfs al zouden bepaalde uitspraken van de Bijbel nooit voor u helder worden, verheerlijk God door ze desondanks te aanvaarden. In dit konkrete punt: Zelfs al zoudt u teksten als Matth. 11 : 28; 23 : 37, Openb. 3 : 20 en 22 : 17, Phil. 2 : 1 2 niet kunnen rijmen met teksten als Joh. 3 : 3; 6 : 44, 65; Ef. 2 : 5 en Phil. 2:13, blijf de inhoud van beide series teksten geloven. Blijf aannemen dat het geloof een gave van God is, en dat van de andere kant iemand die weigert te geloven, verloren gaat door eigen schuld en niet door de schuld van God. Probeer niet een van deze beide bijbelse gegevens weg te werken of krachteloos te maken door uw menselijke redeneringen. Laat u vertroosten door de bijbelse waarheid dat het geloof een gave van God is, laat u vermanen door de Bijbelse waarheid dat het geloof een opgave aan u is.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 1980

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

WIJZE RAAD

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 1980

In de Rechte Straat | 32 Pagina's