IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Gesprekken over het gebed

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gesprekken over het gebed

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hier volgt dan de eerste vraag:

Silvia: Hoe kunnen we leren innerlijk stil te zijn, zodat wij daardoor allerlei verstrooiende gedachten buiten ons houden en komen tot een waarachtige gemeenschap met God?

Verootmoediging

Ik meen dat die stilte voor God een gevolg is van onze levenshouding. Gebed is allereerst de naar God gekeerde levensrichting. Dat gebed doortrekt dan ons hele bestaan. Elke dag, elk uur is dan een lofzang ter ere van God.

In zoverre is gebed dan hetzelfde als bekering. Daarom kan het ook de vele aspekten hebben, die ook elke waarachtige bekering bezit.

Daar is allereerst het gebed als schuldbelijdenis voor God. Een mens die tot bekering kwam, leeft doorlopend vanuit het besef van zijn schuld. Op de bodem van zijn ziel is dat altijd aanwezig. Hij weet daarom, dat hij voortdurend „genadebrood" eet. Hij weet dat hij elk recht op voeding, kleding, gezondheid, vreugde in al zijn uitingen, welvaart, verbeurd heeft.

Vanuit deze grondhouding ontstaat de stille, ootmoedige geest, waarvan de Bijbel spreekt. Van hieruit is het ook mogelijk om allerlei verdriet en pijn te verwerken. Dan zal men immers tegenover alle weldaden zeggen: „Ik heb het niet verdiend". En ten opzichte van het lijden zal men dan niet zitten met de vraag: „Waaraan heb ik het verdiend?". Want we leefden immers vanuit de overtuiging, dat wij alleen maar straf, en wel een eeuwige straf, verdiend hadden. Alle lijden is steeds minder dan wat we eigenlijk rechtens moesten ondergaan.

Dit schuldbesef kan men uitdrukkelijk voor God uitspreken en -dan is het een gebed van verootmoediging. Maar we moeten niet vergeten, dat je nooit in een gebed, hoe lang ook, ten volle jezelf kunt uiten. Want als het goed is, dan is het gebed de uitdrukking van een blijvende innerlijke gesteldheid.

Vertrouwen

Toch doet dit schuldbesef voor God geen pijn. Het is op geen enkele wijze neerdrukkend. Integendeel, wanneer een gelovige zijn schuld voor God uitschreit, dan wordt hij daardoor gereinigd en gelouterd. Het is alsof hij zichzelf dan met de tranen die wellicht niet uit zijn ogen, maar wel uit zijn hart stromen, rein wast, omdat die tranen door middel van het geloof verbonden zijn in het bloed van Christus.

En zo kom ik aan een tweede wezenlijk element van de bekering, het vertrouwen in Jezus Christus.

De mens die verbroken is over zijn zondige leven, weet dat alle grond voor zelfredding onder zijn voeten is weggeslagen. Door Gods Geest wordt hij er dan toe gebracht om de ogen omhoog te heffen naar Jezus Christus, zijn enige en volkomen Zaligmaker, en om op Hem alleen te bouwen.

Ook dit is niet zo maar een daad van de mens. Helaas wordt dat soms wel gesuggereerd met als gevolg: schijnbekeringen, zonder enige vrucht van de werken der liefde.

Dit vertrouwen in Christus is een levenshouding, een overgave aan Hem. Als de Bijbel ons oproept tot geloof en vertrouwen in Jezus Christus, dan zijn die woorden zwaar geladen. Wij met ons westerse denken vergeten dat wel eens.

Door dit bijbelse geloof treden wij enigszins uit onszelf, want vanuit onze schuld, die wij als een bestaansnood ervaren, richten wij al onze verwachting op Christus alleen. Dan weet ik het niet alle vezels van mijn wezen, dat ik totaal dood ben zonder Hem, maar leef in en door Hem. De band met Hem is mijn enige redding. Zou die band worden doorgesneden, dan ben ik als een mens die geen lucht meer heeft om in te ademen en dus sterven moet.

Dit vertrouwen heelt iets van een innige zoetheid. Wel zou ik graag een ander woord gebruiken in plaats van „zoetheid", omdat meri dan al gauw aan zoetelijkheid denkt, en dat bedoel ik beslist niet. Maar ik ken geen ander woord, dat deze ervaring beter zou weergeven.

In het vertrouwen bezit ik namelijk enigszins God. Ik rust in Hem. Ik vlei mij in Hem. En zo word ik doordrenkt van Zijn heerlijkheid. Het is voor mij een altijd weer terugkerende vreugde om deze eeuwige God in de ogen te kijken en om Hem toe te fluisteren: „Ik vertrouw helemaal op U". Ik ben helemaal niet bang voor U, want ik weet dat Gij Uw liefde voor altijd hebt vastgelegd in het Verbond van het bloed van Uw eigen Zoon. Gij hebt het offer van Christus voor mij aanvaard. Ik ben nu voor altijd Zijn eigendom. Ik ben nu een roem van Zijn werk, de vrucht van Zijn gehoorzaamheid aan U tot de dood des kruises. God, Gij regeert de werelden en bestuurt het grote heelal. Uw majesteit blinkt in de sterren van de nacht en in de prachtige bouw van molekulen en atomen. Met één zucht van Uw adem kunt Gij alles verzengen en vernietigen. Gij zult dat met mij nooit doen, want ik ben voor altijd één met Jezus Christus. Ik ben door U geliefd, omdat Hij Uw Geliefde is".

Dankbaarheid - verzoening - aanbidding

Vanuit deze bekering tot Christus ontstaat een levenshouding van diepe dankbaarheid. Ik kan die dankbaarheid proberen uit te spreken in een gebed, maar ook dat kan niet ten volle. Dat hoeft ook niet. Jezus ziet wel hoe die dankbaarheid als een lied blijft zingen aan de randen van ons bestaan.

Een andere ervaring is de ervaring van de verzoening. Je weet dan dat Gods welbehagen op je rust. Je koestert je daarin. Je weet, dat er vrede en vergeving is. Je geniet van Gods milde gelaat, dat stralend van barmhartigheid naar jou toegekeerd staat. Ook deze genieting van de genade is reeds een gebed, want ze is gemeenschap met God. Vanzelf ga je God dan ook verheerlijken. Je roemt in Zijn ontferming. Je spreekt je bewondering uit voor Zijn verrassende goedheid, die mij niet tegemoet trad met de dreigende vuist om mij te verpletteren in Zijn toorn, zoals ik verdiend had, — maar die mij van verre tegemoet snelt, vol vertedering over mij, de verloren zoon, in mijn gehavende verschijning.

Ik aanbid Gods majesteit. Eindeloos zou ik voor Hem willen wegzinken. Hij is de Heilige en ik ben onrein. Vol diep ontzag zie ik naar Hem op en loof en prijs Zijn Naam.

Maar nog eens, deze aanbidding, deze dankbaarheid, verzoening en verheerlijking zijn dan pas echt gebed, wanneer ze voortkomen uit een totale levenshouding. Anders is het alleen maar een gebed met de lippen of met de hersenen.

En de verzadiging die elk waarachtig gebed heeft, bestaat daarin dat we er enigszins (maar nooit ten volle!) in geklaagd zijn om onze levenshouding, onze staat van bekering naar God toe, uit te spreken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 april 1969

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

Gesprekken over het gebed

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 april 1969

In de Rechte Straat | 32 Pagina's