IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Onze Koningin te kwader trouw?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze Koningin te kwader trouw?

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het R.K KERKRECHT gaat uit van de veronderstelling dat alle protestanten te kwader trouw zijn.

In De Spiegel was een diskussie ontstaan tussen lezers over de vraag of men ir de protestantse eredienst mocht bidden voor de paus.

Een van deze lezers had onderscheid gemaakt tussen het bidden voor de pau\ als mens, en voor hem als paus. Het eerste was geoorloofd, zo meende hij, maar het tweede niet.

Daarop reageerde een r.k. lezer met de bewering, dat hij dit onderscheid fanatiek vond.

Toen vond ik het een beetje te bar worden en heb er in een ingezonden stuk op gewezen, dat de priesters in Nederland, bij het gebed na de hoogmis op zondag voor het regerende staatshoofd niet de naam van onze koningin mogen noemen, omdat zij een ketterse is en aldus de straf van de excommunicatie beloopt op grond van veronderstelde kwade trouw.

Zodoende zingt de priester in België: „Domine, salvum fac regum nostrum Bauduinum" (Fleer, schenk heil aan onze koning Baudewijn), maar in Nederland alleen maar: „Domine, salvam fac reginam nostram" (1 leer, schenk heil aan onze koningin), dus zonder vermelding van de naam Wilhelmina, of nu Juliana.

Enige dagen later plaatste De Nieuwe Linie een ingezonden stuk van drs Bosschers van Hilversum, waarin deze o.a. sprak over „wellicht kwaadwillige interpretatie van ds. Hegger". De reaktie van De Nieuwe Linie heeft echter erkend, dat mijn interpretatie juist was en plaatste zonder commentaar een desbetreffend ingezonden stuk van mij.

De diskussie in De Spiegel heeft zich echter voortgezet. In een van de laatste nummers beweerde een r.k. lezer in Curaçao, n.l. dhr. E. Syes, dat men in Curaçao wèl de naam van de koningin vermeldt in het gebed van de hoogmis.

Ik heb daarom onderstaand artikel weer aangeboden aan De Spiegel en eraan toegevoegd, dat in Nederland iedereen op zondag naar de K.R.O. kan luisteren en dan zelf konstateren, dat men hier inderdaad de naam van onze koningin nog steeds niet vermeldt in het gebed van de hoogmis en wel om de door mij aangegeven redenen. Zelf heb ik op zondag 27 oktober geluisterd naar de uitzending van de hoogmis vanuit de kerk van St. Franciscus van Assisië in Amsterdam en inderdaad verzweeg de priester de naam van de koningin.

Hieronder volgt dan het nieuwe artikel in De Spiegel:

BIDDEN VOOR DE KONINGIN

Nu er nog al wat diskussie blijkt te ontstaan naar aanieidinng van mijn opmerking over het bidden voor onze koningin in de r.k. hoogmis op zondag, lijkt het mij dienstig de canones van het r.k. kerkelijke wetboek aan te halen, waarop dit verbod van het noemen van de naam van onze koningin in dit gebed van de r.k. hoogmis berust.

Ik gebruik daarbij de vertaling van het Kerkelijk recht van P. Dr. H. van Groessen, tweede druk, uitg. J . J. Romen en Z. Roermond, 1958.

1) „Voor een geëxcommuniceerde mag de priester slechts privatim …. de H. Mis opdragen. Can. 809. Privatim appliceren …. wil zeggen: vooreerst dat op geen enkele wijze in de gebeden der mis melding wordt gemaakt van degene, voor wie de mis wordt\ opgedragen". A.w. p. 410.

2) „Voor afvalligen, ketters en schismatieken zijn de volgende straffen vastgesteld:

a) Zij belopen door het feit zelf de excommunicatie…. (c. 2314 par. 1)"

A.w. pag. 1179

3) „Na een uitwendige wetsovertreding wordt in foro externo moedwil gepresumeerd, totdat het tegendeel bewezen is (c. 2200 par. 2)" A.w. p. 1100.

Ketters (waaronder de protestanten gerekend worden) worden dus voor het uitwendige r.k. gerechtshof verondersteld te kwader trouw te zijn, totdat het tegendeel bewezen is.

Het niet-bestaan van de kwade trouw moet echter ook voor het uiterlijke r.k. gerechtshof bewezen zijn. Ook al is dus een priester persoonlijk overtuigd van de goede trouw van een bepaalde geëxcommuniceerde, dan moet hij evengoed op deze persoon de r.k. strafwetten voor geëxcommuniceerden toepassen. Zo b.v.: „Al belopen zij die te goeder trouw dwalen, de straffen niet, toch worden zulke personen, als zij na de puberteitsleeftijd tot de Kerk bekeren, althans in foro externo (= voor het uiterlijke gerechtshof) van de excommunicatie geabsolveerd wegens de bepaling van can. 2200 par. 2" Dr. H. van Groessen, a.w. p. 1179-1180. Op grond daarvan was er in onze tijd (ik was rk. priester tot 1948) niemand, die het waagde om de naam van onze koningin te noemen in het gebed van de hoogmis.

Wel hadden wij, vanuit onze persoonlijke liefde en eerbied voor koningin Wilhelmina, er dit op gevonden, dat wij baden: „Here, schenk heil aan onze koningin (reginam)". Daardoor was er dan toch een zekere aanduiding van haar persoon en meenden wij tussen de mazen van de r.k. kerkelijke wetgeving door te kunnen glippen. Maar er waren ook kerkrechtelijke scherpslijpers, die beweerden, dat ook dit niet mocht en dat wij moesten zingen: „Domine, salvum fac regem nostrum" = „Here, schenk heil aan ons regerend staatshoofd" (letterlijk: „koning").

Wanneer men dan in Curaçao, volgens de bewering van dhr. E. Syes in De Spiegel van 26 oktober 1963, wèl de naam van de koningin vermeldt, dan is dat ofwel een eenvoudige overtreding van de r.k. wetgeving. Dan kunnen we blij zijn met deze dappere daad, maar ons bezwaar richtte zich niet tegen hen die deze r.k. wet al of niet toepassen, maar tegen die wet zelf.

Ofwel men meent in Curaçao, dat elk priester persoonlijk mag uitmaken of onze koningin te kwader trouw is of niet en op grond daarvan al of niet de naam van de koningin vermelden in de mis.

Maar in dat geval blijft evengoed het aanstotelijke van deze r.k. wetgeving bestaan, dat onze Nederlandse r.k. landgenoten door het r.k. kerkelijke recht verplicht worden van de veronderstelling uit te gaan, dat onze koningin (en de andere protestanten van Nederland) te kwader trouw zijn. Ik meen, dat de Bijbel, en trouwens de elementaire wetten van de menselijkheid, van ons vragen, dat wij steeds van de veronderstelling uitgaan, dat een medemens te goeder trouw is, en dat men pas kwade trouw mag aannemen, wanneer die bewezen is. En het lijkt mij zelfs nog pijnlijker voor onze koningin, wanneer in Nederland en in de overzeese gebiedsdelen elke afzonderlijke priester geroepen wordt om openlijk, door het gebed van de hoogmis, uit te spreken, of hij onze landsvorstin ondanks de veronderstelling van kwade trouw, waarvan het r.k. kerkelijke recht hem verplicht uit te gaan, misschien toch te goeder trouw acht, ja of neen.

Wij hopen dat. llt contrareformatorisch anachronisme spoedig zal worden afgeschaft en zenden tot dat doel dit nummer met een begeleidend schrijven naar kardinaal Alfriiik en alle Nederlandse bisschoppen.

Een gebed, waarin men door weglating van de naam de kerkrechtelijke ver onderstelling uitdrukt, dat onze koningin te kwader trouw zou zijn, kan men beter achterwege laten. Want het is een belediging voor onze koningin.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1963

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

Onze Koningin te kwader trouw?

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1963

In de Rechte Straat | 32 Pagina's