IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

De gebedsgenezing

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De gebedsgenezing

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

De vragen rond de gebedsgenezing zijn van groot belang in het gesprek Reformatie-Rome. Telkens weer haalt Rome de „wonderen" van Lourdes en Fatima naar voren als argumenten voor de juistheid van haar leer, vooral betreffende de Mariaverering.

In de J.R.S. van 1958, nr. 5 (destijds nog gestencild) schreef br. Kuin: „Een priester verzekerde mij onlangs, dat de feiten van Lourdes een van de krachtigste steunpunten zijn voor zijn geloof als rooms-katholiek".

Wij hopen in een van de volgende nummers terug te komen op de vragen rond Lourdes.

Deze vragen rond Lourdes zijn echter niet helemaal los te maken van de gedachten, die er in onze tijd binnen het protestantisme leven, over de gebedsgenezing. Het leek mij dienstig om daarvoor in dit artikel wat meer te zeggen.

Ons blad wil in dergelijke kwesties zich zoveel mogelijk van stellingname onthouden. Men leze dit artikel dan ook vanuit deze vraag: Welk antwoord moeten wij Rome geven op de reklame met Lourdes en Fatima?

Rond de gebedsgenezing is reeds een uitgebreide lektuur ontstaan. Ik wil slechts wijzen op de volgende boeken: Duidelijk pro: „Osborn en de Bijbel", H. J.

Zweers; fel contra: „Gebedsgenezing en masse" door Dr. F. A. Nolle; gematigd:

„De boodschap der genezing" door prof. Dr. J. L. Koole.

Bij een eventuele bespreking van dit onderwerp op vergaderingen van verenigingen kunnen dan de gedachten, die ik hieronder ontvouw, wellicht dienst doen naast de bestudering van de voornoemde boeken.

Bidden is geen siag in de lucht.

Wij moeten eerlijk erkennen, dat wij, kerkmensen van de reformatie, in het verleden de kracht van het gebed onderschat hebben. O, niet in theorie. Wij wisten wel en geloofden dat ook, dat bij God alle dingen mogelijk zijn.

Alle dingen mogelijk.... Ja, maar dat was het hem juist. Wij bleven dikwijls staan bij de erkenning van de mogelijkheid an sich, de pure mogelijkheid. En wij waren er te weinig van doordrongen dat God in het gebed een ladder heeft gegeven van de mogelijkheid naar de werkelijkheid.

Dat is lastig voor ons westerse verstand. We zitten dan meteen klaar met ons „probleem" van de onveranderlijke God. Hoe kan Hij zich laten verbidden?

En als je de Bijbel onbevangen leest, dan lijkt het soms of God zijn raadsbesluiten verandert vanwege gelovige gebeden.

Wij hebben dan onze prachtige scholastieke oplossing voor dit probleem gevonden. We zeggen: God heeft reeds van eeuwigheid dit bidden van ons voorzien en het in de uitvoering van zijn raadsbesluiten opgenomen.

En toch bevredigt mij zulk een oplossing niet. In elk geval is daarmee volgens mij helemaal niet de diepte van het Bijbelse bidden overbrugd. Met dit antwoord hebben we heus niet de legpuzzel aan elkaar gekregen.

De fout in dit soort antwoorden is, naar ik meen, dat het geen religieus en Bijbels antwoord is, maar een antwoord van ons westerse mensen, die ons verstand hebben laten vormen door allerlei heidense wijsgeren.

Laten we toch ootmoedig erkennen, dat het heil uit de Joden is. Israël is het door God uitverkoren volk en niet Rome of Nederland. God heeft Zich willen openbaren vanuit het denken van de Joden, een volk dat Hij eeuwen lang zelf heeft opgevoed, een volk dat ook in zijn afdwaling nog de trekken van de theokratie vertoont, waartegen het zich afzet.

„Indien nu enkele van de takken weggebroken zijn en gij als wilde loot daartussen geënt zijt en aan de saprijke wortel van de olijf deel hebt gekregen, beroem u dan niet tegen de takken" (Rom. 11:17).

Wanneer wij ons westerse denken willen kruisigen en ootmoedig luisteren naar de Bijbel, dan zullen wij daaruit leren, dat het gebed een verwachten is, een worsteling met God, met de levende God. Dan zien we dat het gebed zelf veel vermag. „Maar hij moet bidden in geloof, in geen enkel opzicht twijfelende, want wie twijfelt, gelijkt op een golf der zee, die door de wi nd aangedreven en opgejaagd wordt. Want zulk een mens moet niet menen, dat hij iets van de Here zal ontvangen, innerlijk verdeeld als hij is" (Jac. 1:6-7).

Waren wij dikwijls niet innerlijk verdeeld? Verwachtten wij wel echt de verhoring van ons gebed? Was ons bidden voor de genezing van een zieke in de kerk niet meer uit plicht? Was er dat Bijbelse aandringen en aanhouden, zoals Jezus ons dat predikte in de gelijkenissen?

Ik heb de indruk, dat de kracht aan ons gebed ontnomen werd door allerlei onbewuste remmingen van ons westerse heidense denken. Zo in de trant van: Och, het heeft zo moeten zijn. En het staat nu toch al onveranderlijk bij God vast, wat er gebeuren zal en wat niet.

Nog eens, God heeft Zich niet aan ons willen openbaren via de juridische geest van een Romein of via het nuchtere commerciële denken van een Nederlander, maar via de geest van het volk Israël. Di t heeft konsekwenties niet alleen voor de inhoud, maar ook voor de vorm van ons denken. Wij moeten onze hoogmoedige westerse en onze harde Nederlandse koppen buigen voor de beschikking Gods, dat op allerlei wijze het heil uit de Joden is. Dat is niet prettig voor ons, zelfvoldane Hollanders.

Bidden is geen draai aan de knop.

Nu dreigt men in onze tijd in bepaal de kringen over te slaan naar een andere uiterste.

Er zijn er die het gebed als een soort automaat beschouwen of als een elektrisch apparaat. De stroom is dan de almacht Gods, zijn belofte de machine, het geloof is de schakelaar en het gebed is de draai aan de knop, waardoor het hele zaakje vanzelf begint te lopen en produceert.

En als je sommige genezingsdiensten meemaakt, dan lijkt dat wel eens op de kontrole van de gebedsmachine: De belofte wordt nog eens goed opgepoetst, het geloof nog eens bijgevijld, en dan: klaar, over! hoor je bijna de voorganger roepen.

Laten we toch nooit vergeten, dat elk gebed in wezen een ontmoeting is van een zondig en begenadigd mens met de heilige en barmhartige God. In het gebed sta je voor Iemand, voor Hem, de levende God. Al het andere, ook je eigen nood al is die nog zo groot, komt dan op de tweede plaats.

Daarom is het gebed steeds een levende daad, nooit een automatische werking. Het is nooit een inschakelen van het gas van de belofte en een drukken op de starter van het geloof.

Het gebed is altijd een zien naar God, een zien naar zijn heerlijkheid en er door geboeid worden, en een zien naar zijn wil in de bereidheid tot volstrekte gehoorzaamheid.

In het bidden breng je je nood voor de Vader, maar tegelijk kijk je naar Hem: Wat wil Hij? Deze vraag naar zijn wil laat men dan echter telkens weer voeden vanuit Gods Woord, waarin Hij de lijnen van zijn wil heeft neergelegd.

Dit heen en weer tussen het Woord en de Vader die men in het geloof aanschouwt, tussen Jezus Christus en de aard en omvang van zijn verlossing, dat is de worsteling van het gebed. Zo grijpt het gebed je geheel en al aan. Zo is het een diep-ingrijpend proces. Zo geef je je over aan Gods Heilige Geest, die over je blaast, die het vuur van het gebed doet opvlammen, heilig voor de Here.

Dit bidden verzadigt een mens. Men voleindigt het in diepe vrede. Dat is het gebed, waardoor wij "opwassen tot zaligheid, indien gij geproefd hebt, dat de Here goedertieren is" (1 Petr. 2:2-3). De goedertierenheid Gods moet voor ons geen dor leerstuk zijn, maar wij kunnen en mogen die goedertierenheid proeven, ervaren in de gemeenschap met Hem.

Wonderen zijn geen reklame-artikelen.

Het is goed, dat wij af en toe horen van wonderbare gebedsgenezingen. Zulke getuigenissen kunnen ons geloof versterken.

Mits deze getuigenissen in ootmoed worden gebracht. Wanneer er een waarachtig wonder plaats heeft gehad, dan heeft God daarbij boven de gewone lijn van zijn handelen uit gegrepen. Dan was God op heel bijzondere wijze met zulk een mens bezig.

Op bijzondere wijze. Want in elke genezing is God aanwezig. Hij richt het mes van de chirurg. Van Hem is de geneeskracht van de kruiden. Hij legde het wonder van de penicilline in zijn schepping.

Maar dan toch op bijzondere wijze. Laat dan iemand die getuigenis geeft van een wonderbare genezing, dat toch bedenken. Je kunt zulke dingen bijna alleen fluisterend vertellen of wel vanuit een profetische bezieling door de H. Geest.

Zoals Mozes zijn loflied aanhief na de wonderbare leiding door de Rode Zee.

En als ik dan soms getuigenissen hoor of lees aan de lopende band, dan lijkt het soms meer op een profanatie dan op een loven en prijzen van de almachtige goedertieren God, die op buitengewone wijze in een ziek mensenleven verscheen.

God onder de mikroskoop.

En bepaald schokkend wordt het als men dergelijke wonderen gaat publiceren om mensen naar een bepaalde kerk of kring te lokken.

Jarenlang was het bijna alleen Rome, die dergelijke propaganda met wonderen voerde. Maar in de laatste decennia zijn er meerdere protestantse predikers van gebedsgenezing opgestaan. U hebt hun namen misschien wel eens gehoord:

Her mann Zais, Osborn, Hicks, Branham enzovoort .

Nu geloof ik, dat deze mensen ondanks de excessen, waar in zij soms vervielen, toch van God een roeping hadden om aan de ingezonken kerkmensen weer de kracht van het gelovig gebed te tonen. God is vrijmachtig. Wij mogen Hem niet voorschrijven, dat een opwekking beslist moet komen langs dominees, die netjes volgens allerlei bepalingen van een kerkorde bevestigd zijn in hun ambt. God kan iemand ook met een kromme stok in een rechte st raat drijven.

En toch meen ik, dat het optreden van deze evangelisten van voorbijgaande aard moet zijn. De gave der gezondmaking moet in de gemeente uitgeoefend worden. Ik geloof dat Jacobus hierin al te duidelijke taal spreekt. „Is er iemand bij u ziek? Laat hij dan de oudst en der gemeente tot zich roepen" (Jac. 5:14).

Maar.... tot nog toe kwamen de oudsten der gemeente niet, althans niet in die zin waarin Jacobus het bedoelde in de daar op volgende verzen. De oudsten hadden ook niet de gave der gezondmaking, waarover Paulus spreekt o.a. in 1 Cor. 12:9. Waarom? Eenvoudig omdat men niet geloofde, dat die gaven ook nog voor onze tijd bestemd waren.

Tegenwoordig begint men echter te erkennen, dat Paulus geen tijdgrenzen trekt, wanneer hij de gemeente opwekt om naar de gaven des Geestes te streven. „Maar aan een ieder wordt de openbaring van de Geest gegeven tot welzijn van allen.

Want de een wordt door de Geest gegeven met wijsheid te spreken, en de ander met kennis te spreken krachtens dezelfde Geest; de een geloof door dezelfde Geest en de ander gaven van genezingen door die ene Geest...." (1 Cor. 12:7-9). Wie had in onze gemeenten nog deze gave der genezing? En als hij het had, dan liep hij wellicht kans om juist daar om niet als oudste verkozen te worden.

Het is waar: in de Bijbel wordt niet aan iedere gelovige, zelfs niet aan iedere oudste, de gave van de gezondmaki ng beloofd. Maar geeft 1 Cor. 12 en 14 toch niet de indruk, dat deze gave wel aan elke gemeente beloofd wordt, zodat althans iemand van elke gemeente deze gave zou moeten bezitten? Al wil dat natuurlijk ook weer niet zeggen, dat met zulk een gave alle ziekten van de gemeenteleden genezen zullen worden. Dat is absurd. - Maar nog eens: hebben wij in het verleden toch niet te gering gedacht over Gods beloften? We moeten dit toch eens ernstig onderzoeken, want de eer Gods is er mee gemoeid.

Al deze gaven zijn volgens Paulus een „openbaring van de Geest " Ook de gaven van de gezondmaking. Wanneer iemand op het gelovig gebed genezen wordt, dan openbaart op dat moment de Heilige Geest Zich. Dat is om stil van te worden, om te aanbidden, om op de knieën te vallen voor deze Geest van God, die Zich daar daadwerkelijk openbaart.

Daarom is het wel bijzonder pijnlijk wanneer men sommige groepjes ophef hoort maken over wonderen die bij hen zouden zijn gebeurd. Met de soms maar half verhulde dringende nodiging: Kom toch bij ons, want daar zie je pas wat.

En dan gaat men elkaar soms overbieden: Maar bij ons was het iemand die van echte kanker genas, enzovoort.

En Rome heeft dan nog de meest indrukwekkende propaganda. In Lourdes heeft men een bureau, waar ook niet-rooms-katholieke artsen toegelaten worden. Alle „wonderen" worden door dit bureau grondig gekontroleerd. Ik meen dat er in de honderd jaar, dat Lourdes „ draait", 54 genezingen de eretitel van „wonder" hebben gekregen, omdat de medische wereld er geen oplossing voor kon vinden.

En met deze „wonderen" die medisch streng gekeurd zijn, geurt Rome dan tegenover de gebedsgenezingen in de protestantse wereld. Alsof God te vinden zou zijn onder de mikroskoop. Alsof het laboratoriumonderzoek zou moeten beslissen over de vraag, of wij aan Jezus genoeg hebben of dat we ook nog Maria moeten aanroepen.

Deze laboratorium-God van Lourdes is een typisch produkt van het westerse denken. Het doet mij denken aan de verzuchting van een oosterse wijze: De mensen van het avondland voeden hun hersenen, maar laten hun zielen omkomen van honger.

Hoe ver staat dit af van de Bijbel, die ons in de genezing leert zien een openbaring van Gods Geest en niet een bewijs voor de gerechtvaardigde aanspraken van een of andere kerk of groep.

Het wonder: openbaring van de Heilige Geest.

Wanneer er gesproken wordt over de gave van gezondmaking, dan moeten wij dat dus allereerst zien als een openbaring van de aanwezigheid van de Heilige Geest.

Het is deze uitstraling van de heerlijkheid Gods in het wonder, die een mens pas tot bekering kan brengen, langs de weg van het Woord. Het wonder als „bewijs" richt zich alleen tot het verstand. Het hart van de mens kan er zich tegen verharden, zoals dat gebeurd is bij vele farizeeën in de dagen van de omwandeling van Jezus op aarde.

Het verband tussen wonder, heerlijkheid Gods en geloof zien we duidelijk bij het eerste wonder van Jezus, n.l. de verandering van water in wijn te Kana. „Dit heeft Jezus gedaan als begin van zijn tekenen te Kana in Galilea en Hij heeft zijn heerlijkheid geopenbaard, en zijn discipelen geloofden in Hem" (Joh. 2:ll).

Het wonder als teken.

Het wonder kan voor een mens de openbaring van de H. Geest worden, maar het kan ook voorbereidend werken tot het geloof. Dan is het wonder een teken, dat heenwijst naar iets anders, naar de heerlijkheid Gods. In deze zin wordt het wonder dikwijls gezien in de Bijbel.

Daarom geloof ik, dat God vooral in de zendingsvelden mensen zal uitrusten met de gave van de gezondmaking. Vooral daar zal God de prediking vergezellen met wonderen. „Zij verkeerden daar dan geruime tijd, vrijmoedig sprekende in vertrouwen op de Here, die getuigenis gaf aan het woord zijner genade en tekenen en wonderen door hun handen deed geschieden" ( Hand. 14:3).

Berusten of aanvaarden?

Moet men in een ziekte berusten?

Dr. Abraham Kuyper zegt in „ De Gemene Gratie", deel II, zeer beslist: neen!

Hij behandelt deze kwestie zeer breed. Hij laat zien dat de dood van nature een vijand van ons is en blijft: „De laatste vijand die onttroond wordt, is de dood" (l Cor. 15:26).

Vervolgens wordt in de Bijbel de ziekte gezien als veroorzaakt door de duivel; en als een gevolg van de vloek Gods in het paradijs. „En Hij ging aan het hoofdeinde staan en bestrafte de koorts en deze verliet haar" (Luc. 4:39)

„Let nu eens goed op wat Jezus deed. Hij zei niet: Daar is niets aan te doen. Hij maande haar niet aan, om lijdelijk onder die koorts te berusten, Hij riep geen genade voor haar in, om van die koorts verlost te worden. Neen, Jezus treedt rechtstreeks tegen die koorts zelve op, als tegen een kwaad dat niet met rust mag worden gelaten, en hij doet dit door de koorts te bestraffen. Nu sluit „be straffen" in, dat hetgeen ge bestraft, schuldig is. Bestraft Jezus nu die vrouw?

Zegt Hij: Dat komt nu van uw zonde? Neen, Jezus bestraft niet de kranke vrouw, maar de koorts, die haar bevangen houdt. Het kwaad zit niet bij Petrus' schoonmoeder, maar bij de krankheid, die haar overviel. Die koorts is hier de boze macht. Die koorts is de schuldige. En tegen die koorts richt Jezus zich. Haar bestraft Jezus" (a.w. pag. 472).

„ Aan het leed toegeven, er in berusten, er niet tegen strijden, maar er stil onder zitten, is zonde, is een vijand Gods in de hand werken, en zich een bondgenoot maken van een macht, die God als een vijand tegenover zich stelt en bejegent. Op dat stellige woord der Schrift: „De dood is de laatste vijand", kan daarom niet genoeg de aandacht worden gevestigd", pag. 482.

„Alle misverstand omtrent de bestrijding van het lijden dat ons overkomt, blijkt alzo daarin zijn oorsprong te hebben, dat men geen oog had voor het onheilige dat aan alle ons overkomend kwaad, niet soms en toevallig, maar altoos en noodzakelijk kleeft. Omdat het lijden zo dikwijls een middel tot heiliging van ons innerlijk leven is, en zo vaak de verloren zoon weer prikkelt om tot zijn vader te gaan, is men in het lijden zelfs ten dele iets uitnemends gaan zien, iets kostelijks, iets waaraan bijna een heilig karakt er moest worden toegekend. Zo keerde men de werkelijkheid in haar tegendeel om. Lijden werd iets dat men niet zou te schuwen en te verafschuwen hebben, maar iets dat bijna begeerlijk scheen en aantrok....

Van de lach der vreugde kreeg men bijna een afkeer, de traan scheen innerlijk schoon....

Zover ging dit zelfs, dat men het lijden op aarde nog niet ontzettend genoeg vond, en door opzettelijke zelfkastijding zijn deel des lijden vergroten ging. Zo zag men in de heidenwereld....

En evenzo is het onder christenen gezien, dat mensen zich geselden, zich in kuilen lieten metselen, of op een zuiltop klommen, om toch maar hun deel van lijden zo groot mogelijk te maken. Niet verstaande dat Jezus de vloek gedragen heeft, ging men het lijden van Golgotha schoon vinden, zonder in te zien hoe in die lijn van gedachte het Kruis voor Jezus geen schande, maar een ere en een voorrecht ware geweest. Alles natuurlijk lijnrecht tegen de Heilige Schrift in"

a.w. pag. 483 - 484.

Oproep tot een heilige strijd.

Wij moeten dus met alle middelen de dood en de ziekte bestrijden. Deze middelen, die God ons daarbij aanbiedt, zijn de geheime krachten die Hijzelf in zijn schepping heeft neergelegd, de medicijnen. Het lijkt mij daarom een prachtig beroep om arts te zijn. Dan strijd je met Christus mee tegen de resten van het leger van Satan.

Maar het is een heilige strijd. Hij moet gevoerd worden onder Jezus Christus, als onze overste leidsman. Wij moeten steeds met deze veldheer verbonden blijven door het gebed. Wij moeten Hem vragen, dat Hij de medicijnen en de hand van de chirurg zegenen zal. We moeten ook vol vertrouwen tot Hem gaan om een wonderbare genezing, als de krachten van de schepping of de kunde van de geneesheer niet meer toereikend zijn. Of als Jezus zijn heerlijkheid aan ons wil openbaren, door een plotseling ingrijpen, in een ziekte, die misschien langs medische weg ook wel verholpen kon worden, maar pas na veel tijd en kuren.

Een strijd met de volle inzet van onze hele persoonlijkheid. Want volgens ons, reformatorische christenen, is de ziekte geen straf meer voor hen die van Christus zijn. Want dan heeft Hij alle straf voor hen gedragen. — Rome ziet n.1. is de ziekte en in de dood ook een uitboeting van onze zondestraffen. Wij echter menen dat Jezus alles volbracht heeft en alles van onze heeft uitgeboet. Hij deed geen half werk.

Een strijd tot ere van Jezus Christus. Want iedere keer als iemand van die aan Hem behoren ,genezen wordt, openbaart zich daarin zijn overwinning op de dood en de duivel, breekt een straal van de paasgloed door op deze aarde en in onze tijd.

Wanneer wij ziek worden, dan moeten wij dat zien als een inschakeling in de grote strijd tussen Licht en duisternis. Ja, we zijn altijd ingeschakeld in die strijd. Maar in de ziekte weer anders dan anders. En dan moeten wij die strijd aanvaarden. Niet lusteloos de kogels van de vijand rond je horen fluiten, maar dekking zoeken en de aanval beramen.

Het kan ook zijn dat Jezus toelaat dat wij in die strijd sneuvelen zullen om dan tot eeuwige heerlijkheid bevorderd te worden. Ook in een geduldig gedragen ziekte en in een lichtend sterven breekt de heerlijkheid van Jezus Christus door. We moeten sterven met de wapenen in de hand, verwachtende onze God en Zaligmaker, Jezus Christus, biddende om de komst van zijn Koninkrijk. „Want met reikhalzend verlangen wacht de schepping op het openbaar worden der zonen Gods" (Rom. 9:19).

NASCHRIFT — Bovenst aand artikel liet ik lezen aan een gereformeerd predi kant. Hij schreef over de beschouwing van Kuyper: „Ik geloof dat de stelling over de duivel als oorzaak van de ziekte te eenzijdig is uitgedrukt. De Here, zo staat er in Deut. 28:60,61, brengt op hen de plagen en de ziekten van de Egyptenaren als zij niet luisteren naar de Here. Ik zou het zo willen zeggen:

Het is veel ingewikkelder dan dat het alleen van de duivel is. Het is een gevolg van de desorganisatie van het gehele kosmische leven ten gevolge van de zonden, waarom de gehele schepping ook roept om verlossing. Wij moeten niet neer gaan zitten bij ziekten en bij rampen. Maar we mogen ook niet denken, dat de volle verlossing reeds in ons leven verwerkelijkt kan worden. Dan komen we gemakkelijk tot onderschatting van de steeds aanwezige macht van de zonde. Dan gaan we zo gauw denken, dat we vol maakt zijn en dat God behagen in ons heeft om ons zelf, en niet uit genade en om Christus' wil. De volle verlossing zal pas plaats hebben aan het einde der tijden. Tot dan toe zucht heel de schepping als in barensnood, verwachtende de openbaring van de heerlijkheid van het zoonschap Gods".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 1961

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

De gebedsgenezing

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 1961

In de Rechte Straat | 32 Pagina's