Kijk alleen naar Jezus!

Daar trekken ze aan ons oog voorbij: Abel, Henoch, Noach, Abraham, Mozes en anderen. Figuren die wij liefhebben. Want het zijn onze broeders in het geloof. Je bewondert het werk van Gods genade in hun harten. Wat een geloof bezaten die mensen. De brief aan de Hebreeën tekent dat geloof telkens als een zien van de Onzienlijke, als een grijpen naar de dingen die ze nog niet konden aanschouwen. “In dat geloof zijn deze allen gestorven, zonder de beloften verkregen te hebben; slechts uit de verte hebben zij die gezien en begroet, en zij hebben beleden, dat zij vreemdelingen en bijwoners waren op aarde. Want wie zulke dingen zeggen, geven te kennen, dat zij een vaderland zoeken."

Als u zelf een gelovig mens bent, dan voelt u, dat ook in uw eigen geloof zulk een kracht schuilgaat. Maar dan zult u ook wel moeten erkennen, dat u op dit moment zulk een spankracht in uw geloof niet hebt. En toch zoudt u graag iets van die gloed van deze mensen ook in uw eigen ziel willen hebben. Dat strakke voor je uitzien, puur in het geloof. Dat rustige doorwerken, ook al zie je nog niet de verhoring van je gebeden.

En hoe kun je zulk een geloof krijgen? Door deze mensen te gaan vereren en aanroepen?

“Neen," zegt de schrijver van de brief aan de Hebreeën, ‘Ziende op den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus,...." Hebr. 12:2. “Want aanmerkt Dezen...." (vers 3).

Naar deze komende Christus hebben ook de geloofsgetuigen van het Oude Testament uitgezien. Hij was de geheime kracht van hun geloof. Hij gaf de warmte aan hun belijdenis. Om Hem hebben zij “bespottingen en geselen geproefd, en ook banden en gevangenis; Zijn gestenigd geworden, in stukken gezaagd, verzocht, door het zwaard ter dood gebracht; hebben gewandeld in schaapsvellen en in geitenvellen; verlaten, verdrukt, kwalijk gehandeld zijnde; (Welker de wereld niet waardig was) hebben in woestijnen gedoold, en op bergen, en in spelonken, en in holen der aarde.” (Hebr. 11:36-38).

Wat zijn wij dan bevoorrecht, die de volle openbaring van de Christus der Schriften hebben:

“Want voorwaar zeg Ik u, dat vele profeten en rechtvaardigen hebben begeerd te zien de dingen, die gij ziet, en hebben ze niet gezien; en te horen de dingen, die gij hoort, en hebben ze niet gehoord” (Matt. 13:17).

Deze meditatie verscheen in het IRS-magazine (toen nog In de Rechte Straat genoemd) van 1 december 1961. Vanwege de beperkte ruimte hebben we alleen het eerste gedeelte van de tekst afgedrukt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen