IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

De evangelieverbreiding in de tijd van de eerste christengemeente.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De evangelieverbreiding in de tijd van de eerste christengemeente.

25 minuten leestijd Arcering uitzetten

Referaat, uitgesproken tijdens de jongerenconferentie in Sevenum d.d. 11 tot 14 oktober 1996 door dr. C.A. v.d. Sluijs

Ben ik in Nederland?

Onze westerse cultuur is zeer pluraal geworden, meervoudig. Dat heeft het maatschappelijke leven er niet eenvoudiger op gemaakt, vooral omdat onze samenleving bovendien multi-raciaal is geworden.


Korte levensschets Dr. C.A. v.d. Sluijs

Geboren te Oude-Tonge op Flakkee, d.d. 14 september 1942.

Theologiestudie aan de Rijksuniversiteit te Utrecht, alwaar in 1987 promotie volgde op een proefschrift over Spurgeon.

Nedelands Hervormd predikant te Rotterdam daarvor in Veenendaal en Peoderoijen.


In één van mijn oude wijken woont 80% allochtonen. Soms denk je: "Waar ben ik? Is dit een Nederlandse stad? Het lijkt wel of je in Turkije bent."

Toch is dit het milieu, waarbinnen onze gemeenten de opdracht van de Heere hebben te vervullen, om het Evangelie te verkondigen. Dit geldt uiteraard voor de hele Nederlandse samenleving. Iedereen komt voortdurend in aanraking met mensen die wij medelanders noemen.

Afgezien daarvan is ook de Nederlandse bevolking zo totaal anders dan wat wij als mensengelijk om vandaag de dag het Evangelie door te geven in een samenleving die zo meervoudig is samengesteld?" van de reformatorische kerken gewend zijn. De scheidslijn tussen ons als reformatorischen en de ontkerstenende wereld is zo groot, dat je je ook wat dat betreft vaak in een vreemd land voelt. In een vreemde wereld. Vaak denk je als christen en als gemeente: "Hoe is het nog mogelijk om vandaag de dag het Evangelie door te geven in een samenleving die zo meervoudig is samengesteld?"

Minderheidsgroep

We zijn een minderheidsgroep geworden, zelfs een zeer kleine minderheid. Aangrijpend voor een land dat vroeger een christelijke natie was.

Nou is dat laatste wel wat geromantiseerd, maar toch was een eeuw, en zeker twee eeuwen geleden, ons Nederlandse volk een gekerstend volk, waar bijna iedereen gedoopt was. Dat is vandaag de dag wel zo onvoorstelbaar anders, dat je allang niet meer kan spreken van een christelijke natie. De ontkerstening is zo diepgaand, dat we een kleine restgroep zijn geworden. En hoe kom je dan door die barricade van de ontkerstening heen? Dat zijn indringende vragen voor het evangelisatiewerk.

Maar niet minder voor de prediking. Als je tenminste met de prediking midden in de tijd wil staan.

Terug bij af

Wat we nogal makkelijk vergeten, is dat de kerk bijna twintig eeuwen geleden in diezelfde situatie begonnen is. Wat we vandaag meemaken is eigenlijk niets nieuws, maar heel ouderwets. De christelijke gemeente is begonnen in een zeer meervoudig samengestelde samenleving, waarin de kerk een volstrekte minderheid was. Al zijn er heel wat verschillen, toch zijn we eigenlijk terug bij af.

Laten we nu de begintijd van de eerste christengemeente eens wat beter bezien. De Romeinse machthebbers zeiden tegen de overwonnen volken dat de goden van Rome in feite dezelfde goden waren als hun oude goden. Ze hadden er alleen maar een andere naam aan gegeven. Dus eigenlijk een gelijke waardering van alle bestaande godsdiensten. "En", zeiden de Romeinse machthebbers die de wereld bepaalden, "al die goden, het maakt eigenlijk niet zoveel uit. Willen jullie je eigen goden handhaven? Oké, prima, geen probleem." Er kwam wel een extra god bij en dat was de Romeinse keizer. Aan de Ceasar werd goddelijke eer gegeven en hem was een goddelijke status aangemeten. Van de onderworpen volken werd verwacht dat ze zouden meedoen aan die keizerscultus. De meeste volken hadden daar ook niet veel moeite mee. Herken je dit vandaag? "Het maakt niet zoveel uit welke god je dient", zei zelfs pas onze oudpremier Lubbers, "alle godsdiensten hebben iets. En je moet ze op de gemeenschappelijke kaart zetten van het algemeen religieuze. Of het nou de christelijke godsdienst is, of de islam, dat maakt allemaal niet zoveel uit", zo zei de r.k. staatsman. Dat werd ook in de tijd van de eerste christenen al gezegd.

Nieuwe sekte

In deze samensmelting van godsdiensten kwam er binnen het Jodendom een nieuwe sekte op. Zo worden zij immers genoemd in Handelingen 24:5. Mensen die al gauw de bijnaam kregen of ook wel de scheldnaam van "christianoi". En het merkwaardige was van stonde aan dat deze christenen nergens in te passen waren. Dat lukte op geen enkele wijze. Eerst had de Romeinse overheid gedacht dat het alleen maar ging om een bijzondere groep binnen het Jodendom. Maar dat bleek al gauw een vergissing te zijn. Want deze "christianoi" claimden de wereld voor hun Leider, Christus, Die ze ook nog eens Kurios noemden. Dezelfde titel die de Romeinse keizer zich had aangemeten: Kurios, de Heere, met goddelijke status.

Hier komt voor het eerst heel scherp tegenover elkaar te staan het koninkrijk van deze wereld, in de persoon van de keizer, de kurios, en het koninkrijk der hemelen, het koninkrijk van God in de Persoon van de Kurios, de Heere Christus.

En die christianoi bleken zich niet te laten samensmelten met al die andere religieuze groepen, want hun Kurios was de enige Heere. Wat dat betreft waren ze eigenlijk in wezen net zo intolerant als de Joden. Maar omdat ze toch geen echte Joden bleken te zijn, vielen ze niet onder de uitzonderingsregel die door de Romeinen voor de Joden was gemaakt. Wat moest men met deze mensen? Eerst maar eens aanzien. Maar het bleek al gauw dat christenen mensen waren die een besliste en een beslissende keuze hadden gemaakt. Ze moesten niets hebben van de oorspronkelijke godenverering en ze wilden ook niets weten van de nieuwe New Age-achtige mysteriegodsdiensten van die tijd. Net als de Joden erkenden ze maar één God. Een christendom dat compromisloos was.

Doop was definitieve zaak

Bij hun doop zwoeren de nieuwe christenen dan ook alle andere goden af. Op dat moment deden ze twee dingen. Ze spraken hun geloof uit in de ene God, Die volgens hen de drie-enige God was, Vader, Zoon en Heilige Geest. En onmid dellijk daarna, bij de doopplechtigheid, spraken ze uit: "Ik zweer u, satan, af en alle dienst aan u en al uw werken." Positief, negatief.

Positief: wij wensen deze ene God te dienen met heel ons hart en heel ons leven. En negatief: alle satanswerken worden bij deze voor altijd afgezworen. De doop was tegelijkertijd een plechtige eed. Een eed om te dienen onder het vaandel van Kurios Jezus Christus.

Daaraan verbonden ze uiteraard zeer concrete consequenties:

- een christen bezocht de heidense tempel niet meer;

- nam niet deel aan de offermaaltijden;

- weigerde aan de keizer goddelijke eer te bewijzen.

Wat moest men met zulke mensen? Eerst maar eens aanzien. Maar op z'n minst was het een horzel voor het Romeinse keizerrijk.

Uitstraling

Na het sterven van de apostelen nemen gemeentelijke ambtsdragers, voor een deel, hun taak over. Alleen een speciale klasse van opgeleide evangelisten en van speciale zendelingen bestond eenvoudig niet.

Er waren geen vrijgestelde, opgeleide evangelisten. Grondregel was in het begin: "Indien gij met uw mond zult belijden de Heere Jezus en met uw hart geloven dat God Hem uit de doden opgewekt heeft, zo zult gij zalig worden."

Er was heel sterk sprake van een gemeenschappelijke spiritualiteit, een gemeenschappelijk geestelijk leven.

Een gemeenschappelijk geestelijk "er zijn", met een sterke uitstraling naar buiten. Dat vooral. Die onmiddellijk benut werd om anderen op een originele wijze te overtuigen. Dat viel onmiddellijk op aan deze sekte, deze christianoi. Ze konden hun mond niet houden. Nee, want ze hadden een ander hart gekregen. Een nieuw hart. Maar dat begrepen de Romeinen destijds uiteraard niet. Ze waren dat niet zo gewend van de Joden. De gewone Joden lieten de mensen inhun omgeving met rust. Maar deze vreemde christenen hadden een heel merkwaardige zendingsijver. Daar waren ze vol van. Stuk voor stuk waren het eigenlijk allemaal evangelisten, allemaal zendelingen. Met een bepaalde schakering, een bepaalde variatie, met hun eigen gaven en capaciteiten, maar allemaal stuk voor stuk evangelisten.

Aan ieder die het maar horen wilde, vertelden ze van de grote blijdschap die ze in hun nieuwe geloof in de Kurios Christus hadden gevonden. Dit doet heel sterk denken aan het Openbaringsgegeven van de ruiter op het witte paard. Met zijn zegevierende voortgang. Dat ziet u heel sterk in die eerste tijd. En Johannes, de schrijver van Openbaring, was deelgenoot in de verdrukking en die was gedurende de eerste drie eeuwen zeer bitter en zeer wreed. Eigenlijk was dat onmiddellijk het gevolg van het ontstaan van deze nieuwe sekte.

De verachten

Aanvankelijk was het christendom de godsdienst geweest van een kleine en een verachte groep. Over wier vreemde doen en laten de meest ongegronde en belachelijke verhalen onder het volk de ronde deden. Ze werden verdacht gemaakt. Ook onder invloed van de bestaande mysteriegodsdiensten waarbij heel vreemde dingen gebeurden. Plaatsen waar occulte zaken plaatsvonden, gebeurden, waren er destijds volop in de mysteriegodsdiensten. Verhalen die thans rondgefluisterd worden over de satanskerk, waar rare dingen gebeuren, bloed gedronken, dat soort dingen werd ook verteld over de eerste christenen: "Daar gebeuren heel geheimzinnige dingen; daar worden waarschijnlijk kinderen geofferd; daar wordt ook bloed gedronken." Men had iets begrepen van de eerste avondmaalsviering: "Doet dat tot Mijn gedachtenis; dit is Mijn bloed, drinkt allen daaruit"….

Nou, in die klasse werden eigenlijk de eerste christenen geplaatst. Een soort mysteriegods-dienst. Ze kwamen uit de Joden voort, maar ze waren toch heel anders dan de Joden.

Uitgeworpenen

In de tweede eeuw betekende het christendom vooral: een uitgeworpene te zijn. Tenminste, een verachte en een gewantrouwde vreemde. Als je christen was, dan maakte je er destijds geen goede sier mee. Een christen was een verachtelijk mens in de ogen van de omstanders. De naam 'christenhond' was nog niet uitgevonden, maar was zeker van toepassing op de scheldnamen die destijds gebruikt werden.

Even terugkoppelen: zijn wij misschien te gerespecteerd in ons land? Wij zijn van die aardige, fatsoenlijke, keurige mensen. Je kunt er niet zoveel mee. Ze lopen achter, maar je kunt toch wel respect hebben voor hun overtuiging. Een gerespecteerd volksdeel… dan zijn ze gauw een beetje benoemd.. Maar misschien dat je op de plaats waar je werkt of op school een stuk verachting gaat ondervinden?

"..Pfff, christen.." Merk je weleens iets van die verachting? Gefeliciteerd! Dan heb je onmiddellijk aansluiting bij de eerste kerk, bij de eerste christenen.

Maar, dan komt er een andere dimensie bij, langzamerhand begon dat toch ook wat te veranderen. In een wereld van zelfzucht viel vooral de onderlinge liefde van christenen op. Wat hadden die mensen elkaar lief. Ze hadden alles voor elkaar over. En dan nog een keer: hun strenge zedelijkheid boezemde de weldenkende mens respect in. In de Romeinse oudheid destijds was de beschaving ook zeer in ere. De klassieke oudheid, denk aan de filosofen destijds, Seneca, om er maar één te noemen, of de Griekse filosofen en wijsgeren. Mensen die geloofden in een algemene godheid en zeer hoogstaand beschaafd leefden.

Die christenen hadden iets dergelijks. Je houdt het niet voor mogelijk, maar een heel gewone boer of een huismoeder had iets wat de elite van de heidense beschaving destijds ook had. Iets hoogstaands, iets beschaafds, bijna iets elitairs.

Iets wat sterke indruk maakte. Zo'n wellevendheid, zo'n beschaving, vooral zo'n innerlijke beschaving. Merkwaardige mensen, die christenen. En dan vooral later hun martelaarsmoed tijdens de zware vervolgingen maakte indruk op bijna ieder die er getuige van was.

Zelfbewustzijn

En zo oefende de kerk in de begintijd toch een grote aantrekkingskracht uit. Vooral in de derde eeuw.

De voortreffelijke kerkelijke organisatie en tuchtpraktijk konden dit alleen maar bevorderen. Elke gelovige wist zich in zijn omgeving een getuige van Christus. Maar men werkte nog steeds niet volgens een bepaald plan. En zo bleef de zendingsijver beperkt tot de steden, de grote centra van de wereldbevolking.

Nog lang bleef de kerk een zeer kleine groep temidden van heidense overmacht. Maar des te opvallender is het hoge zelfbewustzijn dat haar reeds in die tijd kenmerkt. Kleine groep, groot zelfbewustzijn, sterk innerlijk leven en een sterke uitstraling. Ik zei al, we zijn vandaag een klein beetje terug bij af. Als in het begin van het kerkzijn. Mag vandaag ook niet het getal, maar wel de gestalte en het gehalte van het christenzijn indruk maken?

Deze kleine groep had een uitstraling die de hele toenmalige beschaafde wereld aansprak. Waar men over sprak. Hebben we die uitstraling nog? Ik ben nu geneigd om heel erg pessimistisch te worden.

Ondertussen gaat in die derde eeuw de kerk zich heel sterk uitbreiden. Nogmaals, ik blijf dat benadrukken, geen resultaat van georganiseerde zending, maar het ging haast ongemerkt en niettegenstaande de grote activiteit die aanhangers van andere oosterse religies ontplooiden. Dus dat hoeft vandaag ook geen belemmering te zijn. Als er vandaag de dag een uitwaaiering is van allerlei oosterse religies, vaak occult belast, hoeft dat helemaal geen belemmering te zijn voor de uitstraling en de uitzaaiing van het christendom. Dat heeft destijds de groei van het kerk-zijn niet belemmerd, integendeel.

Leer en leven

De eerste christenen, en dat is eigenlijk wel hun doorslaggevende geheim, leefden zeer dicht bij God. Leer en leven was een eenheid. Men sprak van het derde geslacht: geen Jood, geen heiden, iets nieuws. En nogmaals, het waren eigenlijk allemaal lopende, wandelende, handelende Bijbels. Het Woord van God was vlees en bloed geworden in deze mensen. Of moet je zeggen, wat Luther ooit gezegd heeft van een christen: "Een christen is een tweede Christus". Dat kun je dogmatisch niet volhouden, maar u begrijpt het wel: "Het leven is mij Christus". Zoals Christus destijds onder de mensen was en ontzag wekte met Zijn woorden en met Zijn daden. "Wie is toch Deze?" Zo ook eigenlijk de eerste christenen. De één zowel als de ander. Gaan we al iets vermoeden van de innerlijke kracht die het eerste christendom destijds had? Een kleine groep, maar met een onevenredig grote uitstraling naar buiten. En er was geen barricade te sterk om die uitstraling te kunnen verhinderen. Ze meden prostitutie, toneel, circus en de soldatenstand. Misschien leren we de echtheid en de levende kracht van het oude christendom nog het best kennen door de wijze waarop de christenen het eigene van hun geloof bewezen, in de omgang met elkaar en met de heidenen. Zoals ze omgingen met elkaar, maar ook met buitenstaanders, was iets opvallends.

Omgaan met elkaar

Op de fronten tussen de verschillende kerken wordt nogal wat geruzied soms. En in dezelfde kerkgenootschappen en in dezelfde gemeenten wordt nogal wat geruzied. Breekt dat niet onze innerlijke kracht? Lijken we zo nog als kleine minderheid vandaag, op de kleine minderheid van destijds? Lieve vrienden, ik hoop dat u wèl zo gaat worden, maar zo is het vandaag nog niet. We zijn doorgaans een splintergroep als christenen in Nederland, die onderling versplinteren. En waar zo hard geslagen wordt dat de splinters er afvliegen. Als ik nu de vergelijking maak met toen dan zeg ik: "We zijn waard dat de Heere ons wegdoet, als zouteloos zout." Onderling waren de eerste christenen een eenheid. Maar dan viel ook hun houding naar buiten toe op, naar de heidenen. Een stuk liefde, bewogenheid, naar die anderen heel dichtbij, in de straat, misschien naast de deur. die de keizerscultus aanhingen.

Wie wonen er naast jullie? Links van jullie? Rechts tegenover? "Ja. dat zijn mensen die ner gens wat aan doen…" Ben je weieens bij ze geweest? Pieker je er weieens over? Lig je er weieens wakker van? "Heere God, hoe bereik ik die mensen?" Als de buurman gelijk met jou naar zijn werk gaat: "Goeiemorgen, mooi weer vandaag hè?" "Ja, schitterend joh!" "Wanneer ga je met vakantie?"… Is dat het enige?

Sterke bewogenheid

Dat was destijds niet zo. De eerste christenen kenden een sterke bewogenheid naar de kant van de heidenen. Met wie ze heel dicht in contact kwamen, iedere dag opnieuw, in hun woonomgeving, in hun werkomgeving. En ze lieten ze niet ongemoeid! En dat in een maatschappij waarop de schildering uit Romeinen 1 maar al te zeer van toepassing was. Hier onderscheidden de christenen zich door reinheid en eerlijkheid. Je kon op die mensen aan. Het seksueel verkeer buiten het huwelijk gold voor hen als volstrekt verboden. Zoals ook de veelvuldig voorkomende zonde van abortus, homoseksualiteit en het te vondeling leggen van kinderen.

Ze distantieerden zich van al deze praktijken, radicaal! Vandaag is dat vaak zo anders. Het moet kunnen….

Destijds wist men wat men aan de christenen had. In de handel en in de omgang met de heidenen hadden ze een afkeer van bedrog en leugen. Op zich een opvallend verschijnsel.

De eerste christenen waren wel zo integer, zo oprecht, zo eerlijk, ze zochten niet het voordeel van zichzelf, maar van de ander.

Als wij net zo'n kleine minderheid zijn geworden als destijds, hebben wij nog diezelfde werfkracht als koopmansvolkje of doen we net een der mee: zo mooi mogelijk, zo goed mogelijk, ons eigen voordeel.. Missen wij deze werfkracht omdat we niet meer de originele sterfkracht hebben van destijds: "Met Christus gestorven."

Gestorven en stervend aan de wereld leven. Door dat sterven heen het eeuwig Koninkrijk beërven. Dat was destijds de innerlijke kracht van die minderheid, de nieuwe sekte: christenen. Huwelijk en gezin waren bij de christenen in ere. Het gezin werd beschouwd als een godsdienstige éénheid. Het gezin was een kerkje in de kerk.

Afbraak van binnen

Het huwelijk, het gezin, was de plaats waar bij de eerste christenen God woonde. "Ziet hoe lief ze elkander hebben." Zijn wij als christenen niet erg verschraald en verschaald, innerlijk uitgehold. in feite wereldgeiijkvormig? Wordt er onder ons in de huwelijken soms niet net zo hard gevochten als buiten de kerk? Ja, zo kun je de innerlijke kracht niet hebben, die de eerste christenen destijds hadden. Het huwelijk, het gezin, was een geestelijke eenheid. Anderzijds was er vaak de storm als een lid van een gezin om zijn christelijk geloof met de ander in conflict kwam. En dat kon heel makkelijk, want de keizerscultus was heel sterk en het kon zijn dat je als christen toch te maken had met ouders, die nog geen christen waren. Het kon ook zijn datje als ouders een kind kreeg dat afgleed in de richting van de keizerscultus, wat vriendjes, vriendinnetjes kreeg eri afdwaalde in de richting van de afgodstempel. Dan gold heel sterk: "Wie vader of moeder, man of vrouw liefheeft boven Mij is Mijns niet waardig." Ook dan was men christen. Al kostte dat de eenheid van het gezin.

Maakt het nog uit met wie je bevriend bent? Hoeveel jongeren in de kerk dwalen af, doordat ze een juk aangaan met een ongelovige? "Ja dominee, maar dan probeer ik om haar in de kerk te krijgen, mee te nemen." "Zo, dan ben je in één keer een evangelist geworden zeg, voorheen wasje het nooit, nu in één keer wel."

Als je christen bent en je mond niet houden kunt van de Heere, hoe zou je dan door het leven kunnen gaan met een niet-christen?

Is het je trouwens genoeg als je iemand van de kerk trouwt? Of vraagje aan de Heere: "Heere, U weet dat ik zonder U niet kan leven: mag ik iemand ontmoeten die U vreest, met wie ik hetzelfde leven kan delen? En anders, Heere, liever niet." Dat is toch dat radicale, dat absolute van de eerste christenheid van destijds.

Compromissen

Gaan wij niet heel veel compromissen aan, waardoor onze innerlijke, geestelijke kracht in de verste verte niet meer lijkt op die van de eerste christenen?

De christen destijds onderscheidde zich door eenvoud en soberheid in zijn kleding. Soberheid in zijn eten en zijn huisraad. De weelde beschouwde men met argwaan en wat men over had, gaf men aan degene die te weinig had. En ik denk dat de toepassing voor zich spreekt; ik denk dat onze collecten vaak functioneren als aflaten.

Het was voor de eerste christenen moeilijk zich in het openbare leven te begeven. Want dit was bijna onlosmakelijk verbonden met de heidense religie. Bij staatsfeesten, maar ook bij familiesamenkomsten werden offers gebracht, die de christenen het meedoen onmogelijk maakten. Bij allerlei vormen van ontspanning, zoals gladiatoren-spelen, dierengevechten, worstelen, rennen, dansen, toneelspelen, speelden naast de afgoderij ook de wreedheid en de wellust zo'n rol, dat een oprecht christen er zich niet kon vertonen. Om diezelfde reden waren ook allerlei beroepen voor hun onaanvaardbaar. Bijvoorbeeld gladiator, toneelspeler, soldaat en alle vormen van staatsdienst, daar ze het meedoen met de offers noodzakelijk maakten. Ergens was ieder beroep verweven met de staatsgodsdienst. Vaak lag er een link direct of indirect naar de staatscultus, de keizerscultus. En de christen had een teer geweten. Hij diende zijn Kurios, zijn Heer. De militaire dienst was voor de christen verboden, niet alleen wegens zijn samenhang met bloedvergieten en oorlog, maar ook om zijn verband met de afgoderij. Een soldaat moest een eed afleggen, er waren militaire ceremonieën die ermee gepaard gingen, wat ook weer zag op de keizerscultus, en dat kon de christen niet doen.

In het openbaar

Daar stond tegenover dat, als een arme werken kon, de gemeente hem vaak aan werk hielp. Geloofsgenoten die van elders kwamen of op doorreis waren, konden rekenen op hartelijkheid en gastvrijheid en armen ontvingen een begrafenis van de christenen. Gevangenen werden bezocht en van eten voorzien en als dat mogelijk was vrijgekocht. Maar ook aan de heidenen bewezen de christenen barmhartigheid. Bij volksrampen waren ze door hun opoffering en hulpvaardigheid een lichtend voorbeeld temidden van het algemeen egoïsme. Geen wonder dat de onderlinge liefde van de christenen algemeen bekend was.

Als die vreemde christenen zich nu alleen maar zo in de privésfeer hadden opgesteld, zouden ze waarschijnlijk wel getolereerd zijn geworden. Al zouden de anderen hen wel vreemde vogels gevonden hebben. In ieder geval zouden de autoriteiten geen problemen van hen gemaakt hebben. Maar het christelijk geloof had wel degelijk zijn consequenties buiten de privésfeer. En het gevolg was op den duur dat de vervolgingen begonnen uit te breken. Dat kon niet meer uitblijven.

En met name in de derde eeuw komen dan de eerste zware vervolgingen en zelfs massaal. Wie het Romeinse burgerrecht had als christen en gevangen genomen werd, werd onthoofd. Meestal horen we dat christenen werden verbrand of in een circus voor de leeuwen geworpen. Toeschouwers werden vaak getroffen door de doodsverachting van de christenen. Ignatius zei, toen hij stierf als christen: "Brood Gods ben ik en door de tanden van de dieren word ik vermalen, opdat ik rein brood van Christus bevonden worde." Dat is wat….

Martelaarschap als evangelisatie

Waar het martelaarschap zo werd gezien, verbaast het niets dat elke vervolging de sprekendste propaganda voor de kerk was. En zo groeide met name in de derde eeuw de kerk tegen de verdrukking in. Dus eerst door het spontane getuigenis, het winnen voor Christus en dan komt de groei van de kerk in een stroomversnelling doordat nu mensen voor Christus gewonnen worden via het sterven met Christus. Het bloed der martelaren, het zaad van de kerk.

Merk je het geheim van de uitbreiding van het eerste christendom?

Het is bekend toen Polycarpus, de oude bisschop, op de brandstapel stond en men tegen hem zei: "Zweer dan Christus af en ik zal u loslaten," de oude Polycarpus zei: "86 jaar dien ik Hem en Hij heeft mij nooit onrecht gedaan. Hoe kan ik dan mijn Koning lasteren, Die mij gered heeft en Die altijd zo goed voor mij geweest is?"

Kerkvader Tertullianus zegt in die tijd: "Zo dikwijls gij ons afmaait, vermeerdert zich ons getal."

Wat een beeldspraak is dat. Als je in het voorjaar het gazon kort houdt, gaat het des te beter groeien. Zo werd het eerste christendom afgemaaid, kort gehouden, maar het ging des te sterker groeien. Daar heb je het geheim.

Samenvattingen

Ik vat nu samen wat we kunnen leren van de eerste christenen en de uitbreiding van het christendom.

1. De directe verbondenheid van leer en leven. Hun leer was hun leven. Tot op de letter.

2. De eenheid van leven en sterven. Het leven was hun Christus, het sterven winst. Het maakte niets uit.

3. Geplande evangelisatie was afwezig.

Voorbij is voorbij

Wat heeft ons dat vandaag te zeggen? Beleven wij dezelfde tijd als toen? Niet helemaal. Vandaag leven we in ons land en in Europa in een post-christelijk tijdperk. Een tijd nadat Europa gekerstend was. Dat wil zeggen, dat er iets is gekomen van 'voorbij is voorbij', wat Luther gezegd heeft. Ik vrees dat de voorgeslachten ook dermate Gods Geest hebben bedroefd dat Hij bijna is uitgeblust. Wij dienen rekening te houden met de reële mogelijkheid dat God de kandelaar gaat verplaatsen naar elders. Ik denk aan China, ik denk aan Vietnam, aan Afrika.

Maar dat is niet het enige. Tegelijkertijd, zolang het dag is, zullen we doen wat onze hand vindt om te doen. En dan zeg ik: "Tegelijkertijd is ons land geworden: zendingsterrein." De zonen en dochters van de verloren zoon weten soms nergens meer van. Als je in Rotterdam een Nederlands jongetje tegenkomt en je vraagt: "Heb je weieens van de Bijbel gehoord?" dan zegt hij: "Eh, wat bedoelt u? Bedoelt u een soort uitgave van Donald Duck of iets dergelijks?" Daar weet hij geen raad mee. "Heb je weieens gehoord van Jezus?" "Nee." Onvoorstelbaar, de onkunde. In die zin is er een gelaagdheid in de samenleving, die ik toch even wil uitzonderen van het post-christelijke tijdperk en dan zeg ik: "Ja, we zijn opnieuw een beetje zendingsland geworden." En dan de allochtonen. Je moest vroeger dagen reizen, maanden reizen om bij de heidenen te komen. En ze leven nu bij je in de straat en in de wijk. Wat een kansen, wat een kansen!

Maar nou vraag ik: "Waar is bjj ons de eenheid van leer en leven? Wat weten we van de Bijbel, wat weten we van Christus, gaat dat door jelend leven, dan zijn wij een verhindering voor die anderen. hart? Is dat je leven? Kunnen buitenstaanders zien dat je van de Heere bent, Zijn eigendom bent?" Zo niet, dan kan er geen getuigenis van je uitgaan. Sterker, dan ben je een verhindering voor anderen. Als de anderen alleen aan je zien, terwijl je voorbij fietst, uit school komt, dat je kennelijk behoort tot eh…. en ze merken verder van deze bevolkingsgroep niets aan spranke leven, dan zijn wij een verhindering voor die anderen.

Reformatie

Bij de reformatie zie je dat dezelfde ingrediënten van de begintijd weer doorbreken. Daar gaat het om de rechtvaardiging van de goddeloze, daar gaat het om de verzoening, daar gaat het om genade alleen, door het geloof alleen en dan krijg je ook de vervolgingen weer. En de geloofsgetuigen.

Lieve vrienden, misschien ben je dat niet zo gewend, deze regelrechte vraag: "Weten jullie, ieder voor zich, datje zonden vergeven zijn? Leef je het verzoende leven met God? Weet je hoe heerlijk dat is? Is Christus je leven?" Dat kan hoor, vandaag. En daar gaat het wel om, hoor. Alleen zo hen je een originele, sprankelende getuige, als destijds.

Ik had een overgrootvader op Flakkee, die burgemeester was van Herkingen en tegelijk boer. Nou was Herkingen maar een gehucht en dat burgemeesterschap stelde niet zoveel voor. Maar deze man was één stuk godsvrucht. Leefde dicht bij de Heere. Zijn leven was Christus. En als hij door het dorp liep, dan staakten de jongens hun spel als hij voorbijkwam, ze namen hun petje af, gingen aan de kant staan tot hij voorbij was. Nou, dat doe je vandaag niet meer. Maar als ik mijn catechisanten hoor, dan zeggen ze: "Die kerk dominee, pfff.. kerkmensen, je wordt er niet goed van." "Maar ", zeggen ze, "die meneer of die mevrouw, daar neem ik mijn petje voor af." Dat is precies hetzelfde.

Waar zijn vandaag en nu onder ons, de aangeraakten door God Zelf? Dus datje van binnenuit, met heel je hebben en houden, heel je doen een sprankelend getuige bent van Christus, een christen in de oorspronkelijke zin van het woord. Weetje, de Nederlander en de medelander moet van christenen en kerkmensen niet veel of niks hebben. Maar als je vandaag in je eigen omgeving een authentiek, oprecht getuige bent, met heel je "er zijn", dan dwingt dat vandaag nog respect af. Evenals destijds.

Ik kom nu mensen tegen, die huilend zeggen:

"Ik heb niks. En ik merk dat die mensen in uw gemeente zo rijk zijn. Wat is dat precies? Wat hebben die mensen?" Daar heb je hetzelfde als in die eerste christentijd.

God doet wonderen

En weet u dat God vandaag nog wonderen doet? In de stad mogen we daar getuige van zijn. Mensen uit de goot, die God in de kerk brengt. En dan zijn ze gelijk dubbel en dwars waarachtig bekeerd. Zonder enige franje. Evenals destijds. De wereld van vandaag wordt net als toen alleen overtuigd door het originele en authentieke echte. De tijd van napraten moet nou echt maar eens voorbij zijn. Jullie gaan vanmiddag evangeliseren. Hoe je dat gaat doen weet ik niet precies, maar ik hoop dat je ook mensen kunt spreken en dat je op een eenvoudige wijze zult kunnen zeggen, mogen zeggen, wie de Heere voor je is. Want ik vermoed dat folders en traktaatjes vaak functioneren als aflaten. De eerste christenheid kende geen traktaatjes en folders. Laat ons een levende brief van Christus zijn. Vandaag wordt de kerk bedreigd door een goddeloze cultuur buiten haar en door een innerlijk bederf van binnen.


De wereld van vandaag wordt net als toen alleen overtuigd door het originele en authentieke echte


Zonder eenheid van leer en leven. Zonder eenheid van leven en sterven als destijds, worden we door de wereld niet alleen verworpen, maar door God straks uitgeworpen. Laat je redden om anderen te redden, anders red je het niet. Nu en straks. Loop in de loopbaan. We hebben een wolk der getuigen rondom ons.

Afsluiting

U looft d'apostelschaar' o Heer';

profeten, martelaars vermelden daar Uw eer.

Door heel Uw kerk wordt steeds

hier beneden, daarboven,

In strijd en zegepraal Uw grote Naam beleden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1996

In de Rechte Straat | 36 Pagina's

De evangelieverbreiding in de tijd van de eerste christengemeente.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1996

In de Rechte Straat | 36 Pagina's