IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

IS HET OM NIET?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

IS HET OM NIET?

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wanneer de visie van Aalders op het boek Job juist is, dan is dit bijbelboek uitermate nuttig voor ons. „De lijdensweg van Job is een onderzoek, dat de mens door wil lichten, hem ontmaskeren, hem in de waarachtigheid brengen" (p. 256). Dat wordt reeds in de eerste verzen van het boek duidelijk.

„In de proloog van het Job-gedicht wordt melding gemaakt van een adat-El, een godenvergadering als in Psalm 82". „Onder die geesten bevindt zich ook de Satan. Uit het feit dat er wordt gesproken van de Satan, blijkt dat het hier niet gaat om een eigennaam, maar om een functionaris, en wel één die belast was met speciaal onderzoek, dus een rechter van instructie, een officier van justitie".

Als het geval Job ter sprake komt en hij geroemd wordt als „oprecht en vroom,

godvrezende en wijkende van het kwaad", stelt de Satan de vraag: „Is het om niet dat Job God vreest?".

„De Satan beticht Job dus van onzuivere bedoelingen. Op zijn uiterlijke gedrag valt inderdaad niets aan te merken, maar dat zegt nog niets van de gesteldheid zijns harten en van zijn innerlijke bedoelingen. Daarmee is een geding tussen God en de Satan begonnen. De inzet ervan is de vraag ofjob chinnam (waarachtig) is" (p. 175).

Zou het niet goed zijn, wanneer wij ons allen telkens weer laten doorlichten met die vraag: „Is het om niet dat ik God dien?".

Uiterlijk is er op ons wellicht niets of weinig aan te merken. Misschien zal men dat ook van ons zeggen dat we, althans uiterlijk, „oprecht en vroom, godvrezende en wijkende van het kwaad" zijn, maar wat zijn onze diepste motieven?

De dichter van het boek Job laat ons al iets van die diepere motieven van Job vermoeden, wanneer hij Job laat zeggen: „Och, of ik ware gelijk in de vorige maanden, gelijk in de dagen, toen God mij bewaarde!… toen ik mijn gangen wies in boter en de rots bij mij oliebeken uitgoot; toen ik uitging naar de poort door de stad, toen ik mijn stoel op de straat liet bereiden. De jongens zagen mij en verstaken zich, en de stokouden rezen op en stonden. De oversten hielden hun woorden in en legden de hand op hun mond. De stem der vorsten verstak zich en hun tong kleefde aan hun gehemelte" (29 : 1 - 10).

Is er bij ons misschien ook die verlustiging in het aanzien dat we genieten? Vinden ook wij het fijn dat men ons eerbiedig groet' Gaan we ervan uit dat al die bezittingen, dat kapitaal dat we geërfd of door inspanning zelf verworven hebben, ons terecht zulk een vooraanstaande plaats schenken? „Is het om niet…?".

En in het kerkelijke leven en in de kringen van de vroomheid? Snuiven we de geur op van de verering, omdat wij blijk geven van veel Bijbelkennis en vaak zulke rake en wijze woorden kunnen spreken en de sleutel kunnen geven voor moeilijke problemen? Vinden we het fijn, wanneer we bekend zijn als iemand die „het" wel durft, iemand die onverbiddelijk de waarheid zegt, iemand met een zelfstandig oordeel, die niet slaafs de mening van anderen volgt' „Is het om niet…?".

En herinnert u zich nog, toen u voor het eerst uw wijde toga aantrok, de kansel besteeg en de zegen uitsprak, mét uitgestrekte handen én met uw woord „u", in plaats van „ons", want dan mogen de gewone kerkleden, zelfs de ouderlingen ondanks hun grijze haren, niet; maar jij, piepjong kandidaatje, die zo juist bevestigd was overeenkomstig de vastgestelde ceremoniën en stipulatiën, mocht dat sindsdien wél. „Is het om niet…?".

„Is het om niet?". Het is van wezenlijk belang dat wij onszelf telkens die vraag stellen. Zeker, we weten en belijden terecht dat God ons om niet de vergeving der zonden en het eeuwige leven wil schenken, enkel langs de weg van het geloof in Christus. Dat is de geweldige herontdekking geweest van de Reformatie.

Maar dat „om niet" van God heft de noodzaak van ons om „om niet" God te dienen, niet op, maar versterkt de oproep daartoe slechts.

Steeds meer krijg ik de indruk dat de christenen van de Reformatie eenzijdig leven uit het destijds herontdekte „om niet" van Gods kant. De oproep tot het God dienen „om niet" van ónze kant, de oproep tot de levensheiliging, krijgt veel te weinig aandacht.

Ik heb dat ook bij mijzelf ervaren. In het klooster kon ik gewoonweg dromen van dat „om niet God dienen". Wat zou ik dat ideaal toch graag bereiken! Ik stelde mij zulk een leven voor: dat ik elke morgen bij het ontwaken direkt mijzelf geheel aan God zou geven, dat ik enkel blij zou zijn om Zijn blijdschap, mij zou verheugen in de zaligheid die God in Zichzelf heeft. Wanneer ik dan door het venster naar buiten zou kijken, dan zou ik elk weer begroeten als door God gezonden. Ik zou genieten van de morgendauw en de opgaande zon over een nevelig land, maar evenzeer de druilregen en de vochtige kou aanvaarden. Ik wilde zachtmoedig en nederig zijn, omdat mijn God dat zo wilde. Ik zou niets heerlijker vinden dan de wetenschap dat ik slechts dat wilde wat ook God wil.

Ik heb mijzelf echter stukgevochten aan die mooie droom. Daarom was het Evangelie van Gods goedgunstigheid over mij „om niet" zulk een bevrijdende ontdekking. Maar ik heb bemerkt dat ook ik te lang daaruit eenzijdig heb geleefd. En nu hoor ik steeds duidelijker de vraag van de Heere: „Is het om niet dat je Mij dient?". Nee, nu niet meer als een oproep tot een krampachtige inspanning om mijzelf door eigen oprechtheid uit te zuiveren, maar als een aanbod van Hem om mijzelf door Hem te laten doorlichten.

„Is het om niet'". Kunnen we tot dat zelfonderzoek komen énkel omdat de Bijbel, vooral het boek Job, ons daartoe oproept' Of moet de Heere ook ons op de mestvaalt van het lijden brengen? Moet de Heere het IJzeren Gordijn laten opschuiven naar de Atlantische Oceaan om ons de gelegenheid te geven onszelf te beproeven of het om niet is dat wij God dienen? Wanneer de storm van de vervolging over ons zou opsteken, wanneer alle kerken door een antichristelijk dictator gesloten worden en wij alleen nog maar met levensgevaar in de huizen kunnen samenkomen om naar Gods Woord te luisteren en de gemeenschap der heiligen te beoefenen, zal dan die stormwind niet duidelijk maken dat er veel kaf onder het koren was en dat er bij velen van een „om niet de Heere dienen" totaal geen sprake was? Is het niet beter om dat te voorkomen en om ons nu reeds te laten doorlichten door Gods Woord?

Het lijden heeft Job gelouterd. Dat kunt u duidelijk lezen in de antwoorden, die Job geeft, nadat de Heere tot hem gesproken heeft, o.a.: „Daarom verfoei ik mij en ik heb berouw in stof en as" (42 : 6). Zo wil de Heere ook ons louteren door Zijn Woord, en, als het nodig is, ook door het lijden dat Hij over ons beschikt

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 april 1980

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

IS HET OM NIET?

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 april 1980

In de Rechte Straat | 32 Pagina's