IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

AVENIDA 28 DE SETEMBRO

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

AVENIDA 28 DE SETEMBRO

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Avenida 28 de Setembro nummi … ja, hier moet ik toch zijn"

26 december 1947. Bij de halte voor het klooster van de paters redemptoristen in Rio passeren veel trams. Ik moet lang wachten. Maar eindelijk! daar is dan de Malvinda Reis. Mijn hart klopt in mijn keel.

Ik toon mijn vrij-kaartje. (Wij, priesters, hoefden geen tickets te betalen.) Ik neem ergens plaats; een weggegooid hoopje mens.

Ik probeer te raden, waarom de anderen in de Malvinda Reis zitten. Vóór me zit een vrouwtje. Die gaat boodschappen doen. Die zit vast uit te rekenen, wat ze allemaal kan kopen. Maar die stugge man? En dat meisje? Waar denken die aan?

Wat kan een doodgewoon ritje met een tram toch een heel verschillende betekenis hebben voor degenen die erin zitten. Voor mij was het een rit op leven en dood, een vlucht vanachter het Purperen Gordijn van de roomse hiërarchische macht.

Avenida 28 de Setembro. Daar moest ik zijn. Maar hoe zou ik aan de weet kunnen komen, waar ik moest uitstappen? De kondukteur gaf zich niet de moeite om de straatnamen af te roepen. Wat moest ik doen? Vragen was gevaarlijk, maar niet vragen evenzeer. Ik moest om acht uur weer terug zijn in het klooster. Ik mocht dus geen tijd verliezen met zoeken.

Op de hoeken van de straten keek ik gespannen naar de naambordjes. Maar de tram ging zo snel, dat ik de namen niet lezen kon. Bovendien begon de schemering al te vallen.

Voor mijn gevoel duurde de rit al uren. Misschien waren we de Avenida 28 de Setembro al gepasseerd. Ik raapte al mijn moed en al mijn Portugees — ik was nog maar goed vier maanden in Brazilië en had niet eerder het Portugees kunnen leren, daar ik een maand na mijn benoeming al meteen vertrekken moest uit Nederland — en vroeg aan mijn buurman of hij soms wist, waar ik moest uitstappen voor de Avenida 28 de Setembro 398. Als hij nu maar niet heel de tram erbij gaat halen om uit te vissen, welke halte het dichtste bij dat nummer is. Maar nee. „Dat komt goed uit", zei hij, „ik moet daar ook uitstappen".

Daar is dan de halte. Ik wil nu graag alleen zijn. Maar de Brazilianen zijn erg beleefd. „Nee, Eerwaarde, ik sta erop u te vergezellen".

We gaan naar de overkant, naar de even nummers. We tellen: 340, 348, 356…Kerel, denk ik bij mezelf, verdwijn a.u.b.! 372, 388, drie honderd…acht en negentig!

„Maar padre, vergist u zich niet? Hier woont een protestantse geestelijke. En deze kerk hiernaast is een protestantse kerk".

Ik neem kwasie-onverschillig mijn zakagenda, doe alsof ik nog eens goed het nummer in mij opneem en zeg dan: „Nee, het is toch dit nummer, waar ik moet zijn. Het staat er duidelijk. Goeden avond, mijnheer. Vriendelijk bedankt. Boa noite, senhor. Muito obrigado!".

Ik bel aan. Mijn reisgezel is weer naar de overkant van de avenida gegaan. Hij blijft telkens staan en kijkt naar mij. Als ook ik in zijn richting kijk, loopt hij weer wat verder om echter opnieuw te blijven staan en mij in het oog te houden.

Er flitst van alles door mij heen. Misschien is het wel een speciale vriend van het klooster. Misschien gaat hij aanstonds naar mijn overste telefoneren. Maar als hij de paters redemptoristen zo goed kende, dan zou hij dat onderweg zeker tegen mij gezegd hebben.

Eindelijk gaat de deur open. Een meisje van negen jaar staat voor mij. Ik kende nog niet veel Portugees en wist nog niet het- Portugese woord voor 'dominee'. Ik vroeg daarom: „Aqui demora o chefe da Igreja Metodista?" Woont hier het hoofd van de metodistenkerk?

Het meisje is zichtbaar geschrokken door mijn zwarte verschijning, mijn priester toog, en door de vreemde taal, die ik brabbel. Ze rent naar achter en roept: „Moeder, moeder!".

Een vriendelijke dame komt naar mij toe. Ik herhaal mijn vraag. „Ja, padre", zegt ze. „Maar mijn man is op het ogenblik op huisbezoek. Als u hem wenst te spreken, zal ik hem bellen en dan kan hij binnen tien minuten hier zijn".

Zij brengt mij naar de spreekkamer, die tegelijk de studeerkamer van de dominee is. Het is er heel zindelijk, maar ook heel sober. De minuten kruipen voorbij. Allerlei jeugdverhalen komen in mij naar boven: over de afvallige priester, Maarten Luther, die trouwde met een weggelopen non; over Hendrik VIII, die om overspel te kunnen plegen de ware, katholieke kerk van Engeland heeft losgescheurd van de paus, de plaatsbekleder van Christus op aarde; enz.

Wat ga ik toch doen? Nu kan ik nog terug. Ik heb mijn naam niet genoemd. Ik kan de deur openrukken en wegvluchten. Straks als de dominee komt, is het waarschijnlijk te laat. Dan zit ik voor goed in zijn greep. Want dan moet ik natuurlijk mijn naam en adres kenbaar maken. Ik teer nu op de kracht van de beslissing, die ik reeds genomen had. Ik blijf.

Ik hoor de sleutel steken in het slot van de voordeur. Ds. Adriel de Souza Motta komt binnen.

22 augustus 1948. De kerk aan de Avenida 28 de Setembro is stampvol. Een gewezen priester van de roomse kerk, die 'professor' was in de filosofie aan een groot-seminarie, zal die avond belijdenis doen van zijn geloof en gedoopt worden. (De meeste kerken in Brazilië, ook al praktiseren zij overigens de kinderdoop, aanvaarden niet de r.-k. doop. Daarom moet elke rooms-katholiek die overgaat naar een kerk van de Reformatie (met uitzondering van de lutherse en de anglikaanse kerk) opnieuw gedoopt worden.

Het is een eigenaardige gewaarwording, als je je doop zo bewust beleeft. Terwijl ds. Adriel het water rijkelijk over mijn hoofd uitgiet, stelde ik mij voor, hoe het bloed van Christus over mijn ziel vloeide om mij te reinigen. Ik dacht aan de stroom van de Geest, onzichtbaar in mij, die mij meenam naar nieuwe horizonten. Ik beleefde ook diep mijn eigen zondigheid en voelde me solidair met de zonde van het mensdom. De Doop is immers ook het symbool en de bezegeling van de afwassing van onze erfschuld, van de bevrijding van de vloek, die sinds het paradijs op ons menselijke geslacht rust. En ik smeekte de Heere, die Zich voor Zijn gemeente heeft overgegeven om haar te heiligen, haar reinigende door het waterbad met het woord om mij voor Hem te plaatsen, stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, zodat ik heilig zou worden en onbesmet (Ef. 5:25-27).

Zondagmorgen, 15 juni 1975. Weer sta ik voor diezelfde kerk van de Avenida 28 de Setembro. Ik beleef weer de eerste zondagmorgen, toen ik daar zat, voor het eerst zonder priesterkleren, zonder op te vallen, gewoon als een van de andere kerkgangers, maar weldra opgenomen in de liefde van deze broeders en zusters.

Sommigen herkennen mij nog. Velen zijn echter verhuisd. Er zijn maar weinigen meer van vroeger overgebleven.

Die zondagavond spreek ik de gemeente toe. Ds. Adriel had mij geholpen bij de fatsoenering van mijn Portugees. De uitspraak van het Portugees is veel moeilijker dan van het Spaans; het heeft veel meer klinkers en ook nog al wat neusklanken. Maar omdat ik langzaam spreek en duidelijk artikuleer, kunnen ze mij volgen.

U begrijpt dat het woorden waren vol dankbare herinneringen; dankbaarheid jegens deze gemeente, die mij destijds zo hartelijk had geholpen. Zij hadden o.a. ook het geld bij elkaar gebracht ,waarmee ik mijn eerste burgerpak kon betalen. Ik heb hen verteld, hoe hun barmhartigheid ook mij geïnspireerd heeft om via het werk van de Stichting In de Rechte Straat priesters, die vanwege hun gewetensbeslissing in dezelfde nood zijn terechtgekomen, te steunen. Ik zei o.a.: „U hebt toen niet beseft dat uw liefdedaad, waaraan u later wellicht nauwelijks nog gedacht hebt, omdat u die vanzelfsprekend vond, zulke verstrekkende gevolgen zou hebben. Is dat misschien ook niet een gedeelte van de verwondering van hen die worden zalig gesproken bij het oordeel van de Zoon des mensen, wanneer zij zeggen: Heere, wanneer hebben wij U hongerig gezien en hebben wij U gevoed, of dorstig en hebben wij U te drinken gegeven? Wanneer hebben wij U als vreemdeling gezien en hebben U gehuisvest, of naakt, en hebben U gekleed? Wanneer hebben wij U ziek of in de gevangenis gezien en zijn tot U gekomen? (Matth. 25:37-39). Er is een kettingreaktie van de haat, maar ook een kettingreaktie van de liefde".

Ja, het was fijn na zoveel jaren samen met deze gemeente opnieuw de Heere te danken voor Zijn onuitsprekelijke zegeningen. Het was fijn om opnieuw met hen de gemeenschap der heiligen te beleven, de gemeenschap rondom Hem, die verloren zondaars uit de duisternis roept tot Zijn wonderbaar licht, de gemeenschap van „de heilige natie", uit alle stam en volk en ras en taal, die „de grote daden Gods wil verkondigen" (1 Petr. 2:9-10): „eens niet zijn volk, nu echter Gods volk, eens zonder ontferming, nu in Zijn ontferming aangenomen".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 maart 1976

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

AVENIDA 28 DE SETEMBRO

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 maart 1976

In de Rechte Straat | 32 Pagina's