IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

ONZE NABESCHOUWING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ONZE NABESCHOUWING

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij beschikken niet over de eerste druk van dit boek van Basilea Schlink, wel echter over de tweede druk. Daarin komen de verbijsterende uitspraken die Flipse citeert, niet meer voor. Maar de strekking van deze tweede druk is hetzelfde. De schrijfster wil ons brengen tot een persoonlijke verering van Maria. Wij hebben dan ook in IRS sept. 1968 tegen dit boek gewaarschuwd.

Misschien is echter deze tweede druk nog gevaarlijker dan de eerste, omdat de dwaling hier veel subtieler gepresenteerd wordt. En ik kan moeilijk aan de indruk ontkomen, dat de Nederlandse vertaler mee heeft gewerkt aan die misleiding, doordat hij soms de Duitse tekst afgezwakt heeft weergegeven.

Zo staat er in het Duits: „Ein heiliges, weltenscheidendes Ja gab die Mutter Maria". Dat zou vertaald moeten worden: „Een heilig ja van de weteldbeslissende betekenis gaf Moeder Maria". Maar de Nederlandse uitgave heeft: „Een heilig ja van wereldomvattende betekenis gaf de moeder des Heren" (p. 22). Schrok de protestantse vertaler ervoor terug om de beslissing over de wending van de wereldgeschiedenis die zich voltrok in de menswording van de Zoon van God, in handen te leggen van een mens, Maria?

Aan het slot van het boek roept de schrijfster ons op tot het zoeken van persoonlijk kontakt met Maria en dan gebruikt ze daarbij het volgende argument: „Hoezeer beminnen wij, protestanten, de apostelen Petrus en Paulus — velen van ons hebben een persoonlijke, geestelijke verhouding tot hen" (p. 155 in de Ned. vertaling). Maar in het Duits staat: „— wir stehen oft in einem persönlichen geistlichen Verhältnis zu ihnen", wat vertaald aldus luidt: „— wij staan dikwijls in een persoonlijke geestelijke verhouding tot hen". Dacht de vertaler misschien: Ik kan dit boekje nooit voor protestanten aannemelijk maken, wanneer de schrijfster van zichzelf zegt dat ze dikwijls in een persoonlijke verhouding staat tot gestorvenen?

Maar overigens komt ook bij de Nederlandse vertaling de bedoeling van de schrijfster duidelijk naar voren: Zij wil ons brengen tot een Mariaverering in r.-k. zin. Ze gebruikt daarbij het bekende antwoord op onze bezwaren: „In onze protestantse kerk werd haar veelal eer en lof ontthouden uit vrees daarmee de eer van Christus te verminderen" (p. 156).

Dit is een mistekening van onze bedoeling. In dit nummer behandelen wij het vierde gebod, waarin de kinderen worden aangespoord hun ouders te eren. Dan zouden we immers op grond van diezelfde redenering tegen de kinderen moeten zeggen: Eer uw ouders maar niet, want we zijn bang dat jullie daardoor de eer van Christus verminderen.

Neen, wanneer wij weigeren een persoonlijke verhouding met Maria te kultiveren en geen geestelijk kontakt met haar proberen te zoeken, dan is dat eenvoudig, omdat de Bijbel ons zulk een kontakt met gestorven mensen, hoe vroom ze ook mochten geleefd hebben, niet toestaat.

Het boek eindigt aldus: „Als Mariënschwesternschaft is het onze zorg en wens te doen wat de Schrift van ons vraagt, opdat onze Heer Jezus Christus niet worde bedroefd door onze houding van oneerbiedigheid en geringschatting jegens Maria .. Jezus wacht erop dat wij haar eren en beminnen. Dit zegt ons het Woord van God en daarom is het zijn wil. En alleen zij die zijn woord onderhouden, zijn het die Jezus werkelijk liefhebben (Joh. 14:23)".

Toen ik dit las, werd het me wat al te bar. „Dit zegt ons het Woord van God" Hoe durft u dit neer te schrijven, mej Schlink? Waar staat ergens in de Bijbel dat wij Maria moeten eren en beminnen in de zin die u daaraan geeft? De Schrift zegt dat de gestorvenen geen weet van ons hebben: „Gij toch zijt onze Vader, want Abraham weet van ons niet en Israël kent ons niet; Gij, o Heere, zijt onze Vader; onze Verlosser van ouds af is Uw Naam" (Jes. 63:16). Hoe kunt u ons dan aansporen om dikwijls in een persoonlijke verhouding te staan tot de gestorven apostelen en Maria, wanneer de Schrift dit van de hand wijst met de vermelding dat zelfs Abraham, de vader der gelovigen, geen weet van ons heeft? En hoe durft u hen die trouw willen blijven aan Gods Woord, verwijten dat wij Jezus niet werkelijk zouden liefhebben, omdat wij dit kontakt met de doden niet willen zoeken?

En nog minder kan ik begrijpen dat di'. boekje mede is uitgegeven door „Vuur" en door enkel'; predikanten werd aanbevolen. Nee, wij wensen ons niet te laten meeslepen door de fantasieën en de ziekelijke denkbeelden, die een dame in een klooster uitbroedt.

CALVIJN EEN MARIA-VEREERDER?

In „H. Verbano", weekblad van het bisdom Novara, van 6 mei verscheen een interview met Max Thurian, de bekende stichter van het „protestantse" klooster van Taizé, waarin deze beweerde dat o.a. Calvijn „een grote verering voor Maria" zou hebben gehad. Max Thurian zegt: „want die devotie vormt een element van het Evangelie".

Ds. R. di Lorenzo, ex-priester (aan onze lezers voldoende bekend), die mij dit artikel toezond, schreef een uitstekend antwoord, dat op 30 juni in „H. Verbano" werd opgenomen, waarin hij o.a. zei: „Het woord „devotie" komt in het protestantse woordgebruik niet eens voor".

We weten nu onderhand, wat we van „protestantse" kloosters kunnen verwachten. Ze trachten onbijbelse r.-k. praktijken bij ons binnen te voeren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1972

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

ONZE NABESCHOUWING

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1972

In de Rechte Straat | 32 Pagina's