IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Verdienen wij de hemel?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verdienen wij de hemel?

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vanuit Kenya kregen wij een brief van de abt van een klooster, die wij hieronder laten volgen. Wij zijn daar bijzonder blij mee, omdat deze kloosterling wel een levend voorbeeld is van het goede werk. Hij leeft daar immers in de eenzaamheid van het celibaat en in het verlangen zich geheel te geven voor de verkondiging van Gods Koninkrijk in een wereld van heidendom en demonische machten. Daarom kunnen wij — we zouden het trouwens ook niet willen — deze brief niet zo maar eventjes met een Bijbeltekst van de hand wijzen. Vanuit deze achtergrond van deze kloosteroverste die in de soberheid, de armoede en de hitte van Kenya met ons rondom de Bijbel gaat zitten, krijgt deze gedachtenwisseling een diep existentieel karakter. Hier volgt dan de brief.

Lumbwa, 31-1-'71

Zeergeachte Dominee,

Een van onze gereformeerde vrienden zendt ons van tijd tot tijd een aflevering van uw blad, waarvoor ik hem zeer erkentelijk ben.

Graag zou ik bij deze even reageren op uw artikel, verschenen in de juni-aflevering van het vorig jaar: Bekering is een daad. In dit artikel hebt u het over de afdwalingen van de katholieke kerk, die u bijzonder vindt in het decreet van het Concilie van Trente, waarin gezegd wordt, dat de mens „door zijn goede werken waarlijk het eeuwige leven verdient". Degenen van uw lezers die niet op de hoogte zijn met de katholieke leer kunnen uit deze losstaande tekst halen wat feitelijk niet door de katholieke kerk geleerd wordt. Daarom zou ik deze woorden graag even plaatsen tegen de achtergrond van de hele katholieke genadeleer.

Er zijn twee dingen die ontelbare malen in de Heilige Schrift geaffirmeerd worden. Vooreerst, dat we zonder Christus absoluut niets kunnen: Zonder Mij kunt ge niets doen. En — om Augustines te citeren — Christus zegt niet: zonder Mij kunt ge weinig doen, maar Hij zegt: zonder Mij kunt ge niets doen. Hij zegt ook: Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader die Mij gezonden heeft, hem trekke. En Paulus zegt: „Het hangt dus niet af van hem die wil, noch van hem die zijn krachten inspant, maar van Gods ontferming". De andere waarheid, die met evenveel duidelijkheid in de Schrift staat, is dat de werken noodzakelijk zijn en wel in verband met het al of niet verkrijgen van de eeuwige zaligheid. Als Christus spreekt over het laatste oordeel zegt Hij dat sommigen gered zullen worden:… want… Ik was hongerig en gij hebt Mij te eten gegeven; anderen daarentegen zullen verloren gaan, want… Ik was hongerig en gij hebt Mij niet te eten gegeven. Denk ook eens aan de vele parabels die ditzelfde duidelijk maken in symbolische taal b.v. de gevloekte vijgeboom die geen vruchten droeg of de slechte wijngaardeniers enz.

Merkwaardig zijn Paulus' woorden in zijn brief aan Timotheus: „De goede strijd heb ik gestreden, de wedloop volbracht, het geloof bewaard. Van nu af ligt voor mij de kroon der gerechtigheid gereed, die de Heer de rechtvaardige rechter mij schenken zal op die dag." 2 Tim. IV:8. Paulus spreekt hier letterlijk over God als de rechtvaardige rechter, die hem zijn loon zal geven!

Uit deze en vele andere plaatsen van de Schrift blijkt duidelijk dat het Woord van God ons twee dingen leert, die schijnbaar contradictorisch tegenover elkaar staan namelijk dat het door God's genade is dat we zalig worden en van de andere kant dat we deze zaligheid moeten verdienen. Er is natuurlijk geen kwestie van kiezen tussen die twee waarheden, want allebei zijn ze vervat in Gods Woord. Welnu in datzelfde Woord van God vinden we het antwoord. Immers Tezus zegt: „Ik ben de wijnstok, gij zijt de ranken. Wie in Mij blijft draagt rijke vrucht, want zonder Mij kunt ge niets doen."

De verlossing door Christus is zo overvloedig dat zij van ons nieuwe schepselen maakt, die in een innige levensgemeenschap met Christus leven. We zijn geen dode takken waaraan, om zo te zeggen, van buitenaf vruchten worden gehangen! Nee, in en door onze levensgemeenschap met Christus brengen w e vruchten voort: „Dit is wat Mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel vruchten draagt." Volgens St. Jan, worden we niet alleen kinderen van God genoemd, maar zijn dat ook! Als Christus ons echter verlost heeft, zodat w e Gods kinderen zijn, dan laat Hij ons ook handelen als zijn kinderen. Dit alles laat alleen maar sterker uitkomen hoe overvloedig en allesomvattend onze verlossing in Christus is.

De tekst van het Concilie van Trente, die u aanhaalde, moet gezien worden tegen de achtergrond van de hele katholieke leer, waarin ook heel sterk benadrukt wordt onze totale onafhankelijkheid van de genade van Christus. Zo moge ik er hier even op wijzen dat de katholieke kerk o.a. ook leert dat geen mens de eerste geloofsgenade kan verdienen in de strikte zin van dat woord en evenmin de genade van eindvolharding.

In het kort kan ik wat het Concilie van Trente wilde leren in de bovenvermelde canon, aldus samenvatten: dat de mens door de onverdiend ontvangen genade van Christus, en in eenheid met Hem, iets goeds kan doen en dat God hem daarom, met het oog op dat goede, door de genade van Christus verrichte werk, iets teruggeeft dat veel groter en heerlijker is namelijk de zaligheid.

Met broederlijke groet de uwe in Christus Fr. Looyaard.

ONS KOMMENTAAR:

Het is fijn om eerst te vermelden, waarin wij het met abt Looyaard eens zijn. Dat zijn twee belangrijke dingen: 1. Zonder Christus kunnen wij niets doen; 2. Een christen moet goede werken verrichten.

Voor protestantse lezers: Een r.-katholiek bedoelt met „goede werken" niet slechts uiterlijke daden zoals vriendelijk, behulpzaam, korrekt zijn voor onze medemensen, maar ook innerlijke uitingen van aanbidding, liefde, vertrouwen, verootmoediging, dankbaarheid jegens God.

Er is dus een belangrijke overeenkomst tussen het belijden van protestanten en r.-katholieken, maar er is helaas nog steeds ook een belangrijk verschil.

En dat is gelegen in de reden, waarom wij de goede werken voor een christen noodzakelijk achten.

Het verschil: „opdat" of „omdat"

Volgens abt Looyaard zijn de werken noodzakelijk opdat we daardoor de hemel verdienen. Volgens ons zijn ze noodzakelijk omdat Christus reeds de hemel voor ons heeft verdiend. Wij menen namelijk dat de mens nooit de hemel kan verdienen, op geen enkele wijze.

Waarom niet? Omdat onze goede werken nooit volmaakt zijn. We kunnen ze niet loszien van ons onderbewustzijn — de Bijbel gebruikt de term „oude mens" — dat achter onze bewuste daden zit. En dat onderbewustzijn is op allerlei wijze gebonden aan het „ik". Het egoïsme doortrekt dat onderbewustzijn geheel en al. Dat heeft de moderne diepte-zielkunde overtuigend aangetoond.

Zakelijk heeft die moderne zielkunde de oude -Bijbel gelijk gegeven, wanneer die op allerlei wijze het totale bederf van de menselijke natuur tekent, al is daar ook weer het grote verschil, dat de moderne zielkunde dat nooit zonde tegenover God zal noemen.

Onvolkomen zijn onze werken

De Heidelbergse Katechismus stelt in zondag 24 deze vraag: „Maar waarom kunnen onze goede werken niet de gerechtigheid voor God of een stuk daarvan zijn?" En het antwoord luidt: „Daarom, dat de gerechtigheid die voor Gods gericht bestaan kan, gans volkomen en aan de wet Gods in alle stukken gelijkvormig zijn moet, en dat ook onze beste werken in dit leven alle onvolkomen en met zonden bevlekt zijn". Daarbij wordt verwezen naar Gal. 3:10, Deut. 27:26, Tes. 64:6. Ik ben het met dit antwoord hartgrondig eens. Ook als wij kind Gods geworden zijn en als een rank verbonden zijn met de Wijnstok, Christus, dan nóg kunnen wij geen volkomen goed werk voor God verrichten, dat Hem uit zichzelf behagelijk zou zijn. Een goed werk van ons is slechts behagelijk aan God, doordat het voorkomt uit de gelovige verbondenheid met Christus én doordat tegelijk het zondige in dat goede werk ons niet als schuld wordt aangerekend, omdat Christus reeds alle schuld voor de gelovigen heeft gedragen.

Petrus roept ons op „om geestelijke offeranden op te offeren, die Gode aangenaam zijn door Jezus Christus" (1 Petr. 2:5). Het is duidelijk dat Petrus daarmee geen werkelijke offers bedoelt, maar de geestelijke offers van de volbrenging van Gods geboden, dus van de goede werken. Ook hij laat dus uitkomen dat alles wat wij Gode willen aanbieden, Hem slechts behagelijk kan zijn door Jezus Christus.

Een andere grondtoon

Dit verschil van het „omdat" of „opdat" van de goede werken, is ook oorzaak van een andere houding tegenover God.

De grondtoon van de gelovige houding van de christen uit de reformatie is de dankbaarheid, de ootmoedige verwondering dat de Here hem altijd door genadig is, ook al verricht hij nooit een goed werk dat ten volle de toets van Gods heiligheid en rechtvaardigheid kan doorstaan. Zijn ziel staat dan ook altijd gekeerd naar Christus. Hij weet dat alle heil alleen van Hem komt en dat elk vertrouwen in eigen prestaties hem minder ontvankelijk maakt voor de overvloedige zegen van de Here. Hoe lager wij van onszelf denken en hoe minder wij van onszelf verwachten, des te meer kunnen wij alles verwachten van Jezus Christus; en het is een grondregel van de Bijbel, dat wij ontvangen naar de mate van ons geloof.

Ook bij een gelovige r.-katholiek zullen dankbaarheid en ootmoedige verwondering over Gods genade meeklinken in zijn houding tegenover God. Maar hij zal waarschijnlijk altijd moeite hebben met die leer van de verdienstelijkheid van de goede werken. Juist in de levens van de grote heiligen zien wij dat zij een diep zondebesef hadden en met hun hart nooit konden aannemen dat zij ook maar iets voor God kunnen verdienen.

Wij zonden bovenstaand kommentaar naar Kenya.

Het antwoord van abt Looyaard luidde:

Wanneer u schrijft dat een goed werk van ons slechts behagelijk is, doordat het voortkomt uit onze gelovige verbondenheid met Christus, kan ik dat voor de volle honderd procent onderschrijven. Maar dan begrijpt u ook dat voor ons het „opdat" het „omdat" niet uitsluit, maar het in tegendeel veronderstelt. Het is een feit dat het bewustzijn dat alles genade is, in bepaalde stromingen van spiritualiteit in de Katholieke Kerk niet altijd voldoende tot zijn recht is gekomen. In alle godsdiensten zien we trouwens dat het leven niet altijd overeenkomstig de leer is. Toch zijn er massa's voorbeelden van katholieken die zowel een diep bewustzijn hadden van eigen zwakheid en zondigheid als van een onmetelijk vertrouwen op Christus.

Een typisch voorbeeld uit de laatste eeuw is de bekende Thérèse de Lisieux. Ik meen echter dat de protestantse visie in deze kwestie niet voldoende recht doet aan Gods Woord dat spreekt van een nieuw leven, een nieuw schepsel, een verrezen zijn met Christus. De mens is geen automaat en daarom verlangt God zijn vrije medewerking, welke de mens alleen maar kan geven als zijn wil en heel zijn wezen veredeld worden door zijn vereniging met Christus in een nieuwe levensgemeenschap. St. Paulus die zo'n diepe, persoonlijke ervaring had van de zonde, verwacht alles van de levensgemeenschap met Christus. Tot slot deze schijnbare contradictorische stelling van de katholieke theologie: niemand kan in de hemel komen tenzij door de onverdiende genade van God en niemand gaat verloren tenzij door zijn eigen schuld.

ONS WEERWOORD:

Misschien zal abt Looyaard zich erover verwonderen dat die schijnbaar contradictorische stelling van de katholieke theologie ook door ons volledig wordt onderschreven.

Maar… zo zal protestantse en r.-katholieke lezer zich dan afvragen: Hoe kan dat toch? Zijn we dan toch eigenlijk niet één in hetzelfde kernbelijden?

Helaas niet. En de reden zit hierin dat wij onder genade iets anders verstaan dan de r.-katholieke theologie.

Volgens de r.-k. theologie is de genade de rechtvaardigheid in ons zelf, de innerlijke vernieuwing door de Heilige Geest (Conc. v. Trente, decreet over de rechtvaardigmaking, cap. 7).

U kunt dat vergelijken met wol die versterkt wordt met nylon. Zo leert ook de r.-k. theologie dat de mens met de natuurlijke krachten nooit zulk een leven kan leiden dat hij daardoor de hemel verdient. Maar wat is nu de genade? Dat is een ingestorte bovennatuurlijke kracht, waardoor de mens in staat wordt gesteld om wél zulk een goed leven te leiden, dat hij daardoor waarlijk de hemel verdient.

De reformatie heeft dat echter steeds met kracht afgewezen. Zo komt de zelfroem door de goede werken toch weer langs een achterdeurtje de Gemeente van Christus binnen.

Volgens ons is de genade waardoor wij gerechtvaardigd worden, iets buiten ons. Wij worden gerechtvaardigd door de gerechtigheid van Christus die ons van buiten af, op grond van ons geloof, wordt toegerekend. W e zouden dus ook kunnen zeggen: de genade is de gunst van God die ons in Jezus Christus wordt bewezen. De r.-k. kerk echter zegt dat het eigenlijke van de genade juist niet de gunst van God is, maar dat Gods goedgunstigheid de bewerker is van de genade in ons en dat Christus die genade in ons verdiend heeft voor ons.

Zo is het ook te begrijpen dat Trente toch de vervloeking kon uitspreken over hen die beweren dat we de eeuwige heerlijkheid NIET kunnen verdienen met onze goede werken, ook niet met onze goede werken die we als gerechtvaardigde verrichten.

Juist uit die vervloekingen („anathema sit") van Trente blijkt, hoe diep toch de kloof is.

Wij hebben reeds meerdere malen uitspraken van Trente aangehaald. Thans willen we nog noemen: „Indien iemand beweert dat de mens vergeving ontvangt van zijn zonden en gerechtvaardigd wordt, omdat hij gelooft dat hij die vergeving ontvangt en gerechtvaardigd wordt (…) of dat de mens alleen door dit geloof vergeving ontvangt en gerechtvaardigd wordt, die zij vervloekt" (Sess. VI, can. 14). Ook door deze vervloeking treft Trente de prediking van de kerken der reformatie in het hart. Voortdurend trachten wij immers de mensen vanaf de kansel voor te houden: Vestig uw vertrouwen alléén op Jezus Christus; de mens wordt niet gerechtvaardigd door zijn werken of door de sakramenten, maar uitsluitend door het geloof, dat als een kanaal, een instrument, is, waardoor hij de gunst van God deelachtig wordt.

Natuurlijk preken ook wij telkens over het vernieuwende werk van de Heilige Geest in ons, waardoor kracht ontvangen tot het doen van goede werken, maar nooit zullen wij zeggen: Gelovigen, u moogt gerust aannemen dat u door uw goede werken de hemel „waarlijk verdient", zoals Trente heeft uitgesproken.

Een predikant die dit in een orthodoxe protestantse kerk zou verkondigen, zou zeker ziin ambt moeten neerleggen, want zulk een verkondiging zou volgens ons in strijd zijn met de kern van het bijbelse belijden.

(Zie ook „Spraakverwarring over de genade", p. 22)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 april 1971

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

Verdienen wij de hemel?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 april 1971

In de Rechte Straat | 32 Pagina's