Hebt gij de Geest ontvangen?

(Gal. 3:2a)

Wanneer wij door het geloof met Jezus verbonden zijn, mogen wij er zeker van zijn, dat de Heilige Geest in ons woont. Immers Jezus heeft het beloofd: „En Ik zal de Vader bidden en Hij zal u een andere Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid" (Joh. 14:16).

Geloofsweten en geloofservaring

Maar veel heerlijker dan dit geloofsweten is de geloofservaring van dit feit. Het is vertroostend, als wij op grond van Gods Woord aannemen, dat de Heilige Geest woning in ons heeft gemaakt, maar veel heerlijker is het als wij ook mogen bevinden dat dit zo is. En ik meen dat Jezus ons ook deze geloofservaring„ deze geloofsbevinding, beloofd heeft.

Hij zegt immers: „Ik zal u geen wezen laten"( Joh. 14:18). Hij zegt dit in verband met de zending van de Heilige Geest. Jezus zelf gaat heen, gaat naar de Vader. Maar Hij zal tot de Zijnen terugkeren in de Heilige Geest.

Maar als ik die aanwezigheid van de Geest niet voel, niet ervaar, dan ben ik immers toch nog wees. Wat heeft een kind er aan, wanneer het weet dat zijn ouders in dezelfde stad verblijven, maar opgesloten zijn in de gevangenis en wel zo dat het hen nooit meer zou mogen zien of spreken, zolang het leeft? Wat heeft een kind aan zulk een wetenschap dat zijn ouders ergens op aarde vertoeven, wanneer het echter nooit persoonlijk kontakt met hen kan krijgen? Zulk een kind is dan immers toch praktisch een wees.

De heerlijkheid des Geestes

Over deze heerlijkheid zingt Paulus in 2 Kor. 3.

Mozes moest een bedekking op zijn hoofd doen om de glans te temperen die van hem afstraalde, toen hij de heerlijkheid des Heren had aanschouwd. En nu zegt Paulus: Veel meer moet er heerlijkheid van ons afstralen, die immers in de nieuwe bedeling leven. Luister maar: „En wij allen, die met ongedekt gezicht de heerlijkheid des Heren als in een spiegel aanschouwen, worden naar hetzelfde beeld in gedaante veranderd, van heerlijkheid tot heerlijkheid, als van des Heren Geest" (vs. 18).

„De Here nu is de Geest" (2 Kor. 3:17)

Het lijkt mij, dat elke gelovige ook iets van die heerlijkheid des Geestes moet ervaren hebben. Immers een kind van God kent Jezus Christus persoonlijk. „Ik ken de Mijnen en de Mijnen kennen Mij", zegt Jezus in Joh. 10:14.

Welnu de Here is de Geest, juicht Paulus. Jezus is vervuld van de heerlijkheid des Geestes. Wie Hem, de opgestane Heiland, persoonlijk kent, moet dus ook iets van de heerlijkheid des Geestes gezien hebben, waarmee Jezus omkleed is.

PIET WESSELING OVER HET CELIBAAT

„Het celibaat? Dat is een aflopende zaak. De paus heeft er weliswaar zijn encycliek over geschreven. Hij deed het „weer alleen". Men is beducht voor de curie. Maar in Nederland is men veruit in meerderheid tegen het celibaat. Ik heb een broer, die twee jaar geleden trouwde. Daarmede was hij priester-af. Hoe jammer was dat. Hij was een voortreffelijk priester. Hij mag niet meer". Aldus pater W. in een interview met „Het Vrije Volk".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Terug naar resultaten Printen