IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

HET HEILIG Avondmaal

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET HEILIG Avondmaal

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Pater X. vervolgt in zijn brief aan R. v. T. :

Wat de Eucharistie betreft, waarover je schrijft, staan we hier voor de mysterieuze nagedachtenis van Christus: Dit is Mijn Lichaam, dit ben Ik. In Joh. 6 gaat Christus over van de broodvermenigvuldiging op de aankondiging van dit sakrament: het brood, dat ik zal geven, is mijn lichaam. En op het antwoord van de Joder: „Hard is deze taal, wie kan het aanhoren", zegt Christus: „Wilt ge soms heengaan?" Christus zegt niet: „U moet het symbolisch verstaan."

Zo heeft de Kerk, 19 eeuwen lang, dus in de traditie, die volgens Joh. 16 gedragen zou worden door de H. Geest (de H. Geest zal u tot de volle waarheid geleiden) altijd dit mysterium fidei, het geheim van het geloof, volkomen aanvaard: de werkelijke tegenwoordigheid van Christus onder gedaante van brood en wijn.

Als je me nu vraagt: „hoe is die verandering?", dan moet ik zeggen, dit is geen chemische verandering, deze verandering ligt in een volkomen andere orde, andere dimensie, die uitgaat boven onze dimensies van lengte, breedte en diepte. Leg niet aan een blinde uit wat groen en blauw is, dit is voor hem onbegrijpbaar, omdat zijn fisiek vermogen hierin ontbreekt. Zo kunnen wij tegenover het H. Sacrament van het Altaar alleen maar zeggen: „Ik geloof wat de Zoon van God heeft gezegd". Laten we blij zijn , dat we Christus bij ons hebben op deze mysterieuze wijze van „zijn".

Hier is Christus op zijn grootst, tremendum mysterium, vreeswekkend geheim, tegelijk hoogste verlossing voor wie gelovend dit sacrament aanvaardt in de H. Mis en Communie.

Natuurlijk is dit van 'n geestelijke orde, t' is de Geest die levend maakt Maar dit is juist het mysterie, de Geest waait waar Hij wil en ik aanvaard de onbegrijpbaarheid van Zijn werking. Ik geloof het woord van Christus, juist in dit grootste geheim. En Christus zegt: „Wie Mijn vlees eet, leeft door Mij, die Mijn vlees niet eet, heeft niet het leven in Zich."

Deze geestelijke werkelijkheid betekent niet'n symbolische werkelijkheid. Het is een symbool, dat de drager is van de hoogste Godheid.

Tot zover pater X. Ofschoon ik er telkens wat tussen door had willen zeggen, heb ik mij beheerst en pater X. helemaal laten uitpraten.

Voordat ik er verder op inga, allereerst mijn waardering voor deze uiteenzetting. Hier spreekt een heel andere geest uit dan uit de vele sentimentele communiegebeden en -gezangen, waarin gekweeld wordt over de allerzoetste Jezus, de gevangene van de tabernakelen enz.

Door deze beschouwingen van pater X. klinkt religieus besef door. Het is beslist niet meer de zoetelijke nonsens van vroeger, waar je als normaal mens misselijk van werd.

Eerst een antwoord op een paar losse opmerkingen, die pater X. er tussen door strooit.

„Zo heeft de Kerk 19 eeuwen….". Dat is beslist nier waar. Omdat het maar een terloopse opmerking is van pater X., ga ik er dus niet dieper op in. Enkel dit: de grootste kerkvader van het westen, Augustinus, heeft zeker niet de roomskatholieke opvatting over de transsubstantiatie gedeeld. Slechts deze uitspraak van Augustinus: „Non dominus dubitavit dicere: boe est corpus neum, cum signum, daret corporis sui (c. Adimantum 12, 3; in ps. 3, 1)". Vertaling „De Here aarzelde niet om te zeggen: dit is mijn lichaam, toen hij een teken van zijn lichaam gaf. Populair zouden wij zeggen: ofschoon de Here slechts een teken van zijn lichaam aanduidde in het brood, drukte Hij Zich toch sterk uit door te zeggen: „Dit is mijn lichaam."

Een tweede bezwaar heb ik tegen het aanhalen van de tekst: „Wie mijn vlees niet eet, heeft het leven niet in zich". Pater X. wil hier weer suggereren, dat zijdeze tekst letterlijk nemen en de protestanten niet. Maar ook Rome kan deze tekst niet letterlijk toepassen en doet dat ook niet. Want kinderen, die sterven voordat ze de communie hebben ontvangen, hebben toch reeds het leven in zich en beërven dan ook het eeuwige leven. Het spijt mij, dat ik telkens op deze onjuiste suggesties, die op de duur iets van insinuaties krijgen, moet wijzen. Maar als wij samen rond de Bijbel gebogen staan, dan moeten we beslist elke onzuivere insinuatie vermijden. Dan moeten we aan anderen niet verwijten dat zij een tekst niet letterlijk toepassen, als we het zelf ook niet doen. Dan moet alles wat op een truc-je lijkt, gebannen worden. Daarvoor is het Woord Gods te heilig.

En ten derde: aan de morrende Joden antwoordt Jezus inderdaad niet: „U moet dit symbolisch verstaan", maar ook niet: „U moet het verstaan als een transsubstantiatio", zoals door het concilie van Trente gedogmatiseerd is. Wat Hij dan wel heeft gezegd? Dit: U moet het geestelijk verstaan! „De woorden, die ik tot u gesproken heb, zijn geest en zijn leven" (Joh. 6 : 63).

VIER OPVATTINGEN.

Om niet naast elkaar heen te praten, geef ik eerst de voornaamste opvattingen over de tegenwoordigheid van Christus in het Avondmaal weer.

De louter symbolische opvatting, o.a. Zwingli: Brood en wijn zijn alleen maar tekenen van het lichaam en bloed van Christus.

De rooms-katholieke opvatting: Brood en wijn worden veranderd in het lichaam en bloed van Christus (transsubstantiatio).

De opvatting van Luther: Brood en lichaam blijven wat ze zijn, maar door de instellingswoorden komt Jezus mede tegenwoordig in het brood en de wijn. (consubstantiatio).

De opvatting van Calvijn: Brood en wijn zijn een teken van het lichaam en bloed van Christus, maar tegelijk een zegel van Gods belofte. Op deze manier is Christus op een bijzondere wijze tegenwoordig in het Avondmaal, doordat Hij tot ons spreekt in deze zegelen van de belofte en ons vertroost door zijn H. Geest, die deze belofte heiligt aan ons hart.

Moeten we nu voor ÉÉn van deze vier opvattingen kiezen? U voelt wel: dit kan niet. We moeten terug naar de Bijbel en dan moeten we vanuit de Bijbel kiezen. We zullen dan wel wat hebben aan deze vier opvattingen. Het zijn althans mogelijkheden, waar je rekening mee kunt houden.

Neen, we mogen zeker niet klakkeloos een van die vier opvattingen van mensen over de Bijbel overnemen. Geestelijk-luie mensen zouden dat wel willen. Ze laten liever anderen voor zich denken, dan kunnen ze zich meer ongestoord aan de…. wereld overgeven.

Neen, Jezus heeft van zijn openbaring geen geestelijk luilekkerland gemaakt, waar de gebraden kippetjes je vanzelf in de mond vliegen, waar je languit kunt liggen en niets anders hoeft te doen dan lekkernijen kauwen en doorslikken. „Wie overwint, die zal Ik geven van het verborgen manna" (Openb. 2:17). Ernstige overdenkingen van Gods Woord voert ons tot de heerlijkheid van Christus. Jezus heeft de diepe dingen, die Hij zeggen wilde, verhuld in gelijkenissen, in paradoxen, in de wonderen die Hij deed. Slechts af en toe liet Hij dit uitlopen in een rustige zuivere uiteenzetting als een wilde bergstroom, die uitmondt in een spiegelglad meer.

OOSTERS EN WESTERS DENKEN.

En als wij dan het Bijbelse spreken vergelijken met deze vier opvatting, dan krijg ik telkens de indruk, dat aan al deze vier opvattingen een fout van ons westerse denken ten grondslag ligt. In geen van deze vier stellingen wordt aan het oosterse, met name het Semietische, en dus Bijbelse denken voldoende recht gedaan. Althans…. dat is een vraag, die om een ernstig antwoord roept en onze overdenking ten volle waard is. — Het oosten denkt veel meer vanuit een geestelijke geladenheid. Zeker in de oude tijd. U moet eens in de archeologie nagaan, hoe het oosten vloek en zegen beleefde.

Heel anders dan wij. Als iemand ons staat uit te vloeken, dan trekken wij onze schouders op en zeggen: Blaffende honden bijten niet.

In het oosten was dat echter anders. Daar beleefde men vloek en zegen als met krachten geladen woorden. Door de vloek werd een geestelijk vernietigende kracht overgedragen in de gevloekte. Soms kon dat ook gebeuren door zinnebeelden, b.v. door naar iemand te spuwen, of enkel door naar hem te wijzen. Zo ook met de zegen. De geestelijke weldaad, de religieuze warmte, de opbouwende kracht kon ook overgedragen worden op de gezegende door b.v. handoplegging. Deze zegen en vloek hadden in zekere zin iets onherroepelijks. Wanneer de vloek eenmaal was uitgesproken, dan deed hij zijn verdelgende werk. Als een torpedo, die van een duikboot wordt afgeschoten en dan door eigen kracht verder gaat naar het vijandelijk schip. Men kan zo'n torpedo niet meer terughalen, ook als op het laatste ogenblik zou blijken, dat het hier om een bevriend schip zou gaan. Maar we hoeven hiervoor niet eens de archeologie te raadplegen. We vinden er ook de duidelijke voorbeelden van in de Bijbel. Denkt u maar eens aan Jacob en Ezau.

Jacob heeft toch eigenlijk door een listig complotje samen met zijn moeder de eerstgeboorte-zegen aan Ezau ontstolen. En als hij al vroeger aan Ezau, toen deze vreselijke honger had, het recht op die zegen ontfutselt, dan kunnen we niet veel bewondering hebben voor deze aarstvader, die op deze manier misbruik maakt van de honger van zijn broer. In de oorlog zouden we zo iemand een gemene zwarthandelaar noemen.

En als Izaäk dan later tot de ontdekking komt, dat hij door Jacob bedrogen was, dan zouden wij, mensen van het westen, vast en zeker verwachten, dat hij nu juist Jacob zou gaan vervloeken. Dat gebeurt echter niet. Zegen noch vloek worden herroepen. En zo gebruikt God de denk- en belevingswijze van toen om zijn heilsplannen uit te voeren.

DOOK DE ZEEF VAN HET WESTERS VERSTAND.

En moeten we nu ook niet in deze zelfde zin de woorden van Jezus verklaren over het Avondmaal?

Als Jezus zegt: „Dit is mijn lichaam, dit is mijn bloed", dan legt Hij zichzelf in die tekenen. Dan legt Hij daarin de kracht van zijn verzoenende dood, een kracht, die de heilsgeschiedenis zal voortstuwen, totdat Hij wederkomt, „Want zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt" (1 Cor. 11 : 26). In die tekenen legt Jezus alle rijkdommen van zijn verlossing neer. Daarom kon Hij zeggen: „Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven" (Joh. 6 : 54), terwijl Hij toch even goed enkele verzen eerder (n.1. vers 47) zegt: „Wie gelooft, heeft eeuwig leven". Wanneer je zou zeggen: Jezus gebruikt hier alleen maar beeldspraak, dan is dit niet juist. Dan doe je te kort aan het Semietische spreken en voelen, waarin ook Jezus Zich geuit heeft.

De louter symbolische opvatting is daarom een verschrikkelijke vervlakking. Dan maak je heel het Avondmaal zinloos. Waarom dan nog iedere keer die handeling die ook nog zoveel tijd in beslag neemt? Als je hetzelfde evengoed in woorden kunt weergeven, is dat dan niet veel beter? Misschien zal iemand zeggen: „Maar we doen het uit gehoorzaamheid, omdat Christus dat nu eenmaal gewild heeft." Als wij het zo zeggen, dan drukken we, wellicht zonder het zelf te merken, uit, dat wij zelf er eigenlijk de zin niet van begrijpen, en dat wij voor ons zelf het eigenlijk zin-loos vinden.

De rooms-katholieke opvatting vind ik echter de zuiverste uitdrukking van het westerse technische denken. Zij trekken meteen de conclusie: Als Christus zó spreekt, dan moet er ook wat gebeurd zijn met dat brood en die wijn, dan moet er een verandering plaats hebben gegrepen. Dan kan het niet meer echt brood en wijn zijn.

Ja, vanuit ons zo door en door nuchtere westerse denken. Wij trekken zulke mysterieuze woorden meteen in de sfeer van de „dingen". We staan meteen klaar met onze begrippen, liefst met onze praktische begrippen: Wat kun je er mee doen?

Uit dit nuchtere, praktische, technische denken is onze moderne wereld ontstaan, een wereld van treinen, vliegtuigen, radio, televisie, atoombommen en interplanetaire raketten.

Maar het is het Bijbelse denken, het denken vanuit de kracht van de Geest, dat waarachtige vernieuwing brengt, waardoor mensen tot bekeringen komen waardoor een stukje van de hemel op de aarde komt.

Maar zo is het ook te begrijpen, dat, wanneer de rooms-katholieke kerk de mensen uitnodigt om voor dit brood, waarover de priester de consecratiewoorden heeft uitgesproken, neer te knielen en het te aanbidden, — de reformatie opspringt en spreekt van afgoderij, en zelfs van „vervloekte afgoderij" (Heidelberger catechismus zd. 30).

Ik ben overtuigd, dat Augustinus het zo sook heeft gezien. Hij heeft het Avondmaal ook aldus beleefd als de geestelijke werkelijkheid van Jezus Christus die Hij zelf in het brood en de wijn legt. Daarom kan hij soms zeer duidelijk spreken over de tekenen van brood en wijn, terwijl hij van de andere kant ook zeer realistische uitdrukkingen over het Avondmaal gebruikt. En het is op grond van dergelijke teksten, dat bijv. K. Adam (in Die Eucharistielehre des H. Aug.) meent te kunnen bewijzen, dat Augustinus toch de rooms-katholieke leer van de transsubstantiatie aanhing.

Vanuit het Bijbelse denken kan men volledig realistisch spreken over het Avondmaal. Dan kunnen we het met pater X. eens zijn, dat Jezus bedoelde: „Dat brood, dat ben Ik, Ikzelf." Al zouden we er dan aan toe willen voegen: „Dat ben Ikzelf met de vertroostende heilswaarden, die Ik door mijn bloed voor u verworven heb."

Ik meen, dat ook Luther en Calvijn het zo beleefd hebben. Zij hebben er beiden mee geworsteld om deze beleving in begrippen weer te geven. Het best daarin geslaagd vind ik Calvijn. Wanneer je het Avondmaal ziet als een verzegelend spreken van de belovende God tot ons, dan benader je het ineens vanuit een andere wereld, vanuit een andere dimensie, zou pater X. zeggen.

DIE ZIJ VERVLOEKT….!

En deze beleving beluister ik ook enigszins in de uiteenzetting van pater X. Wanneer hij deze visie echter konsekwent zou doorzetten, dan zou hij het door en door westerse concilie van Trente moeten afzweren en de rooms-katholieke kerk verlaten. „Indien iemand beweert, dat in bet heilig sacramente van de de Eucharistie de substantie van brood en wijn aanwezig blijft tesamen met het lichaam en bloed van onze Heer Jezus Christus en die wonderbare en bijzondere verandering loochent van heel de substantie van het brood in het lichaam en van heel de substantie van de wijn in het bloed, terwijl slechts de gedaanten van brood en wijn blijven, deze verandering, die door de Katholieke Kerk zeer juist „transsubstantiatio" wordt genoemd, die zij vervloekt". (Conc. v. Trente, secs. XIII, can. 2.).

Pater X. kan dan wel beweren, dat de manier van deze verandering niet chemisch is, maar van een andere orde, maar elk mens zal het een chemisch feit noemen, wanneer iets, dat eerst brood was, daarna geen brood meer is en in iets anders verandert, hoe die verandering dan ook verder plaats heeft. En dit is nu juist een verkrachting van de Bijbel door ons westerse technische en chemische denken, dat zulke diepe, ontroerende woorden van Jezus, waarin hemelse, goddelijke kracht schuil gaat, uit de religieuze sfeer worden gehaald en herleid worden tot in elk geval een chemisch feit, n.l. dat het brood ophoudt brood te zijn.

Ik moet nu eindigen, anders wordt dit artikel echt te lang. Het is mogelijk dat ik niet duidelijk genoeg geweest ben. Dat merk ik dan wel aan de reakies. Maar dan kan ik beter nog eens op terug komen, dan dat ik nu nog eer tijdje zou doorbabbelen. Tot ziens dan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 1960

In de Rechte Straat | 24 Pagina's

HET HEILIG Avondmaal

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 1960

In de Rechte Straat | 24 Pagina's