IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Jezus leeft!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jezus leeft!

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij zagen, hoe in het Nieuwe Testament bij het voorbeel d van Jezus telkens gewezen werd op zijn nederigheid, zijn volstrekte gehoorzaamheid aan de wil van den Vader.

Toch wil dit ook weer niet zeggen, dat de overdenking van het lijden van Christus de voornaamste plaats moet innemen in ons gebedsleven en in onze stille tijd.

Paulus zegt uitdrukkelijk: „Christus Jezus is de gestorvene, ivat meer is, de opgewekte, die ter rechterhand Gods is, die ook voor ons pleit" (Rom. 8 : 34). Inderdaad, het is de levende Heiland, die ons kracht geeft voor levensheiliging. Wij moeten Jezus toch altijd weer zien in de stralenkrans van zijn opstanding, in de gloed van de Paasmorgen.

Zijn sterven is het bewijs van zijn grote liefde, maar zijn opwekking uit de doden is de garantie, dat de Vader in de hemel het Kruisoffer aanvaard heeft. Het Kruis is het teken der verzoening, maar het lege graf is het bewijs van de verzoening.

Wij moeten dan ook altijd zoeken naar de levende Christus. Elke predikant weet tegenwoordig, dat wij Christocentriseh moeten preken. De Bijbel is niet te verklaren als wij Christus niet in het centrum van de Godsopenbaring zien. Maar wij kunnen soms in een Schriftgedeelte prachtig aantonen, hoe Christus er het middelpunt van is, terwijl wij toch niet de levende Christus hebben gepredikt. Het is n.l. mogelijk, dat wij dan alleen het begrip, Jezus Christus, als het sluitstuk van de Bijbel hebben verkondigd.

Het begrip, Jezus Christus, is echter in zich zelf nog dood. Het is alleen maar een denkschema, zoals al onze begrippen.

Als wij de levende Christus preken, dan wil dat zeggen, dat wij Hem aan de gemeente aanwijzen: Kijk daar staat Hij midden onder ons. Dan moet de gemeente uit onze gebaren, uit onze ogen, uit heel onze prediking merken, dat wij Jezus ook inderdaad voor ons zien staan, niet met de ogen van het lichaam, maar met de ogen des geloofs.

Ik herhaal het nog eens: Geloof is niet een aannemen van waarheden, maar de houding van het volstrekte vertrouwen in Jezus Christus.

Daarom is het geloof een zien. Een zien van den Onzienlijke, zegt Hebr. 11 : 27, maar dan toch een zien.

In het geloof zie ik de levende Heiland daar voor mij. Er is geen twijfel meer mogelijk. Ik kan Hem bijna aanwijzen met de vinger. Het is of je de stralen van zijn heerlijkheid over je heen voelt. En bijna ga je de hand voor de ogen houden om de kracht van zijn licht te temperen. Door het geloof zie je ook de uitdrukking van goedheid en van liefde op het gelaat van Christus.

Ik wil helemaal niet beweren, dat iemand die dit zien des geloofs niet heeft, niet het ware zaligmakende geloof zou bezitten. Wij moeten zo oppassen, dat wij niet onze maatstaf gaan aanleggen voor liet zieleleven van een ander. Wij mogen nooit het geheim van de menselijke ziel en zijn God schenden. Hoe hoogmoedig, wanneer wij regeltjes voor willen schrijven, hoe een bekering moet plaats grijpen en welke trappen de anderen moeten doorlopen. Toch meen ik te mogen zeggen, dat iemand die dit zien van het geloof maar weinig bezit, ook veel moet missen. En wij hebben wel het recht en zelfs de plicht om aan elkaar de rijkdommen, die wij van God hebben gekregen, te tonen. Is het zo ook niet onder ons mensen? Wanneer wijeen groot kadeau hebben gekregen en er nooit over praten, lijkt bet er dan niet op of we er helemaal niet zo erg blij mee zijn, of we het nauwelijks op prijs stellen en in elk geval er niet erg dankbaar voor zijn?

Wanneer wij rijke gunsten van God hebben gekregen, dan moeten wij daar ook over praten. Waar het hart van vol is, loopt de mond van over.

God is toch zo goed! Laten we dat toch overal verkondigen. Vooral aan de tobbers, de zwaarmoedigen, de zuchters. Wij zijn alleen slecht. Maar God is groot in goedertierenheid.

Ik heb bet gemerkt, dat verreweg de meeste protestanten veel te weinig genieten van God. God toont ons altijd weer zijn vriendelijk aangezicht. Zijn grote Vaderliefde gaat elke morgen weer over ons leven op. Dat is toch onze belijdenis en dat lezen we toch overal in de Bijbel. Zeker, er staat ook overal, dat wij dat helemaal niet verdienen. Maar ook al verdienen we dat niet, dan blijft het toch evengoed waar. De Bijbel noemt dat juist de barmhartigheid van God. Barmhartigheid is onverdiende goedheid, maar dus echte goedheid. Christus toont Zich aan ons in de Bijbel in al zijn heerlijkheid. Hij biedt ons de Thaborgenietingen aan. Het is zo goed bij Hem te zijn.

Wij moeten dus altijd weer zoeken naar de levende Christus. Voor ons, predikanten, valt het niet mee om altijd deze levende Christus te prediken. Immers, wij moeten eerst de tekst, waarover wij willen preken, grondig bestuderen. Wij mogen er niet zo maar wat eigen gedachten in leggen. Bovendien moet dat tot vervlakking leiden. De eigen schoonheid, die elke tekst ons over Christus wil onthullen, blijft dan verborgen.

Maar door deze studie wordt de tekst ons voorwerp. We proberen de tekst goed onder de knie te krijgen. En dan valt het niet mee om daarna helemaal om te schakelen en op de knieën te gaan voor de levende Christus, die Zich in die tekst openbaart.

Maar gelukkig, wij hebben de belofte van Christus, dat Hij met ons is. Hij zal onze gebrekkigheid aanvullen, als we het maar niet van onze eigen studie, van onze eigen bevinding of mystiek verwachten. Wanneer na onze prediking een mens iets dichter bij Jezus kwam, is daar niet de minste prestatie van onze kant bij. Het is altijd weer de onverdiende genade van Christus, die door ons woord, dat, indien wij getrouw zijn, zijn Woord is, steeds weer werken wil.

Jezus leeft. Hij heeft een onvergankelijk leven in Zich. Een leven, dat de Dood overwon. Uit heel zijn wezen straalt nu de opstandingskracht. In Hem is de verrukking over dit fonkelende leven. De blijdschap spant zich in Hem als tussen de einders van een onmetelijke ruimte. Zijn lichaam is als golvend licht, dat toch ook weer haar eigen vastheid bewaart.

„En toen ik mij omkeerde, zag ik zeven gouden kandelaren, en temidden van de kandelaren iemand als eens mensen zoon, bekleed met een tot de voeten reikend gewaad, en aan de borsten omgord met een gouden gordel; en zijn hoofd en zijn haren waren wit als witte wol, als sneeuw; en zijn voeten waren gelijk koperbrons, als in een oven gloeiend gemaakt, en zijn stem was als een geluid van vele wateren. En Hij had zeven sterren in zijn rechterhand en uit zijn mond kwam een tweesnijdend scherp zwaard; en zijn aanzien was gelijk de zon schijnt in haar kracht" (Openb. 1 : 12-16).

Voelt u hier de machteloze poging van Johannes om de verheerlijkte Heiland te beschrijven? Het is allemaal: „als", „gelijk". Meer kan Johannes ook niet zeggen. Deze heerlijkheid is bovenaards. Alleen zij, die haar gezien hebben, kunnen er van getuigen, maar zij is nooit in woorden weer te geven. Het licht van de zon is toch nog altijd iets anders dan het licht van welke lamp ook.

Deze opgestane Heiland deelt echter aan mij zijn eigen leven mee. Hij is het Hoofd van zijn lichaam, de gemeente. Er is een levensband tussen Hem en mij als tussen de wijnstok en de ranken. Zijn licht brandt nu ook in mij. Dat is de zaligheid van het geloof, dat ons met Hem verenigt. „In het Woord was leven en het leven was het licht der mensen" (Joh. 1 : 4).

Hebt u wel eens licht gezien, dat leeft? Wat is er niet een groot verschil tussen de dode kleuren van een kunstbloem en de levende kleuren van de eenvoudigste bloem in de wei. Welnu, in de verheerlijkte Christus is er licht dat leeft, licht dat zich boven zichzelf verheft, licht dat zich over zichzelf heenbuigt en zich grijpt in de hijgende liefde. Jezus is levend licht.

„En het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet gegrepen" (Joh. 1 : 5). Als Johannes spreekt over de duisternis, waarin de ongelovige mens zichzelf handhaaft, dan klinken zijn woorden zo intens droevig. Ik word altijd een beetje weemoedig als ik deze verzen lees in 1 Joh. 2 : 8-11: „Toch schrijf ik u een nieuw gebod, want — wat waarheid is in Hem en in u —, de duisternis gaat voorbijen het waarachtige licht schijnt reeds. Wie zegt in het licht te zijn en zijn broeder haat, die is in de duisternis tot nu toe. Wie zijn broeder liefheeft, blijft in het licht en in hem is niets aanstotelijks; maar wie zijn broeder haat, is in de duisternis, en hij weet niet waar hij heen gaat, want de duisternis heeft zijn ogen verblind".

Ik denk aan Judas. Vanuit de hei-verlichte zaal van het avondmaAlstort hij zich in de duisternis daarbuiten. „En het was nacht", zo tekent Johannes daarbij aan (Joh. 13 : 30). Een ogenblik wandelt deze arme man en tast rond in de duisternis, die als een zak over zijn ogen gevallen is. Enige ogenblikken later is hij al weer gewend aan de duisternis en kan hij ook de werken der duisternis verrichten. „Hij weet niet waar hij heen gaat, want de duisternis heeft zijn ogen verblind". Je hoort in deze woorden de belt;le van Jezus: „Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen".

Indien er iemand nu boven deze regels gebogen zit, die nog niet tot bekering is gekomen, die zich nog niet geheel en al aan Jezus Christus heeft overgegeven, die dus nog wandelt in de duisternis, o kom dan tot bezinning! De toestand van uw ziel is zo uitermate treurig zonder Jezus. De eenzaamheid klaagt dan in uw ziel als een vogel over een onvruchtbare steppe. Terwijl ik dit schrijf, zou ik wel kunnen schreien, als ik aan u denk. De duisternis heeft uw ogen verblind en ge weet niet waar ge henen gaat. Ik ben bang voor u. Ge dwaalt maar wat op de tast rond en straks stort u neer in de eeuwige afgrond. Wat hebt u aan uw leven? Wees eens eerlijk! Heb je niet menigmaal op de rand van je bed gezeten, terwijl je reeds ÉÉn kous had uitgetrokken, en is dan soms niet ineens de leegheid van je bestaan op je afgekomen? Heeft jouw leven je dan niet aangekeken met grote holle ogen? Dan valt de geforceerde glimlach van je gezicht weg, die glimlach, waarachter de grijns verborgen zat. Neem dan eens even je eigen masker in de hand en bekijk dat belachelijke gedoe van jou eens goed. Wat heb je je vandaag weer mooi voorgedaan! Wat een praatjes heb je weer opgedist! Misschien heb je weer in het hart gebeten van een prooi, die je zo geraffineerd gevangen had. Zielig, intens zielig voor je slachtoffer, maar ook voor jou. Je kunt daar toch nooit oprecht blij over zijn! Je kunt er wat vals over grommen als een hond nadat hij zich lekker heeft vol gevreten. Maar dat is toch niet de ware vreugde.

Ik denk nu ineens aan die mensen, waarvan ik gehoord heb, die het zo zwaar nemen. Ze zeggen: „Het moet je immers gegeven worden," en dan zuchten ze vroom: „O mocht het nog eens gebeuren!" En ondertussen gaan ze met hun zondige leven verder.

Ik weet het, er zijn bij deze mensen ook echte slachtoffers van een verkeerde evangelieprediking. Ik kan alleen diep medelijden met hen hebben.

Maar aan ieder, die deze donkere leer aanhangt, zou ik willen vragen: Waarom verkondigt u deze beginselen? De Bijbel zegt toch nergens tegen een zondaar: Wacht maar met je bekering, totdat God je bekeert. OverAlstaat in de Bijbel de oproep tot de onbekeerde mens: Bekeer u en kom tot geloof!

Waarom gaat u dan met uw theoriën over: „Het moet je immers gegeven worden" de kracht van Gods vermaning verzwakken? U denkt dat u zwaar is van leer, maar in feite is u zeer lichtzinnig. U wilt zich niet bekeren, althans nu nog niet. Ja, later als de dood in het zicht komt, dan wil, je nog wel je afgeleefde lichaam aan God aan te bieden. Uit angst voor de hel kom je dan nog met je verknoeide leven bij Hem aandragen.

Ik weet, dat God — o Hij is zo onbegrijpelijk goed — ook zulk een tandeloze grijsaard in wie de gloed van het leven bijna geheel is gedoofd, nog in genade wil aannemen, als er sprake is van waarachtig berouw. Maar, vriend, die dit leest, vindt u dat nu erg mooi om aan God alleen maar je prullen van je leven in de hand te stoppen, dat leven, wat je van Hem gekregen hebt?

Maar ook: je bent toch zo'n arme sukkel. Je weet niet waar je heen gaat, want de duisternis heeft je ogen verblind. Ja, je moet iets prijsgeven, maar je vindt iets veel schoners terug. Wees nu eens eerlijk. Als onbekeerde zul je niet helemaal deze taal kunnen verstaan. Maar je zult toch wel gevoel en, dat achter mijn woorden een di ep, onzegbaar di ep geluk zit. Welnu dat kun jij ook krijgen. Ja, kom nu niet aandragen met de beweri ng, dat je toch maar uitverkoren moet zijn. Ik geloof ook in de uitverkiezing, misschien nog meer dan jij. Maar nog eens: Zo spreekt God toch nergens in de Bijbel. En als jij, die de Bijbel kent, toch telkens weer met dergelijke onbijbelse zinnen komt aandragen, dan is dat duidelijk een uitvlucht. Arme, arme mens, het is de duivel, die je ogen verblindt. Kom toch tot het ware licht, Jezus Christus. Bekeer je, bekeer je heel eenvoudig, zonder zwaarwichtige theoriën. Kom en neem het geluk, neem het eeuwige leven, neem Jezus zelf!

Jezus leeft! Het geloof daarin is vooral van belang voor onze zieken. De ziekte draagt altijd in zich de kiem van de dood. Bidt daarom dat het opstandingsleven van Jezus door uw zieke lichamen heen mag gaan. Dat leven van Jezus heeft voor goed de dood overwonnen. Het kan ook alle ziekte en ziektekiemen verslaan. Als er maar even iets van de opstandingskracht van Jezus door uw lichaam heen gaat, dat zijt ge volkomen genezen en er is geen spoor meer van uw ziekte te vinden. Deze opstandingskracht van Jezus kan alle koorts onderdrukken, kan elke ontsteking zuiveren, kan elke vergroeiing recht trekken. Jezus leeft! God zij geprezen! Amen!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1959

In de Rechte Straat | 20 Pagina's

Jezus leeft!

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1959

In de Rechte Straat | 20 Pagina's