IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Exegese van Joh. 20, 23.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Exegese van Joh. 20, 23.

(enige bladzijden uit het nieuwe boek van Ds.H.J. Hegger: "Moeder, ik klaag U aan.")

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hieronder volgt dan een verkorte weergave van de uiteenzetting, die ik die avond te Boechout gehouden heb over de biecht.

Beste Vrienden,

De voornaamste text uit de Bijbel, die de roomskatholieken aanhalen om de biecht te bewijzen, is Joh. 20,23.

Wij zullen ons daarom vanavond met die uitspraak van de Here Jezus bezig houden.

DE BESLISSENDE VRAAG IS: Ontvangen de Apostelen hier de macht om de zonde te niet te doen, of ontvangen zij de bevoegdheid, om te verklaren, dat iemands zonden door God zijn vergeven, weggedaan, uitgedelgd. Krijgen de woorden van de Apostelen uitdelgende kracht ten opzichte van de zonde, of alleen maar verklarende kracht? Kunnen zij iets doen met de zonde,of kunnen ze alleen maar een oordeel over de zonde uitpreken

Reeds een eenvoudige vergelijking met onze spreektaal toont aan, dat wij deze woorden van Jezus Christus ook verklarende zin KUNNEN verstaan.

Wanneer iemand allerlei kwaad van mij rondvertelt, dat niet waar is, dan zeg ik, dat hij mij zwart maakt. Ik zeg: hij maakt mij zwart, terwijl ik toch heel goed weet, dat hij onwaarheid vertelt. Ik heb een rein geweten, en ik weet dus heel goed, dat iemand mij niet zwart kan maken, als ik wit ben, al lastert hij nog zoveel over mij. Wanneer ik dus zeg, dat iemand mij zwart maakt, dan bedoel ik dus eigenlijk, dat hij mij als zwart verklaart.

Reeds in onze nuchtere westerse spreektaal komt het dus voor, dat wij ons in krasse termen uitdrukken, om iets byzondere nadruk te geven, zodat wij letterlijk méér zeggen dan wij bedoelen. Ik weet heel goed, dat iemand mij niet zwart kan maken in letterlijke zin, dat hij alleen maar bij anderen kan gaan verklaren, dat ik zwart ben. En toch zeg ik: hij maakt mij zwart.

In het oosten heeft men een veel levendiger wijze van zich uit te drukken. En de Here Jezus heeft zich daaraan aangepast. In Luc. 14,26 lezen wij, dat de Here Jezus zegt: "Indien iemand tot mij komt, en niet haat zijn vader en moeder en vrouw en kinderen en broeders en zusters, ja, zelfs zijn eigen leven, die kan mijn discipel niet zijn." Als wij deze woorden letterlijk opvatten, dan zou daaruit volgen, dat Jezus de haat predikt tegen eigen Vader en Moeder en vrouw en kinderen en zelfs de zelfmoord aanprijst. Maar dan zouden we Hem ook groet onrecht aandoen. Eén van de meest geraffineerde manieren om iemand verdacht te maken is, als men zijn woorden letterlijk gaat nemen terwijl men heel goed weet, dat hij het anders bedoeld heeft. Men kan dah altijd zeggen: Hij heeft het toch maar gezegd. En ge kunt het desnoods door getuigen laten bevestigen.

Zo hebben de schriftgeleerden en farizeën ook met Jezus gedaan. De Here Jezus had gezegd: Breek deze tempel af en ia drie dagen zal ik hem weer opdoouwen. Wanneer Jezus dat werkelijk etterlijk had b-doeld, dan had daar inderdaad een geringschatting van de tempel in gelegen en dan kon hij daarvoor terecht worden aangeklaagd. Dan had Jezus min of meer spottend de neus opgetrokken over die tempel. Zo in deze geest: "Pff! Wat betekent die tempel van jullie? Ik zal jullie eens wat anders laten zien. Breek hem af en ik bouw hem in mijn eentje in drie dagen weer op." Zo zou de Here Jezus nooit mogen spreken. Want die tempel was niet alleen van de Joden. Was zelfs eigenlijk alleen van God. Want God had bevel gegeven, dat de tempel van Jeruzalem de offerplaats zou zijn. Voor de hoge raad waren er twee getuigen, die bevestigdeh, dat Jezus deze woorden gesproken had. Maar het valse gedoe van die z.g. rechtspraak bestond daarin, dat ze de woorden van Jezus letterlijk opvatten, terwijl hij die figuurlijk van zijn lichaam had bedoeld.

Het is dus duidelijk, dat deze woorden van Jezus tot de apostelen ook niet per sé letterlijk bedoeld moeten zijn, En het is zelfs mogelijk, dat wij ook hier ann Jezus onrecht aandoen, wanneer wij ze letterlijk opvatten. Dat wij ons dan dus ook tegenover de Zaligmaker der wereld zouden gedragen, precies zoals de hoge raad en hun valse getuigen hebben gedaan.

Wij komen nu tot de vraag: HEEFT de Here Jezus deze woorden hier letterlijk bedoeld, JA OF NEEN?

Een eerste middel, om dat te weten te komen, is nagaan, of Jezus misschien elders iets anders heeft gezegd, waardoor het duidelijk is, dat Hij hier niet in letterlijke, maar in figuurlijke zin sprak.

Welnu, op talloze andere plaatsen blijkt zonneklaar dat de Here Jezus niet de macht om zonden te vergeven aan andere mensen heeft gegeven, maar dat de zonde uitsluitens vergeven wordt door God alleen.

In Marcus 2,1-12 lezen we, dat een verlamde tot Jezus wordt gebracht. Dan spreekt Jezus tot hem: "Houd goede moed, mijn zoon, uw zonden worden vergeven3. Dan zijn er sommige schriftgeleerden, die bij zichzelf zeggen: "Wat spreekt deze aldus? Hij lastert God. Wie kan zonden vergeven dan God alleen?" Jezus gaat dan deze gedachte niet tegenspreken, maar Hij gaat door de gehezing van de verlamde aantonen, dat Hij inderdaad God is. Wanneer die gedachte van de schriftgeleerden onjuist was geweest, dan had Jezus daar op moeten wijzen. Want door een wonder te doen bevestigt Hij eigenlijk hun gedachte.

En in het Onze Vader leert God ons tot de Vader te bidden: "Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven aan onze schuldenaren". Matt. 6,12. En aan het slot voegt Hij er aan toe:" Want indien gij de mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader ook u vergeven; maar indien gij de mensen niet vergeeft, zal ook uw hemelse Vader uw overtredingen niet vergeven."

Gelijk ook wij vergeven aan onze schuldenaren.... Wij kunnen aan iemand, die ons beledigd heeft, door een ander de boodschap laten overbrengen, dat wij bereid zijn hem te vergeven, als hij er spijt van heeft. In dat geval is het echter niet degene, die de boodschap overbrengt, die de belediging, mij aangedaan, vergeeft. Dat doe ik zelf. De boodschapper is louter tussenpersoon.

Zo zend Jezus de Zijnen in de wereld met de opdracht om het Evangelie te verkondigen, d.w.z. de blijde boodschap over te brengen, dat God aan de mensen hun zonden wil vergeven, indien zij er berouw over hebben en gelovig hun toevlucht nemen tot Jezus Christus. In dat geval zijn WIJ dus ook niet degenen, die de zonden vergeven, maar slechts de brengers van deze heerlijke tijding.

Het is dus duidelijk. dat de Bijbel overal leert, dat God alleen de zonden vergeeft. En dan kan deze ene plaats er niet mee in strijd zijn. Dan zouden wij Jezus onrecht aandoen en Hem een godslastering toeschrijven, als wij Zijn-woorden hier letterlijk zouden opvatten. Dan zouden we precies doen als de schriftgeleerden bij de genezing van de lamme.

Vervolgens is het ook in heel het N.T. duidelijk, dat wij enkel de vergeving der zondeh krijgen door het verzoeningsoffer van Jezus aan het Kruis. De profeet Jesaja tekent de komende Messias als degene, die de straf van onze zonde dragen zal en uitboeten: Jes. 53,5-7 "Maar om onze overtredingen werd Hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden. Wij allen dwaalden als schapen, wij wendden ons ieder naar zijn eigen weg, maar de Here heeft ons aller ongerechtigheid op hem doen neerkomen. Hij werd mishandeld, maar hij liet zich verdrukken en deed zijn mond niet open; als een lam dat ter slachting geleid wordt, en als een schaap dat stom is voor zijn; schoerders, zo dood hij zijn mond niet open." Johannes de Doper wijst Jezus aan als het Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt. En Jezus zegt van Zichzelf: Joh. 3, 16-18: " .....Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga maar eeuwig leven hebbe. Want God heeft zijn Zoon niet in de wereld gezonden, opdat Hij de wereld veroordele, maar opdat de wereld door Hem behouden worde. Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld; wie niet gelooft, is reeds veroordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de naam van den eniggeboren Zoon van God." Als Jezus dan aan het einde van zijn verschrikkelijk lijden uitroept: Het is volbracht, dan is het duidelijk, dat Hij daarmee verklaart, dat Hij de eending van de Vader, om de verzoening tussen de zondaars en Hem tot stand te brengen, volbracht heeft.

Dat wordt trouwens later in de brief aah de Hebrën nog eens uitdrukkelijk bevestigd, wanneer er telkens op gewezen wordt, dat Jezus door één enkele offerande voor altijd lien heeft volmaakt, die geheiligd worden, Hebr. 10,14. Nergens wordt er ook maar met één woord over gerept, dat er naast dat offer van Christus nog een vrijspraak van de priester zou. nodig zijn om de vergeving der zonde te krijgen. Integendeel, de brief aan de Hebreën wijst deze gedachte door het voortdurend herhaalde Griekse woord "hapax" ( = eenmaal) met kracht van de hand. Het offer van Christus was eens en voor altijd genoeg, om weer met God verzoend te worden.

In de derde plaats is het uit heel de Bijbel duidelijk, dat de verzoening, die Jezus voor onze zonden aan het Kruis verdiend heeft, ons deel wordt door het geloof in Hem.

Johannes de Doper verklaart onomwonden: "Wie in den Zoon gelooft, heeft eeuwig leven". En ook Jezus herhaalt deze belofte heel plechtig: "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie gelooft, heeft eeuwig leven".

De R,K, leer over de biecht maakt Jezus eigenlijk tot een leugenaar.

Ik zal H dat duidelijk maken met een voorbeeld. Vernderstel, ik heb een auto en wij zijn samen op een bruiloft te Hasselt uitgenodigd. Gij kunt vanuit Boechout met de trein van tien uur er naar toe. Maar ik stel u voor, dat ik u wel met de auto kom halen. Gij antwoordt: Ja, kan ik er op rekenen? En ik herhaal het nog eens in de meest stellige bewoordingen: Zo zeker als ik hier sta, ik zal u om tien uur komen halen. De dag komt, maar wie er om tien uur verschijnt, ik niet. En het is nu voor u te laat om nog de trein van tien uur te halen. Ge kunt pas een uur later weg en ge arriveert in Hasselt als de bruiloftsdienst al lang gedaan is. Later komb ge mij tegen en als ge mij dan vraagt, waarom ik mijn belofte niet heb gehouden, dan antwoord ik u: "Ja maar, ge hadt eerst 100 frs. moeten overschrijven om bij te dragen in de kosten van de naphte (benzine)." Dan hebt ge alle recht om tegen mij te zeggen, dat ik een leugenaar ben. Want toen we de afspraak maakten, heb ik geen woord over betaling gesproken.

Welnu, Jezus Christus verzekert zelf heel nadrukkelijk, dat wij van onze kant niets the er hoeven te betalen. Hij voegt er zelfs bij, dat alleen het gelovig vertrouwen in Hem genoeg is.

Wanneer wij dan na ons leven bij de hemelpoort komen aankloppen en, zoals in de gelijkenis van de tien wijze en dwaze maagden, vragen, om binnengelaten te worden bij het eeuwige bruiloftsmaal met het Lam en Jezus zou ons antwoorden: "Gij hebt wel op Mij vertrouwd, maar ge had ook nog uw zonden aan de priester moeten biechten", dan zou. Jezus daarmee zijn plechtige belofte breken. Wij zouden Hem dan evengoed mogen zeggen: Dan hadt ge mij dat ook moeten zeggeh, Gij hebt mij verzekerd, dat alleen het gelovig vertrouwen in U voldoende was, om in de eeuwige zaligheid toegelaten te worden.

Als de biecht toch nodig zou zijn voor de zaligheid, dan is Jezus blijkbaar niet te vertrouwen op Zijn woord en dan zou heel de christelijke godsdienst op een leugen berusten, Dan kunnen we beter geen christen zijn.

Maar kunnen we uit de text zelf, die ons nu bezighoudt, niet opmaken, of deze woorden letterlijk dan wel figuurlijk verstaan moeten worden?

Ja, als wij letten op de context, d.w.z. de omgeving, waar deze text staat, dan kunnen wij daaruit opmaken, dat deze woorden niet in letterlijke, maar in verklarende zin moeten worden verstaan. Immers, Jezus blaast over hen en zegt dan: Ontvangt de H. Geest. Wier zonden gij vergeeft, hun zijn ze vergeven.

De gave van de H. Geest e.N de zondevergeving staan dus in nauw verband met elkaar.

Welnu, aan de H. Geest wordt in de Bijbel nergens de zondevergeving toegeschreven. De H.Geest is in het N.Testament degene, die de ziel tot nieuw leven opwekt, die de mens heiligt en verlicht. Maar nooit wordt gezegd, dat de H. Geest de zonden vergeeft. Dat wordt steeds aan de Vader toegeschreven.

Van de H. Geest wordt gezegd, dat Hij In onze zielen getuigt, dat wij kinderen Gods zijn en dus de vergeving der zonden hebben. Rom. 8,16. Die H. Geest komt ook om de wereld in Mij (Jezus) niet geloven; van oordeel, omdat de overste dezer wereld geoordeeld is" Joh. 16,0-11.

Wanneer Jezus dus aan de discipelen de macht van de zondevergeving belooft in verband met de gave van de H. Geest, dan moeten wij dat in dezelfde zin verstaan, als waarin ook de H. Geest zich uit tegenover de zonde, n.l. als overtuigend van zonde of als getuigend van zondevergeving en dus niet als kwijt-scheldez van de zonde. Dat druist in tegen de functie" die de Bijbel aan de H. Geest toekent.

Ik wil tenslotte er nog op wijzen, dat ais de discipelen en de apostelten het zendirigsbezel krijgen, zij niet de cpdracht krijgen, om de zonden van de mensen te vergeveno. Maar "gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie aan de ganse schepping", Mare. 16,16.

En deze opdracht hebben ook wij allen, die de gemeente van Christus vormen. Wij mogen ons de macht van de zondevergeving niet aanmatigen, want dan lasteren we God. Wij mogen echter wei ae Blijde Boodschap doorgeven, dat God bereid is om aan ieder, die gelovig op het Kruis van Christus vertrouwt, voor eeuwig te redden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 1958

In de Rechte Straat | 20 Pagina's

Exegese van Joh. 20, 23.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 1958

In de Rechte Straat | 20 Pagina's