IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Judas, de lijfeigene van zijn broer Jezus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Judas, de lijfeigene van zijn broer Jezus

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Judas, een dienstknecht van Jezus Christus.” Judas 1a

Het Griekse woord doulos, dat in de SV en door het NBG met “dienstknecht” vertaald wordt, betekent eigenlijk “slaaf, lijfeigene”. Het Hebreeuwse woord is èbèd. Zo wordt ook Mozes genoemd in Deuteronomium 34:5 en Psalm 105:26; Jozua in Jozua 24:29; David in 2 Samuel 3:18.

Ook Paulus begint vaak zijn brieven door zich als de slaaf van Christus voor te stellen aan de lezers: Romeinen 1:1 enzovoort. Petrus doet dat in 2 Petrus 1. De christenen worden zo genoemd in Handelingen 2:18 en 1 Korinthe 7:22.

In Jesaja 53 wordt de komende Messias, de Èbèd, de Slaaf, de Lijfeigene van God genoemd. Christus zei dan ook van Zichzelf dat Hij is gekomen om te dienen (Matth. 20:28). Hij deed het slavenschort voor en waste de voeten van de apostelen.

Een slaaf is het eigendom van een ander. Hij is het onvervreemdbaar bezit van de baas, precies zoals zijn vee, zijn huis, zijn meubilair. De slaaf had in de tijd dat Judas zijn brief schreef, geen enkel recht. Zijn meester kon hem verkopen en zelfs ter dood brengen, zonder dat hij gevaar liep daarvoor te worden aangeklaagd.

De slavernij bepaalde toen voor een groot gedeelte de economie en het sociale leven. In het Romeinse keizerrijk waren er wel zestig miljoen slaven. De stad Rome telde er meer dan een half miljoen. Ze hadden nooit vrije tijd. Dag en nacht moesten ze klaar staan voor hun baas. De weerklank daarvan lezen we in de gelijkenis van Lukas 17:7-10. Zo beschouwt Judas zich als het bezit, het eigendom van zijn Broer Jezus. Hij is Zijn slaaf, Zijn lijfeigene.

Ter overdenking: Wilt u ook het bezit, het eigendom worden van Jezus Christus? Dat kàn. Jezus wil u kopen. Waarmee? Niet met zilver of goed, maar met Zijn kostbaar bloed (1 Petr. 1:18,19). En àls Hij dat doet, dan is het omdat u door de Vader aan Hem gegeven bent. Wat is daarvoor van uw kant nodig? Enkel geloof, enkel vertrouwen in Hem.

Maar weet u wel wat dat nog meer betekent, als u gekocht bent tot lijfeigene van Jezus? Een slaaf moet steeds ter beschikking staan van zijn baas. Die kon alles van de slaaf vragen. Door zich een slaaf van Christus te noemen, spreekt Judas uit dat Christus hem elk moment voor Zich mag opeisen.


Bron: Ds. H.J. Hegger. Judas, een brief om God te loven (1995), Uitgeverij Groen en Zoon, Leiden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 2017

In de Rechte Straat | 16 Pagina's

Judas, de lijfeigene van zijn broer Jezus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 2017

In de Rechte Straat | 16 Pagina's