IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

ONTMOETINGEN 7

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ONTMOETINGEN 7

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Reeds jaren ben ik als abonnee lezer van "In de rechte straat". Het vele goede waardeer ik als zodanig. In het nr. van juni 1986 b.v. Wat voor soort kerk? blz. 16 e.v.

In een ouder nr. maakte u de opmerking: waarom groeit toch het aantal abonnees niet? Ik kan dat verklaren.

Als het gaat over de positieve kant, zijn daar uitlatingen en is er een benadering die méér herinnert aan een denkwereld van geestelijke zelfbevrediging dan aan het Bijbels getuigenis.

Laat ik dat concreet maken. U vertelde aan iemand dat hij zich tegenover God eerst moest voelen als vuilnis. Eerst dat en dan pas… Het komt uit de wereld waarin doodgewoon wordt gezegd: wij zijn allemaal brandhout voor de hel. Een bekend predikant zei eens: Een meisje was erg ziek en riep om haar moeder. Moeder bleef bewust een hele tijd weg want het kind moest ervaren dat het niet de moeder nodig had maar Jezus.

Schei toch uit. Al dat gedoe noem ik ronduit tegen de Schrift ingaand.

Hoe keurig zei Britt Wikström het in een radio-uitzending: God blijft in de mens het schepsel zien waarvoor Hij alles wil inzetten. Precies.

Dr. Sietsma formuleerde het aldus: Indien de Heere de mens tot het heil brengt met het doden en uitroeien van zijn mens-zijn (en vuilnis is geen menselijke verschijningsvorm meer), dan is God blijkbaar niet machtig om de willende en actieve mens tot het einddoel te leiden, doch moet Hij die eerst klein zien te krijgen door hem te vernederen en te vernietigen.

Dit nu doen, aldus Sietsma, dictatoren en overweldigers. Maar de Here is Heere, machtig en groot genoeg om de mens met al zijn krachten en vermogens te brengen, waar Hij hem hebben wil en waar die mens ook zelf komen wil, als Hij door God gewillig gemaakt is en steeds meer gewillig gemaakt wordt.

P.S. U mag mijn brief wel afdrukken als u dat wilt en van commentaar voorzien. Het gaat om authentiek geloof en niet om de mens als schepsel onterend religieus besef.

Bilthoven

ANTWOORD:

Hartelijk dank voor deze brief. Ik doe steeds mijn uiterste best om mijn bedoelingen zo duidelijk mogelijk weer te geven. Uit deze brief blijkt dat ik daar in dit geval niet in geslaagd ben. Vandaar:

1. "Eerst dat en dan pas…". Ik dacht dat ik altijd het tegenovergestelde had beweerd. Misschien val ik daarom in herhalingen, als ik het volgende zeg:

De Heidelbergse Catechismus heeft de driedeling: ellende, verlossing en dankbaarheid. Logisch zit daar een volgorde in: eerst de kennis van onze ellendige toestand, dan het verlangen naar de verlossing door Christus en daaruit voortvloeiend de dankbaarheid vanwege zulk een grote verlossing.

Maar chronologisch (in de tijdsorde) vallen deze drie factoren altijd samen. Ik kan nooit tot de echte kennis en erkenning van mijn zonde komen, als ik niet tegelijk de zekerheid heb van de vergeving van de zonden of althans het vermoeden daarvan.

Zo kan ik ook nooit tot de geloofsdankbaarheid (wel tot de wettische dankbaarheid) komen, tenzij ik mij verlost weet door Christus.

Ik heb mij dan ook steeds gekeerd tegen geestelijke keurmeesters, die het allemaal zo precies weten en anderen hun wegen en weggetjes trachten op te leggen.

2. Ik kan mij dan ook niet voorstellen dat ik ooit aan iemand de raad zou hebben gegeven dat hij zich "eerst" als vuilnis moet voelen. Als ik dat toch mocht hebben gedaan, dan verneem ik graag in welk nummer, zodat ik het kan terugtrekken.

3. Wel ben ik overtuigd dat wij allen geboren worden als pure egoïsten. Een kind zoekt alleen maar de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens. Slechts door de opvoeding kan hij ertoe gebracht worden zijn instinktieve neigingen te beheersen nl. wanneer hem duidelijk wordt gemaakt dat dit het beste is voor zijn eigen 'ik'. Als hij zich niet beheerst en uitsluitend zichzelf blijft zoeken, - zo gaat hij dan langzamerhand begrijpen - zal hij de liefde en de waardering van de anderen verspelen. Uit eigen belang gaat hij dan ook rekening houden met de belangen van anderen. De eigenlijke drijfveer van de 'liefde' van het kind blijft echter het belang van het eigen 'ik', dus de ikzucht. Deze ik-gerichte levenshouding blijft het kind heel zijn leven lang in zich meedragen. Dat is het wat de Bijbel 'vlees' noemt. Paulus beschrijft in Rom. 7 op ontroerende wijze de strijd van zijn 'nous', zijn zedelijke bewustzijn, tegen zijn onderbewuste ikdrift.

Hij kan zich echter van dat 'vlees', die zondige ikdrift, niet bevrijden door eigen kracht en roept dan aan het slot van het hoofdstuk uit: "Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood?".

En dan komt het juichende antwoord in hoofdstuk 8:1-2: "Zo is er dan nu geen verdoemenis voor hen die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest. Want de wet van de Geest des levens in Christus Jezus heeft mij vrijgemaakt van de wet der zonde en des doods".

4. Die zondige ikdrift nu beleef ik als vuilnis. Ik vind het vies dat er diep in mij, in mijn onderbewustzijn, die dierlijke neiging is om altijd maar weer het eigen 'ik' in het middelpunt te stellen en om daaraan desnoods alles en iedereen op te offeren, zelfs de heilige God.

Ik zou zo graag zuivere liefde zijn. pure belangeloosheid. Ik weet ook dat dit het gebod van God is: liefde tot Hem boven alles en liefde tot de naaste als voor mijzelf. Ik beaam ook van ganser harte de juistheid en schoonheid van dit gebod. "Alzo is dan de wet heilig en het gebod is heilig en rechtvaardig en goed" (Rom. 7:12).

Maar met Paulus zucht ik: "Want wij weten dat de wet geestelijk is. maar ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde" (v. 14).

Ook ik kan mij daar niet boven uitheffen, ook al span ik alle krachten van mijn zedelijke bewustzijn daarvoor in.

Maar - Gods Naam zij geprezen! - de bevrijding is van buiten af, van Boven, gekomen door de Zoon van God. die Zich heeft laten kruisigen om onze zonde uit te delgen. En "indien dan de Zoon u zal hebben vrijgemaakt, zo zult gij waarlijk vrij zijn" (Joh. 8:36).

5. U hebt mij ook verkeerd verstaan, wanneer u meent dat ik de mens als schepsel Gods niet zou eren.

Nee, de mens is de kroon van de schepping. Wie Genesis 1 leest, kan alleen maar diep onder de indruk komen van de oorspronkelijke verheffing van de mens. Hoe plechtig klinkt dat niet: "En God zeide: Laat Ons mensen maken naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis"! In onze oorspronkelijke staat vertoonden wij dus een zuivere gelijkenis met God.

Ps. 8 stelt de vraag: "Wat is de mens dat Gij zijner gedenkt?". En het antwoord: "Gij hebt hem met eer en heerlijkheid gekroond. Gij doet hem heersen over de werken Uwer handen".

Maar juist daarom is de ontluistering van de mens na de zondeval zo vreselijk. Er is een oud Latijns spreekwoord: Corruptio optimi pessima = het bederf van het beste is het slechtste.

En als u leest wat Paulus over de gevallen mens schrijft in Rom. 3:10-20. dan kun je dat kort samenvatten: De gevallen mens is een stuk vuilnis geworden. "Hun keel is een geopend graf'. Wat een stinkende adem moet de ziel van deze zondige mens dan niet hebben!

En vanuit het N.T. komt opnieuw een antwoord op die vraag van ps. 8. Blijkbaar hecht God zulk een grote waarde aan de mens, dat Hij zelfs Zijn eigen Zoon niet gespaard, maar voor ons allen overgegeven heeft en ons met Hem alle dingen heeft willen schenken (Rom. 8:32).

Als ik dan ook over de mens spreek als over een groot stuk vuilnis, dan bedoel ik daar alleen maar mee de mens in zijn gevallen toestand.

En dat de mens een groot stuk vuilnis is, hoefje niet eens uit de Bijbel te halen. Lees maar in de geschiedenis en zie waartoe de mens in staat is. Het is een geschiedenis van bloed en tranen, van haat en grof egoïsme, van oorlogen en ruzie, van brute verkrachting. En als je naar de TV kijkt, dan zie je het stuk vuilnis, de mens, elke dag levensgroot voor je.

6. Maar de mens die door de werking van de Geest wedergeboren is, is opgeheven tot een onvoorstelbare, hemelse hoogte. De Vader en de Zoon (Joh. 14:23) en de Heilige Geest zijn dan in hem gaan wonen als in een tempel. Hij is zelfs "de goddelijke natuur deelachtig" (2 Petr. 1:4) geworden.

En des te verdrietiger is het voor zulk een kind van God, dat hij nog altijd in zich die zondige ik-gerichtheid bemerkt. Dat verdriet - als het juist is - komt niet voort uit het feit dat je jezelf tegenvalt, maar omdat je van zo nabij die oneindige barmhartige liefde van God ziet in Christus. Je hebt die God dan lief met je ganse hart en daarom doet het je pijn dat er in je altijd nog die duistere macht van het 'vlees' is, dat in wil gaan tegen deze heilige God. Je verootmoedigt jezelf daarover en spreekt tegelijk je diepe dankbaarheid uit jegens God, die om Christus'wil ons die kwade macht niet wil aanrekenen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 1986

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

ONTMOETINGEN 7

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 1986

In de Rechte Straat | 32 Pagina's