IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

DE NOOD IN NICARAGUA

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE NOOD IN NICARAGUA

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eén van de beste manieren om een land te Ieren kennen is een krant te kopen. Daarin kun je te weten komen, waar de belangstelling van een volk naar uitgaat en wat hun dagelijkse problemen zijn. Zo las ik in „Novedades" van Nicaragua het volgende:

Zij verdiende één córdoba per dag Een oudje van 80 jaar kwam zich beklagen bij het arbeidsbureau, omdat ze ontslagen was zonder dat ze vakantiegeld had uitbetaald gekregen. Ze was in gezelschap van haar nicht, die alles bevestigde wat het vrouwtje beweerde. Ieder op het arbeidsbureau verbaasde zich erover, dat iemand op zulk een hoge leeftijd nog zijn toevlucht neemt tot het arbeidsbureau, maar die verbazing werd nog groter, toen bleek dat ze al 25 jaar bij dezelfde haciënda ( = grote boerderij) werkte voor … één córdoba ( = ƒ 0,40) per dag.

„Och", zo zei ze, „dat ik nu geen salaris meer krijg, vind ik niet eens zo erg. Ik verdiende immers praktisch toch niets. Wat is één córdoha per dag plus vrij kost en inwoning? Maar dat ik nu zo maar ontslagen ben en op straat gezet! Ik was zo met de boerderij vergroeid. Ik heb de kinderen groot zien worden. Nu voel ik me als een dode, een uitgeworpene, die nergens meer voor deugt. Mijn nicht is mijn enige familie."

Er stond niet te lezen, wat het arbeidsbureau beslist heeft, maar uit de foto van de oude vrouw met haar door rimpels doorploegde gelaat, die afgedrukt stond in „Novedades", sprak niet veel hoop, maar grote verlatenheid en pijn.

Een christen-direkteur

Het kan echter ook heel anders. Eergisteren, zaterdag, bezochten we een fabriek, waar insecticide wordt gemaakt. Nicaragua verbouwt nl. veel katoen en voor een goede oogst is de insektenbestrijding van het grootste belang.

In een lokaal was een onderwijzer van Alfalit (Evangelische vereniging voor de bestrijding van het analfabetisme en voor de ontwikkeling van het land) bezig les te geven aan arbeiders. Het lokaal werd koel gehouden door de air-conditioning. Het enige leslokaal in heel Nicaragua met air-conditioning, zo vertelde men mij. De arbeiders mogen hier elke week zes en een half uur gratis lessen volgen. Ze moeten elkaar dus afwisselen. Elke dag een andere groep. Ze hoeven ook niets terug te betalen, ook niet als ze overmorgen hun ontslag zouden indienen.

Maar… de direkteur van deze fabriek is dan ook een echte christen, die de daad bij het Woord voegt, iemand die de vermaning van Jak. 2:14-26 in praktijk brengt. Hij is voorzitter van de kerkeraad van één van de gemeenten hier in Managua. Zijn naam mag met ere genoemd worden: Wal ter Dunker.

Een kinderhand is gauw gevuld

Daarna gaat onze tocht naar een „schooltje" in één van de buitenwijken van Managua. Het is een hut van planken. De vloer is de klei van de aarde, geen plavuizen of iets dergelijks.

Een paar kinderen mogen een zinnetje uit de leesboeken van Alfalit voorlezen. Ze krijgen applaus.

En intussen stond de radio van de buren keihard aan. In zulk een maatschappij, waar de strijd om het naakte bestaan de mensen totaal in beslag neemt, is er vaak zo heel weinig sociaal gevoel.

Onze begeleider vraagt: „Wie heeft er wel eens van Holland gehoord?" Niemand. Na afloop worden schriften en potloden uitgedeeld. Je ziet de stralende kindergezichten. Ik heb er foto's van gemaakt. Misschien zullen veel kinderen (en ouderen) in Nederland bij het zien van die dankbare ontvangers besluiten: wij gaan geld inzamelen voor potloden, schriften en voor een beetje betere behuizing van die school.

Water, water!!!

's Middags gaan we naar een dorpje buiten Managua, nl. Comarca de Cuajaschillo. Ik rijd met ds Fernandez. Er is een samenkomst in de kerk, waar ds Fernandez uiteenzet wat Alfalit eigenlijk bedoelt. Hij doet dat op zeer eenvoudige wijze met tekeningen op een bord.

Hij zegt: „Alfalit wil in elke plaats een comité oprichten, dat zorgt voor het welzijn van de gehele bevolking in die plaats. Hij stelt telkens vragen: „Als een protestant hier water nodig heeft, heeft een rooms-katholiek dan ook water nodig?" „Si, si — ja, ja" komt het uit vele monden.

„Juist", zo vervolgt hij. „Christus heeft ons de barmhartige Samaritaan als voorbeeld gegeven. Die man hielp de gewonde langs de weg naar Jericho, ook al was het een Jood en ook al wist hij dat de Joden minachtend neerzagen op de Samaritanen".

Dan vertelt hij de manier van werken van Alfalit. Hij vraagt: „Wie weet beter wat jullie hier nodig hebben? Wij die van buiten komen, of jullie die hier altijd wonen?"

„Wij", roepen ze allemaal. „Juist", zo zegt hij. Daarom willen we plaatselijke komitees oprichten, die verantwoordelijk zijn. Alfalit helpt, maar het initiatief moet van de plaats zelf komen. Als iemand een zware zak heeft, die hij alleen niet op zijn kar kan krijgen en hij gaat op die zak zitten, zal niemand eraan denken om tegen hem te zeggen: Ik zal dat wel even voor jou doen. Maar als hij bezig is het te proberen, en een ander komt langs, dan zal die zeker zeggen: Ik help je wel even. Zo helpt Alfalit alleen maar plaatsen, waar men zelf wat aan het proberen is. Daarna zet ds Fernandez uiteen, dat ze een voorrang moeten vaststellen tussen verschillende projekten, want ze kunnen niet alles tegelijk aanpakken. Hij schrijft verschillende projekten op het bord: Electriciteit, voeding, hygiëne, onderwijs, water. Hij zegt: „onder al die projekten is water allereerst nodig. We kunnen wel honger lijden. Dan trekken we de broekriem maar wat strakker aan. Maar dorst is niet te dragen. Dorst is verschrikkelijk. Bent u het daarmee eens?"

„Ja!", klinkt het uit vele kelen.

„Dus", zegt hij, „is water het eerste dat er komen moet". Er moet een goede put worden gegraven. We hebben dat al meerdere keren aan onze buitenlandse vrienden voorgesteld, maar het is er nog steeds niet van gekomen. Maar wie weet — en hij kijkt ondeugend lachend naar mij — zullen de broeders en zusters uit Holland er nu voor zorgen."

Terwijl hij zo over de noodzaak van water praat, realiseer ik mij dat zij die aan een ander een beker water aanreiken om Christus' wil, worden zalig gesproken. Maar hier hebben we de gelegenheid om een put te geven, waaruit deze arme bevolking tot in lengte van dagen miljoenen bekers water kan drinken. Ik denk ook aan de Heere, die aan de Samaritaanse vrouw vroeg: Geef Mij te drinken; en aan het oordeel van de Zoon des mensen: „Ik was dorstig en gij hebt Mij te drinken gegeven".

Ik sprak nog even met één van de twee onderwijzeressen van de plaats en vroeg: „Waar haalt u dan nu het water vandaan?" „We krijgen het uit de hemel", zei ze Ik zag inderdaad een ton staan, waaruit een vrouw wat water schepte om te drinken. Zo maar regenwater in een ton bewaard. Hoe ze het daar verzamelden, weet ik niet. Maar wat onhygiënisch! Wat een bron van ziekten!

Onderweg vertelde ds Fernandez mij nog: „Die onderwijzeressen worden niet door de regering betaald. Die zegt dat ze er geen geld voor heeft. Alfalit betaalt hun salarissen" d.i. 80 córdoba's = de munteenheid van Nicaragua: ongeveer 40 cent — dus ƒ 32,— per maand. „Wij kunnen echt niet meer betalen. Maar ze doen het met heel veel toewijding. Weet u dat er in Zuid-Amerika 80 miljoen analfabeten zijn, mensen die niet kunnen lezen of schrijven?"

Steeds weer als ik in zulke arme landen kom, besef ik hoe zeer wij in Nederland rijk gezegend zijn. Zijn we daar voldoende dankbaar voor? Laten we die dankbaarheid voor al die onverdiende weldaden tonen door de armen in de wereld te helpen.

Enkele vragen over Alfalit

Ik zit in het centraal bureau van Alfalit-Cepad. Ze hebben nog vijf andere bureaus elders in het land. (Nicaragua heeft een bevolking van twee miljoen).

Ze werken steeds via de reformatorische kerken. De kerk, zo legde ds Cortés uit, heeft immers de roeping het Woord Gods niet slechts verbaal ( = door woorden) te brengen, maar ook door daden: „Woord en daad"! In het verleden hebben de kerken zich al te zeer beperkt tot de verkondiging van het Evangelie. Ze hebben de blijde boodschap bijna uitsluitend woordelijk overgebracht.

Maar de kerk is geroepen tot de totale verkondiging van het Evangelie, dus ook tot practische dienst aan de gemeenschap. De kerk moet helpen, waar dat maar mogelijk is, met verschillende programma's, zoals opvoeding, onderwijs, maar ook door de mensen technische mogelijkheden te verschaffen. Moet de kerk er niet voor zorgen, dat de mannen beter leren hoe ze landbouw en veeteelt moeten bedrijven, en dat de vrouwen leren naaien en gezonde voeding te bereiden voor hun gezin? Moet een kerk niet de hygiëne en de gezondheidszorg bevorderen? Enzovoort.

Ik maakte de opmerking, dat ik de huidige reaktie van het Zuid-Amerikaanse protestantisme goed begrijpen kon, omdat zij in het verleden inderdaad zeer veel te maken hebben gehad met een bepaald soort protestantisme van de V.S., waarbij men bijna uitsluitend denkt aan de redding van de ziel. Maar, zo vertelde ik hem, het Nederlandse protestantisme is voor het grootste gedeelte gevormd door het calvinisme. En de calvinisten zijn steeds mannen geweest van de stoere en sterke daad. Ik stelde hem echter ook deze vraag:

Is dit de taak van de kerk?

Ik ben het helemaal met u eens dat we een totale verkondiging van het Evangelie nodig hebben. Maar moet de kerk zich toch niet beperken tot de Woord-verkondiging? En als die Woord-verkondiging in overeenstemming is met de Bijbel, dan zal dat vanzelf tot gevolg hebben, dat de kerkleden deze sociale roeping verstaan en ook in prakijk brengen. De kerk moet steeds de moeder blijven, die ons voedt met het hemelse brood, het Woord Gods.

En is er niet het gevaar dat anders de kerk te machtig wordt? Heeft de geschiedenis, met name van de rooms-katholieke, de Grieks-orthodoxe, de lutherse en de anglikaanse kerk niet voldoende bewezen, dat de kerk gemakkelijk vervalt tot een wereldse gezindheid, de gezindheid van het vlees, waardoor men veel meer op aardse middelen en op aardse macht gaat steunen dan op de werking en de kracht van het Woord en van de Heilige Geest?

Hij antwoordde: „Ja, maar hier is dat allemaal moeilijk te scheiden. De kerk en haar leden zijn hier één geheel. Er zijn maar weinig kerkleden met echte ontwikkeling en die zijn dan meestal ook de kerkleiders."

Ik realiseerde mij wel, dat de situatie in zulk een ontwikkelingsland heel anders is dan bij ons. Bovendien is het mezelf ook niet helemaal duidelijk. Daar zouden wij, evangelische en reformatorische christenen, samen wat meer over moeten nadenken. Een vraag die we daarbij aan de orde zouden moeten stellen, luidt:

Zijn wij niet teveel uit elkaar gegroeid?

Met „wij" bedoel ik dan de leiding van de gemeente (kerkeraad, classis en synode) en de gemeenteleden? Zoals het kerkelijk leven thans in Nederland bij de meeste kerken reilt en zeilt, is het ook niet in overeenstemming met de Bijbel.

Zeker, de kerk voedt de gemeenteleden in verschillende kerken nog met het zuivere Woord. Maar behandelt men de gemeenteleden daarbij in feite niet als baby's? Een baby kan zelf het voedsel niet tot zich nemen, maar het moet hem in de mond worden gegeven. Wordt in veel kerken aan de gemeenteleden niet alles teveel in de mond gelegd? Worden ze wel opgevoed tot zelfstandig bijbels denken.

Met opzet zeg ik: bijbels denken en niet theologisch denken. Leert men de gemeenteleden voldoende om uit de Bijbel te denken, om doordrenkt te worden met de geest en de inhoud van het altijd weer levende Woord? Of passen ook de kerkleiders een soort hersenspoeling toe, waardoor de kerkgangers steeds hun ideeën (vaak zijn het dan ideologieën) krijgen voorgeschoteld?

Op welke praktische wijze moet meer gestalte gegeven worden aan die éénheid tussen kerkleiders en kerkleden?

Nog een andere vraag moest ik stellen nl.

Is zo'n samenwerking mogelijk?

„Dan moet een pastoor, die gewend is de baas te spelen in een dorp, van zijn troon afkomen en op voet van gelijkheid met de anderen meedoen."

Ds Fernandez erkende dat dit steeds de grote moeilijkheid is. Maar toch gebeurt het wel — en dan zijn het meestal jongere priesters — dat pastoors zozeer door dit gemeenschaps-ideaal worden aangegrepen, dat ze in elk geval niet hinderend er zich tegenover opstellen.

Dat deze groep van Alfalit zich niet op een verkeerde oecumenische wijze opstelt, bleek mij wel duidelijk toen ds Cortés, direkteur van Alfalit, mij 's avonds in de evangelisatie-samenkomst voorstelde. Hij zei toen: Ds Hegger is gekomen uit — laten we het maar eerlijk zeggen — uit het machtsgebied van de duivel.

Ik kreeg de indruk dat deze broeders de juiste benaderingsmethode bezigen. Van de ene kant vol oprecht gemeende liefde en bereidheid tot samenwerking en van de andere kant duidelijk vasthoudend aan de reformatorische beginselen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 oktober 1975

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

DE NOOD IN NICARAGUA

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 oktober 1975

In de Rechte Straat | 32 Pagina's