Vriendelijk jegens allen

Voor mijn vertrek had ik aan de ambassade van Nieuw-Zeeland foto-materiaal gevraagd ter illustratie van het verslag dat ik hoop te schrijven over mijn bezoek aan Nieuw-Zeeland. Ik werd opgebeld door iemand van de ambassade. Het was een bijzonder vriendelijk heer, waarvoor je onmiddellijk sympathie kreeg. Hij was uitermate voorkomend en hoffelijk. En de dag daarop kreeg ik allerlei materiaal, dat mij een inzicht gaf in de schoonheid en de mogelijkheden van dit jonge land.

En ik dacht: Wat is de presentatie toch veel waard. Deze man was voor mij het vriendelijke gelaat van Nieuw-Zeeland. Vanzelf ga je dan generaliseren en denk je: Zo zijn alle Nieuwzeelanders. Paulus roept ook Timotheüs op om vriendelijk te zijn jegens allen. Ik begreep dat ineens veel beter. Ieder van ons presenteert aan de wereld een stukje gelaat van het christendom. Hoe is dat? Welke indruk krijgt de wereld door ons optreden? Zijn wij vriendelijk, blij, voorkomend en hoffelijk? Wordt ons gedrag bepaald door een innerlijke beschaving, die voortkomt uit de liefde Gods die in onze harte is uitgestort door de Geest die ons is gegeven? (Rom. 5:5) Of zijn wij knorrig, onbeholpen, zuur, somber en bitter?

Wij vertonen het gelaat van het christendom en indirekt het gelaat van Christus. De wereld trekt uit het gedrag van de christenen haar konklusie over Christus zelf.

Dat geldt meer in het bijzonder voor de ambtsdragers van de kerk. Allereerst voor de dominees. U kent misschien dit grapje: Een ouderling moest een dominee „van elders" ophalen die in zijn gemeente zou preken. Hij kende die dominee niet en daarom schoot hij iemand aan en vroeg: „Bent u misschien dominee....?" Hij kreeg ten antwoord: „Neen, ik heb een maagzweer".

Zijn wij schuldig aan deze image van de dominee als de zwartkijker? Het is goed om onszelf daarover te onderzoeken, „Een dienstknecht des Heren moet niet twisten, maar vriendelijk zijn jegens allen" (2 Tim. 2:24).

Ik denk echter ook aan andere funktionarissen zoals een koster. In 1 Kor. 12:28 spreekt Paulus over mensen die de gave hebben om overal de helpende hand te bieden, en die ook door God daartoe zijn aangesteld. Elke koster zou deze gave moeten bezitten.

Ik herinner me, dat ik als priester het boek „Marijntje Gijzen" las. Ergens trof ik daar de uitdrukking aan: „zuur als een gereformeerde koster". Zulk een image maakt de overgang naar de reformatie niet gemakkelijk.

Laten we vriendelijk zijn jegens allen en aldus iets laten zien van de oneindige goedertierenheid, de vriendelijkheid, behulpvaardigheid en dienstbaarheid van de Goede Herder, Jezus Christus.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen