IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

De 'bloeddorstige' Calvijn

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De 'bloeddorstige' Calvijn

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

In onze gedachtenwisseling met dhr. Joosten schreven wij in ons februarinummer dat we zijn kijk op Calvijn zouden voorleggen aan een deskundige op dat gebied, Dr. N. J. Hommes, schrijver van „Misère en grootheid van Calvijn". Ziehier zijn antwoord:

Wie de heer Joosten is, weet ik niet. Hij is mogelijk op een bepaald terrein heel knap, maar een historicus, laat staan een geleerd historicus, is hij niet. Anders zou hij nimmer een zin als: „Dit systeem nu werd juist hartgrondig veroordeeld in de r.-k. kerk" uit zijn pen hebben laten vloeien. Wie ook maar een weinig meer dan oppervlakkige kennis van de zestiende-eeuwse wereld heeft, kan alleen maar glimlachen om zulk een naïeve ahistorische opvatting.

Pagina's zou ik kunnen vullen om aan te tonen dat het bovenstaande „un tissu de calomnies", een samenraapsel van laster is, en een bedenkelijke vermenging van „Wahrheit und Dichtung".

Als ik het bovenstaande van de heer Joosten lees, heb ik het gevoel of de oudcarmeliet Jérôme Bolsec (naar de reformatie overgegaan en later weer teruggekeerd in de schoot der r.-k. kerk) met zijn lasterboek over Calvijn, in 1577 te Lyon uitgegeven, weer is opgestaan.

Een paar eeuwen lang hebben r.-k. polemisten, zelfs de beroemde Richelieu, dit lasterboek als arsenaal gebruikt.

Geen enkele historicus, ook geen serieuze r.-k. historicus houdt zich daar nog mee bezig, zo min als men zich beroept op de lastercampagne van een Voltaire. Wil de heer Joosten zich historisch beter oriënteren over persoon en werk van de grote reformator Calvijn, laat hij dan eens de moeite nemen (hij zal er geen spijt van hebben!) om het grote standaardwerk uit de vorige eeuw, en wel van de r.-k. historicus Kampschulte, over Calvijn te bestuderen. Dan zijn er ook tal van moderne katholieke auteurs die het bovenstaande verhaal over Calvijn eenvoudig wegvagen.

Hoezeer de heer Joosten zich historisch vergist, slechts één voorbeeld. In tegenstelling met de reformatie zou de r.-k. kerk inschakelen van het geweld der overheid inzake de waarheidsvraag hartgrondig hebben veroordeeld! De realiteit: In 1547 (dus zes jaar voor de brandstapel van Servet, die wij, kinderen der reformatie, diep betreuren als een gemeenschappelijke dwaling van die eeuw) voerde Henri II in het Parlement van Parijs de „chambre ardente" in, welke in vier jaar meer dan zeshonderd aanhangers der reformatie naar de brandstapel bracht! De heer Joosten denke een ogenblik aan wat de moederkerk met protestanten en Joden in Spanje heeft gedaan!

Ik verzoek voorts de heer Joosten in welwillende overweging te nemen het volgende: Precies 350 jaar, nadat op 27 oktober 1553 Servet in Genève te Champel, even buiten de toenmalige stad, de brandstapel beklom, werd op die plaats op 27 oktober 1903 een „monument expiatoire" opgericht met de volgende inscriptie:

„Wij met eerbied en dank vervulde kinderen van Calvijn, onze grote reformator, veroordelend evenwel een dwaling van zijn eeuw en sterk gehecht aan de vrijheid van geweten naar de ware beginselen van de reformatie en van het Evangelie, hebben dit verzoeningsmomiment opgericht de 27ste oktober 1903".

Terloops vermeld ik nog even dat de wrede, bloeddorstige Calvijn op 26 oktober 1553, dus een dag voor het vonnis, aan zijn vriend en medereformator Farel schreef: „Morgen zal Servet ter dood gebracht worden. Wij hebben geprobeerd om de wijze van executie (levend verbrand worden) te veranderen, maar tevergeefs".

Voorts vraag ik de heer Joosten het feit in zich op te nemen dat Servet tot diezelfde straf van verbranding reeds was veroordeeld door de r.-k. macht in de stad Vienne in Frankrijk. De executie zou hebben plaats gevonden, indien het Servet niet gelukt was te ontvluchten uit Frankrijk en naar Genève was gegaan!

Vervolgens nog het volgende historische feit: Als met de Parijse bloedbruiloft in 1572 in Parijs en in Frankrijk duizenden Hugenoten zijn vermoord, laat de toenmalige paus als dank aan God in Rome de kerkklokken luiden! Processies en feesten werden gehouden! Welke paus heeft in latere eeuwen een verzoeningsmonument opgericht en openlijk daarover schuld beleden? Hij zegge het mij.

Ik noem deze dingen niet om als reformatorisch christen mij te verheffen boven rooms-katholieke christenen. Wij hebben allen „des mains sales" (vuile handen) om met Sartre te spreken. Maar historisch staat vast dat de handen van de roomse Inquisitie duizendmaal meer bevlekt zijn dan de handen van de christenen der reformatie.

Ik zou de heer Joosten willen aanraden kennis te nemen van serieuze r.-k. historici over Calvijn. Ik noemde reeds het machtige standaardwerk van Kampschulte. Ik zou hem voorts willen aanraden om de rccensie van een r.-k. dissertatie over Calvijn van de hand van Dr. Fr. Thijssen onder de titel „Beter beeld van Calvijn" te lezen. Deze recensie is te vinden in de Tijd-Maasbode van 24 januari 1969. Zij zal hem ook helpen grondig zijn visie op Calvijn aan revisie te onderwerpen.

Tenslotte moge ik de heer Joosten in herinnering brengen dat het eerste geschrift van de jeugdige Calvijn een commentaar was op „De Clementia" (Over de Ontferming) van de Latijnse auteur Seneca. Laat hij van mij aannemen dat geen enkele echte r.-k. historicus nog gelooft in een wrede, bloeddorstige Calvijn. Niemand van hen citeert meer de lasterpraatjes van een Bolsec of Voltaire. Zij weten beter en zij respecteren de grootheid van Calvijn, terwijl zij zich met ons verootmoedigen onder de gemeenschappelijke dwaling van de zestiende eeuw, die meende dat men ketters met de dood moest bestraffen. Er waren ook in de zestiende eeuw mensen, die een beter inzicht hadden. Ik denk aan een Castellio die schreef: „Een mens doden, dat is niet een leer beschermen, maar enkel een mens doden". Ik denk aan Prins Willems overtuiging: „Non verberibus, sed verbis" (niet met zweepslagen, maar door overtuigen).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 1969

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

De 'bloeddorstige' Calvijn

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 1969

In de Rechte Straat | 32 Pagina's