IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

DE SCHRIFT ALLEEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE SCHRIFT ALLEEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gedachtenwisseling met een r.k. lezer

Dhr. Joosten: In de menselijke omgang bespreekt men een kwestie, maar tenslotte worden de belangrijke zaken schriftelijk vastgelegd. Aldus ds Hegger in zijn vorig commentaar. En hij heeft volkomen gelijk. Kijk maar naar vergaderingen. Daar worden de voornaamste punten in notulen vastgelegd en in de notulen kan men dan steeds de kernpunten van die vergadering terugvinden.

Maar zijn die gangbare menselijke gebruiken in het schriftelijk vastleggen van besprekingen ook van toepassing op de H. Schrift? Is eerst, zo in 't algemeen, het evangelie mondeling verkondigd, en heeft God toen gewild dat de kernpunten schriftelijk zouden worden vastgelegd? Hoe is dat eigenlijk gegaan met de H. Schrift. Zoals ds Hegger zegt, is het Evangelie eerst mondeling verkondigd en zijn aangehaalde tekst onderschrijft de woorden van Paulus: het geloof is uit het gehoor. En vast staat dan ook dat alle apostelen en latere aangestelde verkondigers gepredikt hebben en alléén gepredikt. Maar onder die apostelen en leerlingen waren er enkelen die niet alleen gepredikt hebben, maar ook in meerdere of mindere mate hun verkondiging op schrift hebben gesteld. Dit gebeurde dan vaak in brieven, die aan bepaalde gemeenten gestuurd werden en ook zijn er twee apostelen en twee leerlingen geweest die de voornaamste gebeurtenissen beschreven hebben tijdens de omwandeling van Christus.

Die Schriftstellers hadden echter niet de bedoeling hun geschriften in de plaats te stellen van de mondelinge prediking en ook niet hiervan „notulen" (bij wijze van spreken) te maken om de kernpunten van die prediking vast te leggen. Mondelinge en schriftelijke prediking waren gelijkwaardig en zijn zonder tegenspraak vijftien eeuwen zo gehandhaafd.

Ons antwoord: Die Schriftstellers hadden inderdaad niet de bedoeling hun geschriften in de plaats te stellen van de mondelinge prediking, maar het lag in Gods bedoeling om aan wat zij schreven, Zijn onfeilbaar gezag te verbinden. God maakte hun neergeschreven woord tot Zijn neergeschreven Woord, tot de Schrift.

Daarom vormen die boeken, ook al zijn ze, vanuit menselijk standpunt bezien, toevallig, lukraak, tot stand gekomen, toch een wonderbare eenheid. Immers de Heilige Geest is van die over eeuwen heen tot stand gekomen boeken toch de éne Auteur.

Gods bedoeling met de Schrift is dus, dat daarin zou worden vastgelegd, wat de mens moet weten voor zijn eeuwig behoud. Dat zegt Johannes duidelijk: „Jezus dan heeft nog wel andere tekenen in de tegenwoordigheid van Zijn discipelen gedaan, die niet zijn geschreven in dit boek; maar deze zijn geschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zoon Gods; en opdat gij, gelovende, het leven hebt in Zijn Naam" (Joh. 20:30-31). „Maar deze zijn geschreven, opdat..". Hiermede wordt dus duidelijk de bedoeling van de Schrift aangegeven, nl. dat wij daardoor tot geloof in Christus zouden komen en langs de weg van dat geloof het eeuwige leven zouden deelachtig worden.

Wanneer er dus onenigheid ontstaat over de vraag: „Wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?' — dan moeten wij bij de Schrift te rade gaan. Wanneer anderen dan zeggen: Men moet het eeuwige leven waarlijk verdienen door de goede werken (Conc. van Trente), dan hebben wij het recht om in de Schrift te onderzoeken, of dat wel waar is. En als wij dan door de Schrift zelf tot de overtuiging zijn gekomen, dat dit niet waar is, maar dat de mens wordt behouden uitsluitend langs de weg van geloof alleen en genade alleen, dan zijn wij geheel in overeenstemming met de raad van Johannes, van de Schrift, van de Heilige Geest, wanneer wij het leven enkel verwachten van het geloof in Jezus Christus alleen.

Dhr. Joosten: Toen is de hervorming gekomen en bepaalde dat voortaan alleen de Schrifturen als betrouwbaar konden worden gehandhaafd.

Ons antwoord: De hervormers „bepaalden" dat niet. Zij stelden dat opnieuw vast. Zo heeft ook Christus opnieuw het onfeilbare gezag van de Schrift, destijds dus alleen nog maar het Oude Testament, gesteld tegenover de menselijke overleveringen, vooral van de Schriftgeleerden. Ook in de tijd van Zijn omwandeling op aarde was de Schrift overwoekerd en van haar goddelijke kracht beroofd door allerlei mondelinge overleveringen en voorschriften.

Dhr. Joosten: Hieraan werd de leer verbonden van het vrije onderzoek, die iedereen onafhankelijk maakte van onderwerping aan leergezag.

Ons antwoord: Wij zouden liever zeggen: Die iedereen onafhankelijk maakte van onderwerping aan een menselijk leergezag, dat ons wil verplichten om zijn verklaring van de Schrift als de enige ware te aanvaarden.

Dhr. Joosten: Door deze en meerdere geheel veranderde leerstellingen werd niet de oude kerk „gezuiverd", doch er ontstond een geheel nieuwe religie. Een nieuwe kerk werd opgericht naast de oude en de scheuring in de christenheid was geschied.

Tegen de nieuwe religie valt op de eerste plaats aan te merken dat niet één hervormer is opgetreden, doch zeer vele, die elkaar vaak even vijandig bekampten als ze het de moederkerk deden.

Ons antwoord: Ik ben blij dat dhr. Joosten ons telkens weer wijst op onze onderlinge verdeeldheid. Ik hoop dat hij dat nog dikwijls zal herhalen. Want het is nu eenmaal een waar spreekwoord: Vreemde ogen dwingen. Ik hoop dat onze protestantse lezers daardoor duidelijk gaan zien, hoezeer onze verscheurdheid een steen des aanstoots is voor anderen, met name ook voor rooms-katholieken.

Dhr. Joosten: Geen enkele hervormer heeft ooit een bewijs gegeven dat hij een opdracht had, veranderingen te brengen in de kerk.

Ons antwoord: Wanneer iemand een opdracht krijgt van God, zal hij dat nooit kunnen „bewijzen". Paulus kon het ook niet „bewijzen", dat hij door de opgestane Here geroepen was tot apostel. — En vervolgens hadden, naar onze mening, de hervormers geen aparte opdracht nodig. Ze hebben eenvoudig de roeping volbracht, die voor elke christen geldt, nl. om onze persoonlijke opvattingen en de opvattingen van de kerk waartoe wij behoren, altijd weer te toetsen aan de Schrift.

Dhr. Joosten: De resultaten van de hervorming kunnen ook weinig vertrouwen geven dat God deze verandering heeft gewild. De hervorming is tot op de huidige dag nog niet uit-gehervormd en sinds het begin in 1517 is de reformatie gesplitst in talloze kerken en opvattingen, waarvan de leerstellingen ver uit elkaar liggen.

Calvijn bv. heeft in Genève een geestelijke dictatuur ingesteld, die volkomen in strijd was met de voorgestane leer van het vrije onderzoek. Calvijn deed datgene waartegen de reformatie juist in opstand kwam, nl. een leergezag handhaven met alle mogelijke middelen, waar ook de overheid bij werd ingeschakeld. Dit systeem nu werd juist hartgrondig veroordeeld in de roomskatholieke kerk. Onder de dictatuur van Calvijn werd spionage toegepast om overtredingen te achterhalen. Er werd gestrah met gevangenis, foltering of dood. Zo werden van 1542—1546 58 doodvonnissen uitgesproken en 76 verbanningen. Alle openbaar vermaak werd ten strengste verboden, zodat de helft van de 20.000 bewoners emigreerde. Als Calvijn door God geroepen was de leer te verkondigen van het vrije onderzoek, dan heeft hij die opdracht toch wel schromelijk slecht uitgevoerd.

Ons antwoord: Het leek ons het beste deze vraag voor te leggen aan een Calvijn-kenner, nl. dr. N. J. Hommes, die een zeer boeiend boek schreef: „Misère en grootheid van Calvijn" (uitg. Meinema Delft ƒ 12,50). Zijn antwoord komt in het volgende nummer.

Dhr. Joosten: In onze dagen kan men de grote tegenstelling in het protestantisme zien in de anglikaanse kerk, waar in dezelfde kerk een vrijzinnigheid heerst, die nauwelijks nog in God gelooft en een andere instelling op religieus gebied, die slechts weinig verschilt van de oude moederkerk.

Ons antwoord: Maar in onze dagen kan men eenzelfde extreme vrijzinnigheid ook aantreffen in de r.k. kerk, althans van Nederland. Zie hiervoor „Samen op weg".

Dhr. Joosten: Een inkonsekwentie in de reformatie valt ook te konstateren in het feit, dat het vrije onderzoek wordt tegengesproken in het samenstellen van een Heidelbergse Katechismus en de Dordtse Leerregels. Hierdoor wordt weer leergezag uitgeoefend, een leergezag dat van de oude kerk wordt afgekeurd.

Ons antwoord: Het leergezag dat aan deze belijdenisgeschriften wordt toegekend, is geheel anders van aard dan het leergezag dat Rome meent voor het pausdom te mogen opeisen. De belijdenisgeschriften erkennen zelf, dat zij feilbaar zijn en altijd weer getoetst moeten worden aan de Schrift. Zo bv.: „Men mag ook gener mensen geschriften, hoe heilig zij geweest zijn, gelijk stellen met de Goddelijke Schriften.." (Ned. Geloofsbelijdenis no. VII).

Dhr. Joosten: En wil deze kritiek op de reformatie nu zeggen, dat we nu gekomen zijn op het punt om een lofzang op de r.-k. kerk aan te heffen? Beslist niet! De r.-k. kerk van die dagen heeft misschien méér schuld aan de scheuring dan de hervormers: De hoogmoed en de onbekwaamheid van de leiders, de wereldse geest en verslapping van de tucht rechtvaardigden zeer zeker pogingen om verbetering te krijgen in verkeerde gebruiken en methoden die waren ingeslopen.

En het optreden van Luther kan niet anders dan als moedig en nodig geprezen worden.

Dat een strijdbare en vurige natuur als Luther terecht geprikkeld is geworden door de hooghartige en dictatoriale houding van de r.-k. leiders is volkomen begrijpelijk. En ook dat dit tot gevolg heeft gehad dat Luther verder is gegaan dan oorspronkelijk zijn plan was. Het hoger stellen van hun persoonlijke prestige boven de belangen van de kerk heeft de leiding van de r.-k. kerk toch wel met een grote schuld beladen.

Bij eerlijk onderzoek kunnen we gelukkig nog ontdekken, dat vooral met goede wil elkaar te willen begrijpen, reformatie en r.-k. kerk toch op veel punten niet zo ver uit elkaar staan. Het onverantwoorde onchristelijk bestrijden van eikaars opvattingen waardoor de kloof steeds wijder is geworden, behoort meer en meer tot het verleden.

Moge op sommige punten althans de gedachtenwisseling tussen ds Hegger en mij als gevolg hebben een beter begrip van eikaars standpunt tussen de religies.

Ons antwoord: Graag sluit ik mij bij deze wens aan. Ik zou er nog dit aan willen toevoegen.

Nadat wij onze persoonlijke schuld en de schuld van de kerk waartoe wij behoren, hebben beleden, moeten wij niet mistroostig eindigen. Ik wil wijzen op die Ene die nooit teleurstelt, Jezus Christus. Hij wil altijd weer opnieuw met ons beginnen. Hij wil steeds weer onze zonden vergeven, als wij in ootmoed en berouw gelovig tot Hem komen. Hij werpt ons zondige verleden achter Zich en schildert ons een heerlijke toekomst, als Hij terugkeert. Daarom: Laten wij blij zijn.... in Hem.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 februari 1969

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

DE SCHRIFT ALLEEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 februari 1969

In de Rechte Straat | 32 Pagina's