IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

woord en wederwoord

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

woord en wederwoord

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van de heer Joosten ontving ik dit schrijven: „Hoew el mijn stenciltje bedoeld voor slechts enige personen, kan het zijn nut hebben, dat de tegenstelling Rome—Reformatie in uw blad wordt besproken. Wederzijds kunnen mog enkele begrippen worden gewijzigd. In elk geval kan een polemiek bijdragen tot grotere openheid tussen de christenen van beiderlei religie me neem ik dan ook uw voorstel aan om mijn idees over de leer van de r.k. Kerk te vergelijken met de uwe over de reformatie — Uw kommentaar over de „algemene beschouwingen" van het stenciltje ik met interesse gelezen, doch ik ben van mening, dat door u kommentaar de kwestie niet helemaal is doorgrepraat. Gaarne zou ik nog eenmaal op uw kommentaar terug willen komen"

Geen uitputtende diskussie

Wij zijn bijzonder blij met deze reaktie van dhr. Joosten, met name ook over zijn voorstel om telkens slechts één keer op mijn kommentaar terug te komen. Daardoor toont dhr. Joosten, dat hij begrip heeft voor anderen en vooral de wederzijdse gedachtenwisseling wil dienen. Het zou voor onze lezers natuurlijk niet prettig zijn, als de diskussie tussen dhr. Joosten en ons al te lang zou gerekt worden. Wij vinden het zeer hoogstaand dat dhr. Joosten dat ook zo wil zien.

Van onze kant willen wij echter met nadruk erop wijzen, dat het ontbreken van een antwoord op mijn tweede commentaar niet wil zeggen, dat dhr. Joosten geen nieuw antwoord meer zou hebben. Het betekent alleen dat dhr. Joosten als goede gesprekspartner niet te lang het woord wil hebben om ook anderen in de gelegenheid te stellen hun kijk op deze kwesties te geven.

De gedachtenwisseling met dhr. Joosten is dus niet een afgerond geheel. Dat heeft iets onbevredigends, maar daar staat tegenover dat dit ontbreken van een afronding onze protestantse en rooms-katholieke lezers er juist toe kan zetten om onder elkaar die gedachtenwisseling voort te zetten.

Hier volgt dan het wederwoord van dhr. Joosten op ons kommentaar in het novembernummer.

Dhr Joosten:

„Voor een uitgangspunt moeten bewijzen zijn. Als de reformatie zegt: „De laatste en beslissende norm voor de uitleg van de H. Schrift is de Bijbel zelf", — dan dringt zich als eerste vraag op: wie is de reformatie? Dat moet toch ergens een persoon zijn en wel een met een grote gezaghebbende funktie. Wie is dat in de reformatie?

Kan overigens een boek zelf een uitleg geven? Geen enkel boek kan zelf een antwoord geven, als het moeilijkheden oproept. Een boek kan zelf geen docent zijn."

Ons antwoord:

Onder „de reformatie" verstaan wij de verzameling van alle christenen die de grondbeginselen aanhangen van de reformatie, voornamelijk van de zestiende eeuw, die kort geformuleerd hierop neerkomt: alleen door de Schrift, alleen door genade, alleen door geloof, alleen door Christus.

Deze christenen uit de reformatie zijn gegroepeerd in verschillende kerken, die met kleinere of grote nuances toch hetzelfde belijden. Het feit dat deze verschillende kerken toch één zijn in dit belijden, noemen wij de zondige protestantse verdeeldheid.

De reformatie belijdt dat er geen enkel menselijk gezag is in de kerk, dat de bevoegdheid zou bezitten om in geweten bindende verklaringen van de Bijbel te geven. Die bevoegdheid in de Kerk komt alleen toe aan Jezus Christus, die dat doet door zijn Heilige Geest.

U hebt gelijk, als u zegt: „Een boek kan zelf geen docent zijn". Wie kan echter de beste uitlegger van een boek zijn? Natuurlijk de schrijver zelf.

Welnu, de Bijbel is geïnspireerd door de Heilige Geest. Dat belijden wij, protestanten en rooms-katholieken, beiden. De Heilige Geest heeft daarbij wel mensen ingeschakeld, maar Hij heeft hun gedachten gericht. Hij heeft er ook voor gezorgd, dat er één lijn, nl. de heilslijn Gods in Jezus Christus, door al die boeken van de Bijbel loopt, zodat de Bijbel, ondanks die verschillende menselijke schrijvers, toch één boek is geworden, Het Boek van God.

Maar dit is nu het wonder van Gods ontferming, dat Jezus ons Zijn Geest heeft beloofd, die ons persoonlijk onderricht wil geven in de diepe heilsbetekenis van het Woord Gods. Zie Joh. 15:26; 16:7-15; 1 Joh. 2:20- 21, 27. Die Geest doet dat niet als een professor in de exegese, maar als levendmakende Geest, die het Woord Gods voor ons tot voedsel voor onze zielen maakt, door het te laten zien in zijn rijke betekenis.

Door handoplegging?

Dhr. foosten: „De ambtsdrager is door de gemeente, dus door Christus Zelf, geroepen. Maar de Bijbel leert dat ambtsdragers door andere ambtsdragers door handoplegging worden aangesteld. Niemand zal toch kunnen beweren, dat Paulus via een gemeente door Christus is aangesteld".

Ons antwoord: Wij menen dat een ambtsdrager door de gemeente wordt aangewezen en door Christus wordt aangesteld. De bevestiging tot het ambt in het midden van de gemeente geschiedt door handoplegging en gebed. In de kerken van de gereformeerde gezindte heeft die handoplegging alleen plaats, wanneer i emand tot dienaar des Woord (predikant, dominee) wordt bevestigd.

Persoonlijk heeft mij dat altijd bevreemd, want in de Bijbel lezen we dat ook handoplegging geschiedde bij de aanstelling van ouderlingen en diakenen (Hand. 6:6). Het lijkt mij dat dit een voorbeeld is van een protestantse traditie, die niet in overeenstemming is met de Bijbel.

De aanwijzing tot een ambt kan ook direkt door God Zelf gebeuren, dus zonder inschakeling van een keuze door de gemeente. Dat is bv. het geval geweest met Paulus (Hand. 13:1-4), waar staat: „In de gemeente van Antiochië waren er profeten en leraren: Barnabas, Simon die Niger genoemd werd, Lucius uit Cyrene, Manaën, jeugdvriend van de viervorst Herodes, en Saulus. Terwijl ze eens voor de Heer de heilige dienst verrichtten en vastten, sprak de Heilige Geest: Zondert Mij Barnabas en Saulus af voor het werk, waartoe Ik hen heb geroepen. Na vasten en gebed legden ze hun toen de handen op en lieten hen vertrekken. Aldus door de Heilige Geest uitgezonden, gingen zij naar...." (R.K. Vert.).

Toch mocht zulk een direkte aanwijzing van een ambtsdrager door de Here Zelf steeds getoetst worden door de gemeente, zoals bv. duidelijk blijkt uit 1 Kor. 14:29. Niemand kan zich dus aan de gemeente opdringen met de bewering: Ik ben rechtstreeks door God aangewezen om uw ambtsdrager te zijn. De gemeente zal dan altijd moeten antwoorden: Als u daartoe geroepen bent, dan zal de Here dat ook ons wel duidelijk maken en zolang wij deze zekerheid niet hebben, aanvaarden wij u ook niet als ambtsdrager.

Ik meen dat bij het protestantse beroepingsbeleid van een dominee te weinig rekening gehouden wordt met de mogelijkheid van zulk een direkte aanwijzing van iemand tot het ambt door de Heilige Geest Zelf. In elk geval moet de aanwijzing van iemand tot het ambt gebeuren onder intens en gelovig gebed, pleitend op de belofte dat Jezus Zijn gemeente leiden wil door Zijn Woord én door Zijn Heilige Geest.

Hartstocht en berusting

Dhr. Joosten: „Als iemand toch niet hetzelfde in de Bijbel leest als ik — dan berust ik daar in", zo schreef u. Maar dan heeft „In De Rechte Straat" geen zin meer, want uw blad berust er helemaal niet in, dat de r.k. kerk niet hetzelfde beweert als de reformatie. En de bewering dat er in berust wordt, is ook in strijd met de volgende zin: dat een hartstochtelijke poging wordt ondernomen om de r.k. lezers duidelijk te maken, dat het Evangelie van de verlossing door Jezus Christus als enige en volkomen Zaligmaker inderdaad de verkondiging van de Bijbel is".

Ons antwoord: Inderdaad is dat een schijnbare tegenspraak. Maar ik dacht dat dit de diepe zin is van wat Paulus schrijft in 2 Kor. 6:10 over de christenen: „als droevig zijnde, doch altijd blijde; als arm, doch velen rijk makende; als niets hebbende en nochtans alles bezittende". Ik zou daaraan kunnen toevoegen: als hartstochtelijk ijveraar voor de uitbreiding van Gods Koninkrijk, en toch tegelijk volstrekt rustende in Hem, wetende dat wij niet strijden voor ons eigen zaakje, maar voor Zijn Zaak, zodat wij de uitkomst van onze arbeid veilig aan Hem kunnen overlaten. Wij zijn slechts Zijn dienstknechten, meer niet. Het is een genade, een onbegrijpelijk voorrecht, dat Hij ons, zondige mensen, wil gebruiken in Zijn dienst.

Dat ligt ook ten grondslag aan de rust, waarmee Paulus in zijn tweede brief aan Timotheus schrijft. Hij zit dan in de gevangenis in Rome en zijn terechtstelling is nabij. Hij kan het Woord Gods niet meer verkondigen. Maar dan roept hij verheugd uit: „....maar het Woord Gods is niet gebonden" (2 Tim. 2:9). Hij ziet de Kroon der heerlijkheid voor zich. Hij is geheel bereid om heen te gaan, want dan zal hij bij Christus zijn. Hij weet het: De Here zal Zijn werk afmaken. Hem alleen komt de eer toe.

Kudde-instinkt

Dhr. joosten: „U schreef: „We laten ons liever drijven door het zogenaamde kudde-instinkt". Maar als de reformatie daar tegen is, waarom wakkert ze dan het kudde-instinkt aan door het vaststellen van een Heidelbergse Katechismus? Hier wordt immers gesteund op de mening van professor of dominee die en die. Wordt hierdoor het afschuiven van de persoonlijke verantwoording niet bevorderd?"

Ons antwoord: Dhr. Joosten vertolkt hier op kernachtige wijze een ervaring, die elke rooms-katholiek na een overgang naar een protestantse kerk nog sterker beleeft. Wij waren zo geboeid door de leuze: „De Schrift alleen!", dat het voor ons wel wat ontnuchterend werkte, toen wij bemerkten, welk een belangrijke rol de belijdenisgeschriften in een protestantse kerk spelen. Dergelijke belijdenisgeschriften zijn blijkbaar toch om een of andere reden noodzakelijk. Ik heb me wel eens afgevraagd: Waarom zouden die belijdenisgeschriften niet na een bepaalde tijd, bv. om de 10, 25 of 50 jaar, eens opnieuw aan de Bijbel getoetst kunnen worden? Natuurlijk, een gelovige zal van te voren vermoeden, dat de uitkomst van zulk een hernieuwde toetsing dezelfde zal zijn, nl. de hernieuwde bevestiging dat de grondlijnen van de belijdenisgeschriften geheel en al in overeenstemming zijn met de Bijbel. Maar waarom kan dat niet telkens op nieuwe wijze geformuleerd worden? En bovendien kan zulk een belijdenis toch steeds weer vervolmaakt worden, nog voller de bijbelse openbaring uitdrukken.

Ik vermoed dat het gevaar voor allerlei kerkelijke twisten er oorzaak van is, dat men zulk een telkens hernieuwde toetsing en formulering niet aandurft en maar liever vasthoudt aan het eenmaal overgeleverde.

Toch moeten we ook de waarde van belijdenisgeschriften niet onderschatten. Ze hebben grote waarde voor de katechese. Op de conferentie voor ex-rooms-katholieken in september gaf ik als winstpunt aan voor de Nieuwe Katechismus, dat daarin de dorre scholastieke uiteenzettingen van vroeger vervangen waren door beschrijvingen in een levende taal. Mevr. Den Hollander antwoordde daarop: Maar die korte formuleringen van de vroegere katechismus hadden als voordeel, dat je die van buiten kon leren. Ik ken nu nog heel wat antwoorden letterlijk van buiten: „Waartoe zijn wij op aarde? enz.". Je had daardoor de beschikking over een vrij behoorlijk geheugenmateriaal.

En vervolgens behoedt een belijdenisgeschrift ons voor willekeur van de predikanten. Een voorganger van een kerk die haar belijdenis heeft vastgelegd in een belijdenisgeschrift, kan niet zo maar verkondigen wat er op een zondagmorgen plotseling in hem opkomt. Als hij meent op een bepaald punt van de belijdenis van zijn kerk te moeten afwijken, dan zal hij dat langs een geordende weg aan de gemeente moeten voorleggen.

Recht op eigen mening

Dhr. Joosten: „U schrijft: „Op geen enkele wijze bestrijd ik het recht van de rooms-katholieken hun eigen mening te hebben en te verkondigen". Nogmaals, wat beoogt dan „In De Rechte Straat", die wel degelijk de eigen mening van de r.h. kerk bestrijdt?"

Ons antwoord: Het recht toekennen om een eigen mening te hebben en te verkondigen vloeit voort uit de struktuur van de maatschappij, waarin wij leven. Voor God heeft echter niemand van ons het recht om er een eigen mening op na te houden. Wij hebben slechts te vragen naar de mening van God en die te aanvaarden als norm voor ons leven. De mening van God vinden wij in de Bijbel alleen. Wij bestrijden door ons blad dus niet het recht van anderen om er een eigen mening op na te houden, maar wij zijn de overtuiging toegedaan, dat de r.k. kerk niet de leer verkondigt die ten eeuwigen leven voert en dat zij althans de weg des heils moeilijk vindbaar heeft gemaakt. Wij menen dat het gemakzucht en egoïsme van ons zou zijn, als wij ons daar niets van zouden aantrekken. Wij menen dat God van ons vraagt dat we aan onze r.k. medemensen de juiste weg des heils verkondigen.

Zo zal ook een rooms-katholiek, die meent dat wij, protestanten, dwalen en de eigenlijke heilsweg verduisteren, ons moeten waarschuwen. Anders is ook hij een gemakzuchtige en een egoïst, die datgene wat volgens hem een grote rijkdom is, nl. zijn r.k. geloof, alleen maar voor zichzelf bewaart en er anderen niet in wil doen delen.

Niet door geweld, maar door Mijn Geest (Zach. 4:6)

Dhr. foosten: „U schreef: „De r.k. kerk meent dat de Bijbel aan de paus het onfeilbaar gezag geeft om de Bijbel onfeilbaar voor iedereen, dus ook voor de protestant, uit te leggen". De r.k. kerk leert op bijbelse gronden dat Christus slechts één Kerk heeft gesticht en dat deze Kerk een hiërarchisch karakter moet hebben. De reformatie aanvaardt dit niet, doch wil op haar beurt wel, dat haar visie zal worden aanvaard, nl. dat het de instelling van Christus zou zijn het Evangelie alleen door de Bijbel te laten verkondigen. En deze visie wordt dan opgedrongen aan alle mensen, dus ook aan de rooms-katholieken. De r.k. kerk mag dus haar visie met voorleggen aan alle mensen, maar de reformatie wél".

Ons antwoord: Dan hebt u mij niet goed begrepen. Ik wil nog eens nadrukkelijk zeggen: Natuurlijk heeft ook de r.k. kerk en elke afzonderlijke rooms-katholiek het volste recht om haar visie te propageren. Het is een fundamenteel recht van elk mens, zoals dat in het handvest van de Verenigde Naties is vastgelegd, om zijn eigen levensbeschouwing ook naar buiten te uiten.

Wij mogen echter die eigen visie niet aan anderen opdringen met ongeoorloofde middelen, bv. door geweld, boycot, leugens, morele dwang of psychologische kunstgrepen. Wij moeten de ander proberen te overtuigen op grond van de argumenten en door ons getuigenis van wat wij in Christus gezien hebben, maar niet met andere middelen. De Here heeft geen onwaarheid, geen geweld, geen dwang nodig om Zijn Koninkrijk uit te breiden. Hij wil Zijn Koninkrijk van vrede en gerechtigheid vestigen door Zijn Geest. En die Heilige Geest overtuigt ons van zonden en getuigt in onze harten dat wij kinderen Gods zijn, door middel van de Schrift alleen.

Vanzelfsprekend willen wij niet beweren, dat iemand voor God het recht kan hebben om dwalingen te verkondigen, maar in de burgerlijke samenleving is het nodig dat iedereen zijn levensbeschouwing ook voor anderen verdedigen kan. Wij moeten zulke mensen dan tegemoet treden in de kracht van het levende Woord van God.

DE VROUW EN DE HOER

Het schijnt dat sommigen niet hebben begrepen, wat ik bedoelde met deze zin in I.R.S. sept. 1968, p. 12: „Tegen het einde der tijden zal de vrouw triomferen als de machtige hoer.... Openb. 17:4-5". Sommigen hebben dat opgevat als: „elke vrouw". Dat kan echter niet mijn bedoeling zijn geweest, want dat zou inhouden, dat er geen gelovige vrouwen meer zouden zijn tegen het einde der tijden. Ik geef echter toe, dat een nuchtere ontleding van deze zin tot dat misverstand kan leiden.

Ik bedoelde daarmee: de vrouw in de abnormale uitgroei van haar typische vrouwelijke mogelijkheden. Datzelfde zal ook plaats hebben in de man, die zal uitgroeien tot de anti-christ. Wanneer Gods algemene remmende genade zich dan terugtrekt en de duivel volkomen losgelaten wordt om de volken te verleiden (Openb. 20:7-8), zullen de vergroeiingen van het mannelijke en vrouwelijke zich tot in de uiterste zondigheid kunnen voltrekken.

Daarom zullen wij altijd weer de richting en de begrenzing van ons man- en vrouw-zijn moeten toetsen aan de Bijbel en daaraan alleen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1968

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

woord en wederwoord

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1968

In de Rechte Straat | 32 Pagina's