IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Gij zijt Petros

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gij zijt Petros

INTERMEZZO

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij zijn erg blij, dat wij de gedachtenwisseling met pater Schoffelmeer van Paramaribo kunnen voortzetten. Hieronder volgt zijn nieuwe brief:

Pater Schoffelmeer:

„Hierbij stuur ik u mijn aandeel in de gedachtenwisseling betreffende het primaatschap van Petrus.

Laat mij beginnen waar mijn voorlaatste brief eindigde, de tekst „Al wat gij op aarde zult binden, zal ook in de hemel gebonden zijn en al wat gij op aarde zult ontbinden zal ook in de hemel ontbonden zijn".

Het persoonlijk voornaamwoord „gij" is hier, gezien het grieks, grammatikaal enkelvoud. In Matth. 18:18 staan deze zelfde woorden maar daar is „gij" grammatikaal meervoud; dus duidelijk gericht tot meerdere personen. Toch, zo zegt u, is Matth. 16:19 ook gericht tot meerdere personen, nl. alle apostelen. Want het grammatikaal enkelvoud van deze tekst moet opgevat worden als een representatief meervoud, zodat Jezus zich dus niet alleen tot Petrus richt. Nu kunnen we rustig buiten beschouwing laten in hoeverre er in en buiten de bijbel een zodanig meervoud bestaat, wanneer duidelijk gemaakt kan worden, dat er in ons geval geen sprake van kan zijn.

Ik meen dit laatste te kunnen aantonen met een voorbeeld.

In een oosters land heeft een koning door verovering een nieuw deel aan zijn rijk toegevoegd. Men vraagt zich af, wie er de gouverneur van zal worden. Of zal er een driemanschap aan het hoofd komen te staan, zoals ook wel gebeurt? Op de verjaardag van de vorst komen zijn drie zonen hem gelukwensen. De jongste houdt volgens afspraak van de broers een speech. De koning wordt er zo door getroffen, dat hij uitroept: „Jij wordt mijn gouverneur!" Maar enige tijd later vangen de drie zonen uit de mond van hun vader deze woorden op: „Jullie worden mijn gouverneurs". Laten we nu aannemen, dat in dit rijk de wet van Meden en Perzen in de strengste vorm heerst, zodat niemand er aan zal denken, dat de koning door de latere uitspraak de vroegere ongedaan heeft willen maken. Onder de broers ontstaat er onenigheid over de bedoeling van hun vader. Maar wat ze ook zullen zeggen, niemand zal er aan denken te beweren tegenover de jongste: „Toen de koning de eerste maal „jij" zei, bedoelde hij ons alle drie, want „jij" moet opgevat worden als een representatief meervoud".

Ik denk, dat het na dit voorbeeld niet meer nodig is nog een toepassing te maken voor het geval, dat ons bezig houdt. Misschien mag ik er nog wel even op wijzen, dat zo misschien duidelijk kan worden, hoe onaannemelijk het mij leek, dat dit soort meervoud in Matth. i6:19 door u werd verondersteld.

Daarmee is echter niet ontkend, dat de vergelijking van de twee teksten moeilijkheden met zich mee brengt, ma,ir het lijkt niet verantwoord om die op de aangegeven manier op te lossen.

Daar mijn uitgangspunt was Matth. 16:19a, zal ik het voorlopig hier bij laten, ofschoon op zich de vraag gewettigd is, hoe naar mijn mening de twee onderhavige teksten gecombineerd moeten worden.

Ik voeg hier aan toe, dat ik het bovenstaande alleen weerlegd zal achten, als het onjuiste van het voorbeeld rechtstreeks wordt aangetoond, of als er een soortgelijk voorbeeld tegenover wordt gesteld.

ONS ANTWOORD:

Een onbevezen veronderstelling

Uw vergelijking gaat uit van de veronderstelling, dat Christus één bepaalde persoon of een college van drie of meer als hoofd van de universele kerk zou willen, iemand dus met een duidelijk omschreven juridische machtspositie, zoals een gouverneur, een koning of een paus. Maar dat is nu juist wat bewezen moet worden.

Een juridische dwaasheid

Volgens mij heeft Christus zulk een rechtsfiguur aan het hoofd van Zijn kerk over de gehele wereld niet gewild. Want:

a. Een verstandig mens gaat geen wetten, zeker niet de grondwet van een wereldrijk, inkleden in allerlei vergelijkingen, zoals van een rots, sleutels, poorten der hel, binden en ontbinden.

b. Een verstandig mens gaat niet met dezelfde woorden in een grondwet verschillende bevoegdheden geven. Volgens u zou echter Christus in Matth. 16:19 aan Petrus een absolute macht hebben gegeven en in Matth. 18:18 met dezelfde woorden aan de andere apostelen een macht, die echter geheel ondergeschikt is aan de macht van Petrus. Dat lijkt mij een juridische dwaasheid.

c. Een verstandig mens zegt niet aan iemand dat hij hem alle volmacht geeft, terwijl hij in feite een beperkte volmacht zou hebben bedoeld. Welnu, Christus zegt tegen Petrus: „Al wat gij op aarde zult binden of ontbinden, zal ook in de hemel gebonden of ontbonden zijn". Ook volgens de r.k. kerk is echter de macht van Petrus en van de pausen beperkt. Zij hebben niet de macht om in te treden in het staatsgezag. De regeringen van de landen hebben, ook volgens Rome, een eigen gezag van God gekregen, dat niet afhankelijk is van de pausen. Wij kunnen toch moeilijk aannemen, dat Christus wèl zulk een juridische figuur als hoofd van Zijn kerk zou hebben gewild. Want dan zouden we moeten zeggen, dat Hij, van juridisch standpunt uit bezien, zeer onverstandig heeft gehandeld.

Christus oorzaak van verdeeldheid

Bovendien zou hij dan zelf mee de oorzaak zijn van de onenigheid tussen de r.k. en de protestantse christenen. Als Jezus klare juridische taal had gebruikt en de macht van Petrus tegenover de andere apostelen duidelijk had omschreven, zoals nu de macht van de pausen tegenover de bisschoppen duidelijk in het r.k. kerkelijke recht is omschreven, dan zou geen enkele protestant te goeder trouw die juridische macht kunnen ontkennen.

Wie is de grootste?

Meerdere malen wordt er onder de apostelen gekibbeld over de vraag, wie de grootste is in het Koninkrijk der hemelen. B.v. Matth. 18:1-4; Markus 9:33-35; Luk. 9:46-48. Daaruit blijkt in elk geval, dat de apostelen helemaal niet uit de woorden van Christus hebben opgemaakt, dat Petrus de eerste onder hen zou zijn. En vervolgens blijkt dat ook uit het antwoord van Jezus, die dan nooit antwoordt: Maar dat weten jullie toch. Dat is Petrus. Daarom heb ik hem juist die naam „Petrus", rots, gegeven.

Zeer duidelijk komt dat naar voren in Matth. 20:20-28. Dan staat Jezus vlak voor Zijn lijden. Zijn onderwijs aan de apostelen is bijna afgesloten. En toch heeft blijkbaar niemand de indruk gekregen, dat Petrus aangesteld is als hoofd van het apostelcollege en als hoofd van de kerk na het heengaan van Christus. De moeder van Johannes en Jakobus vraagt dan aan Jezus: „Zeg, dat deze mijn twee zonen mogen zitten, één aan uw rechterzijde en één aan uw linkerzijde in uw Koninkrijk". Zo ooit, dan had Jezus nu toch eraan moeten herinneren, dat Hij de plaats aan Zijn rechterzijde reeds gegeven had aan Petrus, Zijn plaatsbekleder op aarde. Hij zegt echter: „Gij weet, dat de regeerders der volken heerschappij over hen voeren en de rijksgroten oefenen macht over hen. Zo is het onder u niet".

Ook daaruit blijkt dus weer, dat de gemeente die Jezus stichten wil, van een heel andere struktuur is dan van een aards koninkrijk en dat de door u aangehaalde vergelijking van de koning en de gouverneur(s) niet opgaat. Het Kotvnkrijk Gods, en dus ook de gemeente van Christus, is van een geheel andere struktuur. Het is een geestelijk rijk, waarin de wet geschreven is in de harten van de burgers van dat rijk, en dat geleid wordt door de Heilige Geest van God.

Pater Schoffelmeer:

„Ben ik van mening dus, dat deze uitleg nauwelijks enige waarschijnlijkheid in zich heeft, minder afwijzend sta ik tegenover uw interpretatie van 2 Tim. 2:9 „Het Woord Gods is niet gebonden". De uitleg houdt n.l. wel enig verband met het grote geheel van de brief.

Een niet gering bezwaar heb ik echter tegen de wijze van bespreking. Er wordt nl. zelfs niet in de verte gezinspeeld op de uitleg, die ik er van heb trachten te geven. Voor een goede dialoog toch is meer vereist dan dat de deelnemers daaraan elk alleen maar van hun eigen standpunt getuigen. Zij moeten ook ingaan op het standpunt van de ander, hetzij door het te aanvaarden, hetzij door het te verwerpen. In dit laatste schiet uw uiteenzetting helaas te kort.

Dit is echter des te meer te betreuren, omdat ik uw uitleg niet zo zeer rechtstreeks heb bestreden als wel, door er een andere tegenover te stellen, heb trachten aan te tonen, dat de uwe minder aanvaardbaar is. Ik hoop, dat u alsnog uw mening daarover wilt geven.

Van mijn kant wil ik gaarne mijn gedachten nog wat nader uiteenzetten: „Het woord Gods "betekent hier: de prediking van het Evangelie, zo als ook in 2 Thess. 3:1. Nu sluit het volgende vers hierbij uitstekend aan: „Daarom ben ik bereid alles te verdragen ter wille van de uitverkorenen, opdat ook zij het heil verwerven in Christus Jezus met de eeuwige heerlijkheid". „Het woord Gods is niet gebonden" wil dus zeggen: 't deelt niet in de bewegingsbeperktheid van Paulus zelf. Want ondanks zijn gevangenschap mag hij vrij mensen ontvangen en hun de heilsboodschap verkondigen, zoals o.a. blijkt uit Fil. 1:12-14. Hierop volgt zo logisch mogelijk het reeds aangehaalde vers 10, dat we nu aldus kunnen omschrijven: Omdat door mijn evangelieprediking in de gevangenis de uitverkorenen de gelegenheid krijgen het heil te verwerven in Christus Jezus, ben ik, Paulus, bereid alle leed van de gevangenschap te verdragen.

Ik geloof beslist, dat wanneer u deze uitleg even op u in laat werken u de redelijkheid er van zult erkennen. Van de andere kant zie ik werkelijk geen kans om de door u gegeven interpretatie in de samenhang in te passen; vooral „opd at" in vers 10 lijkt mij een onoverkomelijke hinderpaal. Mocht u er echter wel een even ongedwongen verklaring voor kunnen geven in uw tot nu toe verdedigde opvatting, dan houd ik mij er dringend voor aanbevolen".

ONS ANTWOORD:

Exegetisch niet verantwoord

S. zegt: „Het woord Gods" betekent hier „de prediking van het Evangelie". Maar dat woordje prediking staat er niet. Dat is, lijkt mij, een willekeurige invoeging. Het Th. Wörterbuch van Kittel zegt over hec gebruik van het woord „logos" bij Paulus: „De logos (het woord van God of Christus) is de door Paulus verkondigde en door zijn gemeente aangenomen boodschap, d.w.z. niets anders dan de boodschap van Christus. Reeds in de brieven aan de Thessalonicenzen ligt dit spraakgebruik volledig vast. De Thessalonicenzen hebben het Woord aangenomen (1 Th. 1:16, vgl. 2:13), het Woord des Heren moge snelle voortgang hebben en verheerlijkt worden (2 Thess. 3:1).

Zo ook in de latere brieven: Wat tot de Korinthiërs kwam, was het Woord Gods (1 Kor. 14:36), de Galaten worden onderricht in het Woord (Gal. 6:6), het spreken van de broeders is het spreken van het Woord Gods (Fil. 1:14). De aan Paulus opgedragen verkondiging, waaruit hij geen winst wil slaan en die hij niet met sluwheid wil omringen (2 Kor. 2:17; 4:2), is het Woord van God, dat, ook al is Paulus in boeien geslagen, toch niet gebonden is (2 Tim. 2:9) (a.w. IV, 117).

Volgens Kittel zegt Paulus het er steeds apart bij, wanneer het gaat over de prediking of het aannemen of verwerpen van het Woord Gods. En als Paulus dan in 2 Tim. 2:9 enkel de term „Woord Gods" bezigt, dan is het exegetisch niet verantwoord, zo lijkt het mij, om dat dan zo maar te vertalen of te interpreteren als: „prediking van het Woord Gods".

Niet logisch

Uw verklaring lijkt mij ook niet helemaal logisch. Immers de prediking van het Woord Gods door Paulus is wel degelijk gebonden.

Gebonden aan één plaats

Paulus kan het Evangelie niet gaan prediken, waar hij maar wil. Zijn boeien houden hem aan een bepaalde plaats gebonden nl. aan het huis, waar hij woonde en dat door een soldaat bewaakt werd (Hand. 28:16). Bovendien is de tweede brief aan Timotheus geschreven vanuit de tweede gevangenschap, toen Paulus veel minder bewegingsvrijheid had.

Gebonden aan enkele personen

Paulus kan slechts het Evangelie verkondigen aan hen, die hem wilden bezoeken (Hand. 28:30). En het feit dat een soldaat hem bewaakte, en „dat het tijdstip van zijn verscheiden voor de deur staat" (2 Tim. 4:6), d.w.z. dat hij weldra zal worden terechtgesteld, zal menig belangstellende er wel voor hebben doen terugschrikken om bij Paulus aan te bellen.

Het voorbeeld van Paulus

Daarom kan men het woordje „opdat" ook niet opvatten in de door u aangegeven zin. Immers het verdragen van de gevangenschap is geen middel voor de Evangelieprediking. Het belemmert juist die prediking en legt het beperkingen op. Ik meen dat het woordje „opdat" betrekking heeft op het voorbeeld dat Paulus geeft in het geduldig dragen van dd boeien vanwege de zekerheid dat het Woord Gods zelf nooit geboeid kan worden. (De vertaling van de Willibrordstichting luidt dan ook zeer kernachtig: „Maar het Woord van God laat zich niet in boeien slaan".) Die hoop van Paulus in het onvergankelijke en eeuwig trouwe Woord van God moge dan ook de anderen sterken in het bewerken van hun zaligheid in vreze en beven (Fil. 2:12). Ik meen daarom, dat Fil. 1:12-14 meer slaat op het voorbeeld van Paulus dan op een rechtstreekse prediking van hem „aan het gehele hof". Juist dat geduldig dragen van de gevangenschap van Paulus om wille van Christus „heeft veeleer tot bevordering van de evangelieprediking gestrekt".

(Wordt vervolgd)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 1966

In de Rechte Straat | 36 Pagina's

Gij zijt Petros

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 1966

In de Rechte Straat | 36 Pagina's