IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Mogen wij gestorven heiligen vereren?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Mogen wij gestorven heiligen vereren?

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zeer eerwaarde Heer Hegger,

Enige tijd geleden beloofde U mij ruimte over te laten in Uw blad voor de verdediging van mijn standpunt.

Naar aanleiding van de brief van Drs. P. J. Meulenberg en Uw antwoord, zou ik gaarne het volgende met Uw goedvinden zien opgenomen.

Het betreft Uw antwoord n.l. dat de Bijbel met geen enkel woord rept over de 'Aanroeping der heiligen.' Te beginnen met Aartsvader Jacob die zegt: 'De engel die mij van alle kwaad verloste, ze gene deze kinderen.' (Gen. XLVIII) De engel Rapha'él sprak tot Tobias toen hij zich bekend maakte, 'Toen gij bad met tranen en de doden begroef en uw maaltijd verliet en de dagelijkse lijken in uw huis verborg en 's nachts ter aarde bestelde, toen droeg ik uw gebed op aan de Heer'. Hoe had hij dit kunnen doen als hij ze niet kende? 'Er zal bij de engelen Gods blijdschap zijn over één zondaar, die zich bekeert'. (Lucas 15:10).

Ons antwoord: Wat betreft de verschijning van de 'engel des Heren' in het Oude Testament, herhaal ik wat wij hierover schrijven in het februarinummer op blz. 4: Deze engel is meestal een openbaring van God zelf. Duidelijk blijkt dat uit Ex. 3:2, waar gesproken wordt over de 'Engel des Heren',en Ex. 3:4, waar deze zelfde persoon God wordt genoemd.

Wat betreft het boek Tobia, wij, reformatorische christenen, aanvaarden dit boek niet als behorende bij de Bijbel, zoals ook de Joden 'aan wie de woorden Gods zijn toevertrouwd' - ( Rom. 3:2. Met de 'woorden Gods' is hier het Oude Testament bedoeld) - Tobi a nooit als Bijbelboek hebben erkend, misschien wel omdat in dit boek dwalingen voorkomen.

De engelen zijn dus verheugd wanneer gij berouw hebt over uw zonden. Wat is berouwf Een verandering des harten, een ommekeer van de wil? Dus dragen de zaligen kennis - hoe weten wij niet - niet alleen van woorden en werken maar zelfs van gedachten.

Als Paulus zegt: Want wij zijn een schouwspel geworden voor de wereld, voor engelen en mensen (Cor. 4:9), dan bedoelt hij dat onze werken gezien worden door de engelen des hemels, zowel als door de mensen.

In mijn aanhaling is sprake van engelen, maar de Heer zegt: De heiligen in de hemel zullen zijn als de engelen toegerust met dezelfde kennis, delend in dezelfde vreugde. (Matth. 22:30).

Toen de rijke vrek zijn ogen tot Abraham ophief, en hem smeekte zijn dorst te lessen, vertoefde Abraham in het voorgeborgte, kon hem horen en antwoord geven. Indien er gemeenschap kon bestaan tussen de ziel van de rechtvaardige en een verdoemde, dan is toch zeker een gedachtenwisseling aan te nemen tussen de Heiligen in de hemel en hun broeders op aarde.

Ons antwoord: Ook volgens de rooms-katholieke theologen gaat het hier om een gelijkenis en heeft dus geen werkelijk gesprek plaats gehad tussen Abraham en de verdoemde. Dus gaat ook uw gevolgtrekking niet op.

Gen. 18. Op verzoek van Abraham spaart God de steden Sodom en Ghomorra. Job. 42. Gaat, sprak de Here tot zijn dienaar Job, en draagt voor U een brandoffer op. En mijn dienaar, Job zal voor U bidden, zijn aangezicht zal ik aannemen. De Heer zag neer op het boete-gebed van Job, toen hij bad voor zijn vrienden. Hier wordt de bemiddelende macht van het gebed niet alleen getoond, maar door God zelf bekrachtigd.

Nu mijn vraag: Indien onze vrienden, nu ze zich nog scharen onder het getal der zondaren, ons kunnen bijstaan door hun gebeden, waarom zouden dan onze vrienden, Gods lieve heiligen, ons niet evenzo kunnen helpen? Kent gij de woorden van onze Heer, die Hij na de inwijding van de tempel tot Salomon sprak: 'Mijn ogen zullen geopend zijn en mijn oren opmerkzaam voor het gebed, van hem die in deze plaats zal bidden'.

Ons antwoord: Dat is nu juist een van de grote verschillen tussen het Oude en het Ni euwe Testament . Jezus zelf zegt immers: 'Gel ooft Mij, vrouw, de ure komt, dat gij noch op deze berg, noch te Jeruzalem de Vader zult aanbi dden.... De ure komt en is nu, dat de waaracht ige aanbidders de Vader aanbidden zullen in geest en in waarhei d' (Joh. 4:21,23). We zien ook het einde van de aanbi ddi ng op een bepaalde plaats, n.l. in de tempel, uitgebeeld door een ingrijpen van God zelf: 'Jezus riep wederom met luider stem en gaf de geest. En zie, het voorhangsel van de tempel scheurde van boven naar beneden in tweeën' (Mat t h. 27:50,51). God is dus op geen enkele plaats meer bijzonder tegenwoordig in het Nieuwe Testament . Zijn tegenwoordigheid is op alle plaatsen hetzelfde, en dat in tegenstelling met het Oude Verbond toen God inderdaad in de tempel van Jeruzalem op een bijzondere wijze tegenwoordig was. Wel is Christus op bijzondere wijze tegenwoordig bij bepaalde handelingen, n.l. bij het Avondmaal.

En dat is dan ook weer een van de grote verschillen tussen Rome en Reformatie: Volgens Rome komt Jezus door de transsubstantiatie tegenwoordig in de Hostie en is Hij door de kwantiteit van die Hostie aan een bepaalde plaats gebonden door een bijzondere tegenwoordigheid; waarom ook de rooms-katholieken knielen voor het tabernakel. Volgens de Reformat i e is Jezus echter niet op een bepaalde plaats bijzonder tegenwoordig, maar slechts in een bepaalde handeling, n.l. in het eten en drinken van het brood en de wijn als gedachtenis aan wat Jezus voor ons deed, en als een bezegeling van Zijn liefde voor ons. De transsubstantiatie is daarom ook volgens ons in strijd met Jezus' eigen leer, dat men in het N.T. God niet meer op een bepaalde plaats zal aanbidden, maar dat men zal aanbidden in geest en in waarheid. De reformatorische christenen, althans de meesten onder hen, nemen dus ook de werkelij ke tegenwoordigheid van Jezus aan in het Avondmaal, maar niet krachtens een verandering van brood en wijn in zijn lichaam en bloed, maar krachtens de handeling van het eten en drinken van de wijn, waari n Jezus zijn offerl i efde gestalte geeft, waarin Hij Zichzelf openbaart en aanbiedt in zijn oneindige barmhartigheid met verloste zondaren.

Tot zover voorlopig mijn vraag.

Ik teken inmiddels, Hoogachtend, J. Roolaard te Rotterdam

ONS VERDERE ANTWOORD:

Laat ik eerst beginnen met uiteen te zetten in welke punten ik het met u eens ben.

Allereerst dit: Wij zijn omringd door legioenen van engelen, zoals wij ook omringd zijn door een leger van boze geesten. Wi j leven in een geweldige strijd tussen Licht en duisternis. De machten der duisternis zijn goed georganiseerd. Ze staan onder een diktatori aal gezag: Lucifer ( = ' Lichtdrager'. U ziet, ook in de hel houdt men van camouflage).

Tegenover dit leger van boze geesten, staat de Heilige Geest, die weer een leger van goed georganiseerde goede geesten (engelen) tot zijn beschikking heeft. Heel dit leger van de Heilige Geest heeft slechts één wapen ter beschikking, maar dat is dan ook al machti g en kan onder alle omstandigheden worden aangewend en dat is de naam van Jezus. Waar die naam val t, daar komen de vij andelijke machten der duisternis onder spervuur te liggen en worden onverbiddelijk teruggedrongen.

Een ontzettende strijd

Het is vooral de Bijbel die ons daarom waarschuwt, dat we 'niet te worstelen hebben tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten' (Ef . 6:12) Dat wil dus zeggen, dat het bij ons niet allereerst gaat om een strijd tegen onze bedorven natuur. Zeker, daar hebben we onmiddellij k mee te maken. Maar daarachter staat een leger van boze geesten die onze bedorven natuur gebruiken willen om ons tegen God en tegen el kaar op te zetten.

God heeft deze macht aan de Satan nog steeds toegestaan. Waarom? Dat zijn de geheimen Gods.

Maar, omdat God volgens zijn ondoorgrondelij ke beschikkingen aan de duivel nog enige macht toestaat op deze wereld, daarom zullen wij nooit helemaal los komen van het zondige in ons. Altijd weer zal de duivel het verkeerde in ons proberen op te rakelen en het zal hem gedeeltelijk lukken ook.

De kinderen Gods haten dit zondige dat telkens in hen opkomt, maar de Bijbel heeft ons voorspeld dat: 'wij allen struikelen in velerlei opzicht' (Jac. 3:2).

Maar, God zij geprezen!, eens komt de eindoverwinning als Jezus wederkomt!

Ja, Here Jezus, kom!

Ja, het is beslist nodig dat wij (en hier schakel ik de reformatorische christenen nadrukkelijk in) ons meer ervan bewust zouden zijn, dat wij te strijden hebben tegen een leger van boze geesten.

Dan zouden we veel meer onze zwakheid, ons onvermogen om uit ons zelf de overwinning te bevechten, gewaar worden. En dan zouden we veel meer roepen om de Heilige Geest en om zijn kracht van omhoog. Dan zouden we ons ook veel meer verblijden in het bewustzijn dat legioenen engelen aan onze zijde staan, en dat er bij hen zoveel vreugde is over één zondaar die zich bekeert en overkomt naar het Koninkrijk van het Licht, waarvan de engelen trouwe dienstknechten en strijders zijn.

Schriftelijke opdrachten van de generaal

Maar.... en nu komt het grote verschil tussen u en ons. Juist omdat het hier gaat over zo'n geweldige strijd tussen de machten van het Licht en het leger van de duisternis, daarom willen wij ons angstvallig houden aan de bevelen die onze generaal, de Heilige Geest van Jezus, ons schriftelijk heeft gegeven in de Bijbel. En wij willen ons daar niet van af laten brengen, door geen mensen op aarde en zelfs door geen 'hemelse verschijningen'. En we zijn dan geheel in overeenstemming met Paulus, die zegt: ' Maar ook al zouden wij, of een engel in de hemel, u een evangelie verkondigen, afwijkend van hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt' (Gal. 1:8).

Dat is toch immers in de oorlog ook zo. Schriftelijke bevelen van de generaal gaan toch boven elke verordening van lagere officieren. Zodra een soldaat een schriftelijke opdracht van zijn eigen generaal in handen heeft, dan mag hij zich niet door iemand anders, hij moge dan maj oor of kolonel zijn, er toe laten overhalen om precies het tegenovergestelde te doen.

Het legitimatiebewijs van Leopold III

Men vertelt van de mobilisatietijd in de vorige oorlog in België: Een soldaat staat op wacht bij een fortificatie. Daar stopt een auto en koning Leopold stapt uit. Hij zegt tegen de sol daat: 'Ik wil de fortificatie bekijken'.

'O natuurlijk, majesteit', zegt onze patriot, diep onder de indruk van dit koninklijk bezoek.

Koning Leopold gaat naar binnen, maar als hij terugkomt, zegt hij: 'U hebt een ernstige militaire overtreding begaan'.

Bevreesd vraagt onze soldaat: 'Waarom, majesteit?'

'Hoe weet u, dat ik koning Leopold ben?'

'Ik ken u immers toch van foto's!'

'Maar iemand kan toch precies op mij lijken, en zou op deze manier rustig al onze militaire geheimen kunnen uitpluizen. U had mij naar mijn legitimatiebewijs moeten vragen, waar de nodige stempels op staan. Allez, voor deze keer zullen we het maar laten passeren'.

Ons patriotje salueerde en koning Leopol d verdween.

Ik weet niet of dat waar gebeurd is, maar het illustreert wel duidelijk wat wij, reformatorische christenen, ermee bedoelen, als wij zeggen: 'Sola Scriptura = alleen de Schrift'. Wij hebben de schriftelijke bevelen van de Heilige Geest en wij mogen ons daar niet van af laten brengen, ook niet als priesters, bisschoppen en pausen iets anders leren.

En dat is ook hier her geval. Hoewel op vele plaatsen staat dar de engden ons als dienende geesten omringen, Wordt nergens in de: Bijbel toegestan, dat wij rechtstreeks kontakt met hen mogen onderhouden, hen mogen aanroepen of vereren. De engelenverering wortlt zelfs in her Nieuwe Testament uitdrukkelijk verboden (Kol. 2:18).

Maar ook in het Oude Testament lezen we: 'zal een volk zijn God vragen? Zal men voor de levenden de dodn vragen?' (Jes. 8:19). Het lijkt mij dat hierdoor toch duidelijk her aanroepen van gestorven mensen verboden wordt. Vooral ook omdat daaraan onmiddelijk wordt toegevocgd: 'Tot de wet en tot de getuigenis! Voor wie niet spreekt naar dit woord, is er geen Jageraad' (Jes. 8:20). Met de 'wet en de getuigenis' is zeer zeker het geschreven Woord Gods van her Oude Testament bedoeld.

Maak uw redeneringen krijgevangen !

Wij mogen ons van de schriflelijke bevelen van de Heilige Geest niet laten afbrengen door ccgenovcrgcsrelde bevelen van andere memen, maar ook n1et door onze eigen redeneringen.

Wat denkt u van een soldaat, die duidelijk voorgeschreven opdrachren heefr ge· kregen van zijn generaal, en die desondanks door allerlei redenenngen meent die opdrachren te kunnen uitbreiden of er zelfs regenin gaat. Zal de generaal zo'n soldaat nier terecht van ermtigc ongehoorzaamheid beschuldigen en hem zwaar, misschien zelfs met de dood, straffen?

Welnu, nergens in uw brief haalt u een toestemmingg van de Scrift aan om ge· storven mensen aan tc roepen. U wil er enkel roc overgaan op grond van uw eigen redeneringen.

Begrijpt u dan niet, hoe gevaarlijk dat is, ook voor uzlelf. En hoe schadelijk voor Gods Koninkrijk, waarvoor u roch ook wil strijden? Laten wij ons toch strikt aan de bevelen van onze generaal, de Heilige Geest, houden. Hij heeft wee zijn opdrachten van de Koning, Jezus Christus. Hij spreekt ook niets uit zichzelf, maar verkondigt slechts her woord van Jezus. (Joh. 16:13,14 ).

Daarom ben ik het weèl met u eens, dar wij elkaar mogen vragen om voor onze noden te bidden, want... de Bijbel zelf spoort om daartoe aan.

U ziet dus: Wij willen steeds de Bijbel volgen, niets minder, maar ook niets meer. Heus als de Heilige Gest het nodig had geacht, dat wij tot engelen en gestorven heiligen zouden bidden, dan zou Hij dar zeker wei gezegd hebben in de Schrift.

„Want de wapenen van onze veldtocht zijn met vleselijk, maar krachtig voor God tot het slechten van bolwerken, zodat wij de redeneringen en elke schans, die opgeworpen wordt tegen de kennis van God, slechten, elk bedenkelals krijggevangen brengen onder de gehoorzaamheid aan Chritus" (2 Kor. 10: 4, 5).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1962

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

Mogen wij gestorven heiligen vereren?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1962

In de Rechte Straat | 32 Pagina's