IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

Belevenissen in Bloemfontein

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Belevenissen in Bloemfontein

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De eerste avond sprak ik in de grote stadszaal. De leiding van de vergadering berustte bij de moderator van de N.G. Kerk van Oranje-Vrijstaat, Dr. Coetzee. Het onderwerp was de Mariaverering.

Op de eerste rij had zich een priester neergezet met nog twee andere r.-katholieke heren. Gedurende de toespraak had ik hen echter niet opgemerkt. Er werd gelegenheid gegeven tot vragen stellen. Een van de r.-k. heren stond op en vroeg of hij de vergadering mocht toespreken. Natuurlijk werd hem dat geweigerd. Als deze r.-k. heer op een protestantse bijeenkomst de mensen wilde toespreken, dan had hij toch minstens zo beleefd moeten zijn om van te voren de voorzitter van de vergadering, Dr. Coetzee, daarover op te bellen. Dan hadden we alles kunnen regelen: liet onderwerp, waar hij over wilde uitweiden, hoe lang hij zou mogen spreken enz.

Wel werd hem te kennen gegeven, dat hij met mij in debat mocht gaan. Dat wilde hij echter niet en boos ging hij weer zitten.

Toen stelde de gereformeerde predikant, Dr. v.d. Vijver, de vraag: „Waarom heeft de r.-k. kerk het tweede gebod afgeschaft". Daarop stonden de drie r.katholieken op en wilden de zaal verlaten. Dr. v.d. Vijver gehaarde echter met zijn hand, dat ze maar moesten blijven zitten. Hetgeen ze deden.

Na mijn beantwoording van de vraag stond de priester op en vroeg mij: „Mag ik de zaal verlaten?"

Ik antwoordde hem: „Ja, maar dan betekent dat voor ons, dat U erkent, dat ik de r.-k. leer niet onjuist heb weergegeven".

Hij ging daar niet op in en vroeg weer opnieuw, of hij de zaal mocht verlaten. Ik antwoordde weer hetzelfde.

Toen zei hij zuchtend: „Ik heb alle eerbied voor U".

Ik accepteerde dat en zei: „Goed. nu hebben al deze mensen gehoord, wat U gezegd hebt, nl. dat U alle eerbied voor mij hebt. Maar ga dan straks als U huiten de zaal is, niet weer allerlei kwaad over mij zeggen of schrijven, zoals gebeurd is in uw r.-k. blad „Die Brug". Als U iets tegen mij hebt, wees dan flink en zeg het hier opeinlijk, maar ga niet werken met fluistercampagnes en met scheldpartijen van achter de veilige kolommen van een blad".

Hij beloofde dat en daarop lieten wij hem vertrekken met de twee andere heren.

Deze drie waren blijkbaar vooraan gaan zitten met de bedoeling om tumult te veroorzaken, wanneer ze de zaal zouden verlaten. Het was echter wel voor hen ontaard in een zeer smadelijke aftocht over heel de lengte van de zaal. Dit optreden heeft veel antipatie aangekweekt tegenover de r.-katholieken. De priester was een Nederlander.

De volgende dag organiseerde de aartsbisschop van Bloemfontein een bidstonde tegen mij. Naar aanleiding daarvan heb ik hem een brief geschreven, die hieronder volgt.

Brief aan de aarttbittchoh van Bloemfontein.

Aan Zijne Excellentie

Mgr. William Patrick Whelen,

Aartsbisschop te

Bloemfontein.

Welkom, 16 nov. '58

Hoogwaardige Excellentie,

Uit de pers vernam ik. dat U op woensdagavond 1.1. in Bloemfontein een biduur hebt georganiseerd als betoging tegen mijn persoon. Trouwens, toen ik naar de kerk ging, waar ik zou spreken en de zware klokken van Uw kathedraal hoorde luiden, vermoedde ik al dat U iets dergelijks op touw had gezet. Ik heb dat ook in Brazilië meegemaakt. Daar organiseerde een pastoor een processie, die hij dreigend liet trekken rond het gebouw waar ik sprak. Wij waren toen ook gewaarschuwd, dat vanuit een naburig stadje, waar ik eerst was opgetreden, twee vrachtwagens vol met gewapende mannen zouden deelnemen aan die processie. Zij hebben echter niet op mij geschoten, want ziehier, ik ben er nog steeds.

Naar aanleiding van deze gebedsbetoging wilde ik U gaarne het volgende mede delen.

1) Is het geen ogenblik tot U doorgedrongen, dat U aldus het gebed hebt ontheiligd door het te gebruiken als een demonstratiee tegen iemande die het met de leer van Uw kerk niet eens ise tegen iemande die op grond van Gods eigen Woord gedwongen was om Uw kerk te verlaten? Het gebed is toch iets heiligs. Daarin stort de ziel in diepe verootmoediging haar schuld uit voor de almachtige eeuwige God. Daarin oefent de ziel gemeenschap met de Schepper van alle dingen. Daarin juicht de ziel om het heile dat zij in Christus heeft verworven. Daarin stamelt zij haar dankbaarheid uit om de onverdiende genade Gods.

En hoe kunt U dan zo iets schoons gaan misbruiken voor een kerkpolitieke betoging?

Mag ik U verwijzen naar Matth. 6:5? Daar zegt onze Here Jezus Christus: „En wanneer gij bidt, zult gij niet zijn als de huichelaars, want zij staan gaarne in de synagogen en op de hoeken der pleinen te biddene om zich aan de mensen te vertonen. Voorwaare Ik zeg ue ze hebben hun loon reeds. Maar gije wanneer gij bidte ga in uw binnenkamere sluit uw deur en bid tot uw vader, in het verborgene.

Wanneer het U werkelijk te doen was om mijn terugkeer tot Gode dan had U toch kunnen volstaan met een oproep tot persoonlijk gebed voor mij van de r.katholieken. Maar nu hebt U van Uw gebed een publieke vertoning gemaakt door precies op hetzelfde uur als ik zou sprekene onder zwaar klokgelui, dat de hele stad domineerde, Uw mensen op te roepen naar dit biduur. Naar ik verneem uit de Engelse pers, is Uzelf daar in vol ornaat verschenen, om door Uw pontificale majesteit nog meer grootsheid te geven aan deze vertoning.

Monseigneur, als medemens moge ik U er op wijzene dat U eens voor God rekenschap zult moeten afleggen voor deze op effect berekende gebedsdemonstratie.

Eens heeft Jezus de wisselaars uit de tempel gedreven en gezegd: „Mijn huis zal een bedehuis heten, maar gij maakt het tot een rovershol" Matth. 21:13. Op woensdagavond was Uw kathedraal geen bedehuis meere maar gij hebt er toen een burcht van gemaakt, vanwaaruit U Uw grote macht hier in Zuid-Afrika wilde demonstreren. Mijn getuigenis hebt U niet door het Woord Gods krachteloos kunnen maken. Op de avond te voren was er een priester onder mijn gehoor. Ik heb hem gelegenheid gegeven om via een debat aan te tonen, dat mijn rede van die avond in tegenspraak was met Gods Woord. Hij heeft het niet gedaane maar heeft samen met nog twee andere r.-k. heren, die met hem op de eerste rij waren gaan zitten, demonstratief de zaal verlaten. Na deze openbaring van machteloosheid hebt U getracht om de volgende dag mijn getuigenis te breken door Uw pontificale gebedsbetoging.

2) Uw gebed kon onmogelijk aangenaam zijn aan God. Immers U hebt eerst toegelaten, dat het blade dat in Uw aartsbisdom verschijnt: Die Brug, mij bespottelijk heeft gemaakt en mij beledigd heeft door lasterlijke suggesties. Lijkt het dan niet op farizeïsmee wanneer u daarna voor mij gaat biddene en dan nog wel openlijk gaat bidden? Is niet onze eerste plicht om de goede naam van een evenmens te herstellene wanneer wij die schade hebben aangedaan? Moet U niet eerst opdracht geven aan Die Brug om de betreffende artikelen, waarin ik in mijn persoon wordt aangetast, te herroepen, en om verontschuldiging aan te bieden? En weet U niet, dat Uw collegae de aartsbisschop van Pretoriae heeft toegelatene dat in The Keys, het officiële orgaan van zijn aartsbisdom, een artikel is verschenen, waarin men mij zelf door een verkeerde vertaalde zin uit mijn boek laat suggereren, dat ik niet uit overtuiging uit de kerk ben getreden, maar om te trouwen? Indien U liefde hebt voor dle goede naam van een medemense dan behoort U hij Uw collega te protesteren over dit artikel.

3) Volgens het persbericht hebt U daar een akte van eerherstel aan het H. Hart van Jezus laten verrichten voor de beledigingen die ik Hem zou hebben aangedaan.

Monseigneur, iedereen die bij mijn toespraken is geweest, zal moeten erkennen, dat ik steeds Jezus Christus in het middelpunt heb gesteld. Mijn aanklacht tegen de r.-katholieke leer was steeds daarop gebaseerde dat Jezus Christus daardoor op de achtergrond wordt gedrongen. Mijn toespraken zijn nooit geëindigd met een loflied op bet protestantisme, maar met een loflied op Jezus Christus. Steeds heb ik gewezen op de souvereine genade Gods, die Hij in Jezus Christus aan ons bewezen heeft. Ik heb zondaars opgeroepen tot bekering en tot gelovige overgave aan Jezus Christus.

Ik weet het, de grote fout, die ik in Uw ogen heb gemaakt, is dal ik het heb aangedurfd oin Uw kerk op grond van de Schrift ter verantwoording te roepen. Maar erkent U daarmee niet, dat U zich boven Gods Woord stelt?

Het was juister geweest, als U op die avond een akte van eerherstel voor Uw kerk bad verricht. Een akte van eerherstel voor Jezus Christus was volkomen misplaatst, daar ik op al mijn bijeenkomsten slechts de eer van Jezus Christus in het middelpunt heb gesteld.

Bovendien heb ik nooit Uw kerk beledigd. Wanneer een kerk terecht wordt gewezen op grond van Gods Woord, dan is dat volgens de Schrift geen belediging, maar het vervullen van een liefdeplicht.

4) Misschien zult U boos worden om deze brief. U voelt zich zo machtig in Uw aartsbisschoppelijke waardigheid. U denkt misschien: Wat moet die kleine Hegger tegenover onze opmars in Zuid-Afrika? Wat wil hij tegenover de macht van ons kapitaal, van onze geweldige gebouwen, die overal uit de grond rijzen, tegenover onze prachtige scholen en moderne hospitalen en moedertehuizen?

Ik zal U eerlijk erkennen, dat ik daar uit mijzelf niet tegenop kan. Maar ik heb ontvangen het zwaard van Gods Woord en daarmee kunnen wij elke reus verslaan. Het Woord Gods zal toch de wereld overwinnene ook hier in Zuid-Afrika. Reeds trekt dat Woord Gods zegevierend door Zuid-Amerika, vooral door Brazilië. U weet het: Brazilië is op weg om een protestants land te worden. Over heel de wereld worden de reformatorische christenen zich steeds meer bewust van de eenheide die zij reeds in Jezus Christus bezitten. En in Jezus Christus zijn wij meer dan overwinnaars, zegt Paulus (Rom. 8:37).

Tot slot: Monseigneur, op grond van Gods Woord roep ik ook U tot de terugkeer naar het zuivere Evangelie. Ook U wordt niet gered door het purper van Uw bisschoppelijke waardigheid, maar enkel langs de weg van de verootmoediging en van het geloof in Jezus Christus alleen.

Moge God U voeren op de weg naar Damascus, de weg naar het Licht van Zijn volle almachtige genadee dat thans ook mijn leven bestraalt en mijn ziel vult met de zalige vreugde van het eeuwige leven.

Intussen verblijf ik met hartelijke groeten en de betuiging van de meeste hoogachting:

p.a. posbus 5025, Boksburg-Noord.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 februari 1959

In de Rechte Straat | 20 Pagina's

Belevenissen in Bloemfontein

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 februari 1959

In de Rechte Straat | 20 Pagina's