IRS cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van IRS te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van IRS.

Bekijk het origineel

DE WARE KERK GEMETEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE WARE KERK GEMETEN

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tot onze grote vreugde kregen we van ds. C. Harinck verlof om de lezing die hij heeft gehouden tijdens de predikantenconferentie in Haamstede af te drukken in IRS. Het is een overdenking over Openb. 11:1-8, die hij hield onder bovenstaande titel.

Het boek Openbaring vindt zijn sleutel in wat we lezen in het 4de hoofdstuk: "Ik zal u tonen hetgeen na dezen geschieden moet." In dit licht willen wij ook dit hoofdstuk bezien.

Johannes heeft gezien hoe het Lam het boek nam uit de hand Desgenen Die op de troon zat. Daarna heeft hij gezien hoe zegel na zegel van dat boek verbroken werd en de raad Gods tot uitvoering werd gebracht.

In het elfde hoofdstuk zijn we toe aan het zevende, aan het laatste, zegel. We zouden kunnen zeggen het laatste hoofdstuk van het boek van Gods raad. Er komt een bevel tot Johannes en daarbij wilde ik voornamelijk stilstaan. Dit bevel luidt volgens Openb. 11:1: "En mij werd een rietstok gegeven, een meetroede gelijk en de engel stond en zeide: Sta op, en meet de tempel Gods en het altaar en degenen die daarin aanbidden. En laat het voorhof uit, dat van buiten is, en meet dat niet; want het is de heidenen gegeven en zij zullen de heilige stad vertreden twee en veertig maanden." Johannes werd een rietstok gegeven, een soort meetlat. Hij kreeg de opdracht om daarmee de tempel Gods en het altaar te meten. Wat is toch de bedoeling van dit meten? Wanneer wij de woorden lezen en wat nader bekijken, blijkt dat hier niet een meten is bedoeld om de omvang van de tempelen van de voorhof vast testellen. Ook is het niet een meten dat bedoeld is om te meten hoe groot het aantal aanbidders is. Het meten is bedoeld om onderscheid te maken tussen het echte heiligdom en tussen de buitenste of de grote voorhof. En dat lezen we dan ook direct in het tweede vers: "En laat het voorhof uit, dat van buiten de tempel is, en meet dat niet." Het meten is bedoeld om scheiding aan te brengen. Het is eigenlijk bedoeld om iets af te palen. Het werkelijke heiligdom wordt gescheiden van de buitenste voorhof.

De tempel zoals die hier verschijnt in Openbaring 11 is het beeld van de kerk in de Nieuw-Testamentische bedeling. We moeten hier niet denken aan de letterlijke tempel en ook niet denken aan de vertreding van de tempel door de Romeinen, want er is nooit een tijd geweest dat de echte tempel onbeschadigd bleef en de rest van het heiligdom verwoest is geworden.

We hebben hier te doen met symbolische taal. met een visioen. Door middel van de tempel wordt ons gewezen op de kerk van de Nieuw-Testamentische gelovigen. In het Nieuwe Testament immers wordt de kerk van de ware gelovigen dikwijls met een tempel, met een huis Gods vergeleken. Gods geestelijke tempel is gebouwd op het fundament van de apostelen en de profeten, waarvan Christus de uiterste Hoeksteen is. Onder de tempel Gods willen wij dus verstaan de kerk der ware Christgelovigen. Dit heiligdom nu moet gemeten worden. Het moet afgepaald worden. Het moet gescheiden worden van die grote buitenste voorhof. En niet alleen moet de tempel Gods worden gemeten. We lezen: "en het altaar en degenen die daarin aanbidden". Wij weten dat het altaar dat hier zal bedoeld zijn: n.1. het brandofferaltaar, het centrum was van de Oud-Testamentische eredienst. Het was de spiegel van Christus, het was als het ware een schilderij - zo zeggen velen van onze vaderen - dat ons Christus voor ogen stelde in Zijn verzoeningswerk en leerde dat eralleen met God gemeenschap zijn kan in de weg van de verzoening.

Nadrukkelijk wordt gezegd dat het altaar er ook bij hoort. Het altaar, het centrum van het heiligdom, moet ook gemeten worden, "en die daarin aanbidden". Dit zijn degenen die dus in de binnenste voorhof bij het altaar zijn te vinden. Dit zijn de ware aanbidders, die God in Christus dienen. Maar dan staat er verder: "en laat het voorhof uit, dat buiten de tempel is en meet dat niet, want het is de heidenen gegeven". De voorhof is hier de grote buitenste voorhof, in onderscheid van de voorhof der priesters, de binnenste voorhof, waar het brandofferaltaar stond.

De naamchristen buitengesloten

Dat buitenste voorhof moet niet gemeten worden, "want het is de heidenen gegeven". De buitenste voorhof wordt dus prijs gegeven aan de heidenen. En niet alleen wordt die buitenste voorhof aan de heidenen prijs gegeven. We lezen zelfs dat ook de heilige stad wordt vernietigd. "En zij zullen de heilige stad vertreden, twee en veertig maanden." Heel duidelijk is ons dat er een scheiding valt tussen de eigenlijke tempelen tussen de grote, buitenste voorhof. De grote voorhof wordt niet tot de tempel gerekend.

De buitenste voorhof behoort dus niet tot het terrein dat de Heere bijzonder laat afpalen en waarover Gods bijzondere bescherming gaan zal. Het leert ons dat de uitwendige kerk groter is dan de inwendige kerk. De zichtbare kerk groter is dan het onzichtbare getal der ware Christgelovigen. De kerk zoals ze zichtbaar is voor onze ogen, omvat vele uiterlijke belijders, naamchristenen, zelfs hypocrieten en geveinsden. Maar die behoren niet tot het werkelijke heiligdom. Nu zijn ze echter nog dooreen vermengd, onkruid en tarwe. Dwaze maagden en wijze maagden.

Maar… er zal scheiding worden aangebracht. Die scheiding zal tot stand komen in de verdrukking, ja door middel van de verdrukking. De Heere zal de ware tarwe staande houden en bewaren. De scheiding zal definitief aangebracht worden in het eindgericht. Christus zal scheiding aanbrengen tussen die de Heere dienen in waarheid en degenen die Hem slechts dienen in schijn.

Wanneer we dit hier lezen, komt tot ons al direkt een indringende vraag. Die grote vraag is: behoren wij tot het ware heiligdom, tot de ware kerk? Ons wordt een kenmerk gegeven van de ware Christgelovigen. Want er staat: "sta op en meet de tempel Gods en het altaar en degenen die daarin aanbidden".

Het wezen van de kerk

De ware gelovigen vinden we in het heiligdom, in de voorhof waar het brandofferiltaar staat, en die daarin aanbidden. Het wezen van de tempel wordt bepaald door twee dingen: door het altaar en door degenen die daar aanbidden. Zij vooral moeten aok gemeten worden. De Heere zegt het als het ware extra. Niet alleen de tempel Gods :n het altaar, maar ook degenen die daarin aanbidden. Degenen die in de binnenste voorhof kwamen en aan de buitenste voorhof niet genoeg hadden, waren de Israëlieten die de verzoening met God zochten. Zij naderden tot het brandaltaar om door de arbeid van de priester verzoening voor hun zonden te verkrijgen.

Zo worden ons hier de ware aanbidders getekend. Zij zijn te vinden in de binnenste voorhof rondom het altaar. Dat is het kenteken dat hier in Openbaringen ons gegeven wordt. Het is ook het kenteken waarvan we lezen in artikel 29 van onze Nederlandse geloofsbelijdenis. In art. 29 wordt gezegd, dat men de ware gelovigen gemakkelijk kennen kan, n.1.: uit de merktekenen van de christenen. De ware christenen worden genoemd, diegenen, die temidden van hun zonde, vervloeking en strijd, gestadiglijk hun toevlucht tot het bloed, de dood, het lijden en de gehoorzaamheid des Heeren Jezus nemen, in Dewelke zij vergeving hunner zonden hebben door het geloof in Hem."

"Meet de tempel Gods en het altaar en degenen die daarin aanbidden". De aanbidders worden ons aangewezen als mensen die rondom het altaar te vinden zijn, en bij het altaar aanbidden. En waarom zoeken zij God bij het altaar? Wat heeft hen daar toch gebracht? Wat drijft hen om het daar te zoeken?

Wat ons tot Christus brengt

Ze hebben hun schuldigheid en vloekwaardigheid voor God leren verstaan. Ze zijn door de Heilige Geest overtuigd geworden. Hebben ingezien in de onbedriegelijke spiegel van Gods wet. En die wet heeft hen de waarheid verteld omtrent zichzelf, n.1.: dat ze geheel vervloekt, schuldig, boos en verdorven zijn. Ze hebben het leren zeggen: "Zo Gij in het recht wilt treden, o Heere en gadeslaan onze ongerechtigheden, wie zal dan bestaan?" Dezen zijn het die hier bij het altaar hun heil en zaligheid zoeken.

De vraag mag daarom wel zijn: heeft de overtuiging die wij menen doorgemaakt te hebben, ons wel bij het altaar gebracht? Want een mens kan zo heel veel doormaken. Er kunnen zo heel veel angsten en onrusten zijn. Maar heeft het ons wel bij het altaar gebracht om de verzoening met God te zoeken door het kruis en de genoegdoening van onze Heere Jezus Christus. Bij het altaar zien we de ware kerk vergaderd. Daar zien we de ware aanbidders.

De aanbidding

Bij het altaar kun je eigenlijk alleen maar aanbidden. Want bij het altaar wordt je getoond dat er al gericht geoefend is, dat het recht Gods al een offer, een slachtoffer, gevonden heeft. Bij het altaar horen we de boodschap: "Hij Die geen zonde gekend heeft, heeft God zonde voor ons gemaakt opdat wij zouden worden de rechtvaardig heid Gods in Hem . Dit brengt tot aanbidding.

We lezen dit ook zo schoon in de Christenreis van Bunyan. Toen Christen met de last zijner zonden bij het kruis kwam, en op de gekruisigde Jezus zag, staat er: "En hij staarde en staarde, totdat het water uit zijn ogen over zijn wangen begon te lopen en hij riep uit: Hij heeft mij rust gegeven door Zijn moeiten. Hj heeft mij leven gegeven door Zijn dood".

O bij het altaar mogen wij het wonder bewonderen dat de Heere Zichzelf een Lam ten brandoffer heeft voorzien. Dat het strenge recht Gods, dat mij had moeten treffen, op Christus is gedaald. Een volkomen verzoening en genoegdoening is teweeg gebracht door Christus' offer op het kruis. De ware aanbidders vinden we hier bij het altaar. Dezen worden binnengesloten door Gods meten. Zij behoren tot de geestelijke tempel. Over die kerk zal de Heere waken. Maar van de buitenste voorhof zegt de Heere: 'En laat het voorhof uit dat buiten de tempel is en meet dat niet want het is de heidenen gegeven en zij zullen de heilige stad vertreden twee en veertig maanden".

Bewaring in de strijd

In de hoofdstukken 8 en 9 zien wij Gods oordelen losbreken. De boodschap van deze hoofdstukken is dat de kerk een grote strijd wacht. Dit roept de Heere ons in dit bijbelboek toe. Het hoogtepunt van die strijd zal zijn een krachtmeting tussen God en satan. Want de inzet van de strijd is: wie er nu eigenlijk God is, satan die God heeft willen zijn, de mens die God heeft willen zijn of dat de Heere, de Eeuwige, God is en niemand meer. De Heere wil Zijn kerk vooraf troosten en sterken en daarom moet Johannes het heiligdom meten en het altaar en degenen die daarin aanbidden. De veiligheid en de uiteindelijke overwinning van de kerk worden vooraf gewaarborgd. Meten is hier: begrenzen, beperken. "Hiet moetje af blijven", zegt God.

Wat is dat tot troost voor de strijdende kerk! De poorten der hel zullen de gemeente nimmer overweldigen. De Heere zegt: "die zijn van Mij. Zij zijn met Mijn bloed gekocht". Verkiezende liefde trekt hier de scheidslijn. Hen mag de vijand niet vertreden. Zij zijn Gods bijzonder eigendom. Zij worden gemeten, beschermd, bewaard. Deze kerk wordt, zoals we lezen in de geloofsbelijdenis: "staande gehouden tegen al het woeden van de wereld".

Dat wil niet zeggen dat de vijand niet op hen zal aanvallen. Zij zullen wel verdrukt en vervolgd worden, maar ze zullen nooit ondergaan. Hun geloof zal niet ophouden. De vlam der liefde zal nooit totaal uitgedoofd worden. De mededogende Herder zal het gekrookte riet niet verbreken, en de rokende vlaswiek niet uitblussen. "Meet de tempel Gods en het altaar en degenen die daarin aanbidden en laat het voorhof uit, dat buiten de tempel is".

De goddelijke bescherming strekt zich niet uit tot de buitenste voorhof en zelfs niet tot de heilige stad. De buitenste voorhof ligt wel dicht aan de binnenste voorhof. Je moet eigenlijk wel door die buitenste voorhof heen om in die eigenlijke, in die binnenste voorhof te komen.

En toch wordt ons duidelijk gemaakt dat het niet genoeg is om in de buitenste voorhof te staan, want daar heeft men geen band aan het altaar, geen band aan Christus. Zij, die in de buitenste voorhof staan, kennen de plaats van de tollenaar niet. Die hebben niet geleerd dat ze in Gods gericht niet kunnen bestaan. Zij hebben altijd genoeg gehad aan wat er in de buitenste voorhof is te vinden.

"Meet die niet", zegt de Heere, "want het is de heidenen gegeven en zij zullen de heilige stad vertreden twee en veertig maanden". De heidenen is hier het beeld van de zondige wereldmacht. Vertreden is onder de voet lopen, overweldigen. Het tijdperk is het welbekende tijdperk uit het boek Openbaring. Het wordt dan eens in dagen dan weer in maanden uitgedrukt of in tijden en gedeelten van tijden, maar het omvat twee en veertig maanden of twaalfhonderd zestig dagen. Het omvat het gehele tijdperk van het Nieuwe Testament, sinds de hemelvaart van Christus tot aan Zijn wederkomst.

En al die tijd zullen de machten van satan en wereld trachten Gods gemeente te vertreden.

"De omtrek van de kerk"

In Openbaring 11 wordt ons geleerd dat de omtrek der zichtbare kerk zal afnemen. De wijdste cirkel is de heilige stad. Een engere cirkel is de buitenste, de grote voorhof. De binnenste cirkel is de echte voorhof waar het brandofferaltaar staat. God zal toelaten dat de heilige stad en de buitenste voorhof door de heidenen worden ingenomen en vertreden. De omtrek van de kerk zal afnemen. De wereld zal de kerk op vele fronten terugdringen. Dit proces is al in volle gang.

Wat heeft de kerk al een groot gebied aan de wereld moeten afstaan. Wat hebben we ons al ver moeten terugtrekken. Vooral als we ook denken welk een invloed de kerk der Reformatie in het Nederlandse volksleven heeft gehad. Wat de Heere hier ons tot ons waarschuwing laat zeggen, zien we als het ware onder onze ogen gebeuren. Het naam-christendom zal in de eindstrijd onder de voet worden gelopen. Hoeveel duizenden verwereldlijken niet, ook in onze tijd. Hoevelen aanvaarden ideeën, principes en ook godsdiensten die ten diepste van de wereld zijn. Wat een verwording zien we, wat een afval uit het ledenregister.

En wanneer we dat nu zo rondom ons zien, moeten we ons eigenlijk te binnen brengen: "Ziet, Ik heb het u voorzegd". Wat blijft er weinig over. Gods ware kinderen kunnen en zullen vrezen: "zal ik wel overblijven?" Indien het mogelijk ware, zoude vijand ook de uitverkorenen verleiden.

En toch moeten wij niet moedeloos worden als we de omtrekken van de kerk kleiner zien worden. Maar we mogen het weten dat het echte heiligdom gemeten is. Dat de Heere voor Zijn kerk zorgen zal, en Hijzelf satan zijn beperkingen heeft gemaakt. Van de kerk moet hij afblijven. De poorten der hel zullen de gemeente niet overweldigen.

De veiligheid bij het altaar

Johannes werd opdracht gegeven om te meten. Wij hebben niet te meten. Wij moeten slechts de mensen de toetssteen voorhouden, n.1.: de kenmerken dergenen die tot het ware heiligdom behoren. Dit zijn aanbidders, die God aanbidden in Geest en waarheid.

Wat is de oprechtheid in de dienst van God belangrijk. Want de Heere ziet naar de oprechten in den lande. De ware aanbidders vinden wij vooral bij het altaar. Zij hebben bij het altaar leren schuilen. Zij hebben hun zaligheid buiten zichzelf in Christus' offer en bloed leren zoeken. En de vraag mag wel zijn wat waarde het dierbaar bloed van Christus heeft voor ons? Kennen we dat schuilen bij Hem, als een veroordeelde, vluchtend als een door de wet gevloekte tot Hem, Die de vloek der wet heeft gedragen en de verzoening heeft aangebracht?

God zal voor de ware aanbidders zorgen en het altaar blijft er ook. Want ook het altaar is gemeten. Ook de dienst der verzoening zal blijven, de weg naar het binnenste heiligdom. De weg die iedere keer weer bewandeld moet worden om verzoening te vinden in de offerande en de gerechtigheid van Christus zal open blijven. De strijd en de verdrukking zal maken dat de ware aanbidders dichter op elkaar en vooral dichter op het altaar zullen worden aangedrongen.

In onze kanttekenaren, en daar wilde ik maar mee besluiten, lezen we dat met altaar verstaan wordt: brandaltaar en reukofferaltaar. En alhoewel daar misschien exegetisch veel tegen te zeggen is, want het reukaltaar stond niet in de voorhof, toch wat zij verder zeggen is van belang. Ze zeggen: "want dit zijn de twee fundamenten van de ware religie, de verzoening van het brandofferaltaar en de voorbede van Christus, de voorbede van het reukaltaar". Dit zal Gods kerk er brengen. Romdom het brandaltaar en het reukaltaar, däär zijn Gods kinderen eeuwig veilig en geborgen. Vanwege Christus' offer en voorbede zal satan Gods gemeente nimmer overweldigen!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 november 1987

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

DE WARE KERK GEMETEN

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 november 1987

In de Rechte Straat | 32 Pagina's